.
Vlaanderen rouwt. 31 mei 1960 en 1 juni 1960 zijn twee inktzwarte dagen, die voorgoed in het collectieve geheugen zullen gegrift blijven. Vlaanderens topauteur en monument Willem Elsschot en zijn vrouw Fine overlijden vrij onverwacht beiden in de leeftijd van 78 jaar en met een tijdsverschil van amper 1 dag. Diepe verslagenheid en treurnis alom vooral in en om de Antwerpse Lemméstraat alwaar het koppel al 40 jaar woonde.
....
..
Johan Anthierens reconstrueerde in "Willem Elsschot - Het Ridderspoor" de fysieke aftakeling van Willem Elsschot met de focus op de laatste dagen van het echtpaar. We maakten er volgende ingekorte versie van.
In het jaar 1958 begint Willem Elsschot, die nooit voorheen ernstig ziek was geweest, met zijn gezondheid te sukkelen. Aanvankelijk lijkt het probleem zich te beperken tot een eczeemaandoening, maar de jeuk verergert.
De variërende zalfjes bieden weinig soelaas. "Ik zit in een slecht vel," placht Fons te zeggen. Van het aanhoudend krabben, op zich al gênant, ontstaat op de plaats waar hij zich ophoudt een hoopje huidgruis.
Er komen ongemakken bij, infecties, zweertjes in de mond.
Als de Belgische artsen hun onmacht bekennen wendt de zieke zich in Parijs tot de Franse huidspecialist Duperat, die de diagnose stelt dat De Ridder lijdt aan "mycosis fungodes", een kwaal waarbij de huid wegschimmelt. In een later stadium bezoekt de afbladderende zieke een professor-dermatoloog in Bonn. Hij krijgt een relatief nieuw geneesmiddel voorgeschreven, cortisone, dat het vochtgehalte in het lichaam vasthoudt met als zichtbaar gevolg dat het lichaam opzwelt. Nu en dan "krullen" de oogleden, dan beschermt hij zijn uitpuilende oogbollen met een donkere bril tegen besmettingsgevaar.
De vermoeide schrijver moet geregeld voor onderzoeken naar het ziekenhuis. Bij zo'n visite wordt darmkanker geconstateerd.
De dokters laten de verzwakkende patiënt nauwelijks gaan. Van medio februari tot eind maart verblijft hij onafgebroken in het Stuyvenberg-gasthuis, waar hij zich dient te onderwerpen aan een operatie.
Op woensdag 25 mei moet hij opnieuw "binnen" voor een ingreep in verband met een kankercomplicatie. Zaterdag 28 mei, in de loop van de namiddag, mag hij daar weg.
"Ik had verwacht dat ze je minstens met een gouden aars naar huis zouden sturen," verwelkomt hem eega Fine, getrouw aan hun gewoonte om ruw uit de bek te dialogeren
MAANDAG 30 MEI 196O. Naar maandagse traditie, is het echtpaar De Ridder 's namiddags op bezoek bij dochter Ida in de Venusstraat. Terwijl vader zich terugtrekt voor een pijnlijke stoelgang, verzucht Fine : "Denk eens na kind, we zijn allebei mensen van 78 jaar, wij hebben van het leven niet veel meer te goed." Het is de eerste keer dat Ida haar moeder op een naderend einde hoort zinspelen.
DINSDAG, 31 MEI 1960. Na waarschijnlijk een verkwikkend middagdutje wacht Fons om halfvier 's namiddags buiten voor de deur tot Fine eraankomt. Hij slaat een praatje met Aloïs Seymons, de 29-jarige kruidenier op de hoek van de straat.
Seymons vindt meneer De Ridder er patent uitzien , met een blos op de wangen. De bevriende klant legt uit dat zijn vrouw en hij boodschappen gaan doen.
Het tweetal begeeft zich op weg; loopt de 50 meter Lemméstraat uit richting Van Schoonbekestraat, draait naar rechts , begeeft zich tot aan de hoek waar zich de Sint-Laurentiuskerk bevindt, waarna de Markgravelei overgestoken wordt en amper zowat 80 meter naar links zakt Fons plots ineen. Toegesnelde voorbijgangers rapen hem op en dragen hem binnen in zijn huis in de Lemméstraat. Een dokter, toevallig op ziekenbezoek, haast zich bij De Ridder, die ligt te reutelen, terwijl Fine in de keuken meisjesachtig weeklaagt. Ze heeft de drie straten verder wonende oudste, Walter, telefonisch gealarmeerd: "Vake is gevallen." Walters zeventienjarige zoon, Walter junior, springt op zijn brommer en arriveert als eerste bloedverwant. Naast de dokter ziet de bedremmelde jongen toe hoe grootvader op de bordeauxrode bank, een driezit die "zoveel diensten heeft bewezen," naar adem snakt. Grootvader staart naar zijn kleinzoon, met brekende ogen, zonder teken van erkenning en geeft de geest.
Geleidelijk aan vult het huis zich met kinderen en kennissen.
Anna komt thuis en informeert op gewone toon: ""Hoe is het met Pa?"
Fine heft haar roodomrande ogen op en herhaalt, op het woeste af: "Hoe? Hoe is het met pa?! Pa is dood!"
In een metalen meidenbedje, van een mansardekamer naar beneden gebracht, wordt Alfons De Ridder in de voorkamer, straatkant, opgebaard.
WOENSDAG, 1 JUNI 1960. Fine had een relatief rustige nacht, maar ontbijt niet en blijft uit de buurt van de voorkamer. Tegenover Willem, haar zoon-huisarts, klaagt de vrouw over pijn in de benen Waarna ze zich rond drie uur te bed begeeft om een middagdutje te doen. Dochter Adéle, ongerust geworden gaat een uurtje later even kijken om tot haar ontzetting vast te stellen dat haar moeder overleden is
***
Vier dagen later werden Alfons De Ridder en Josephina Scheurwegen op het erepark van de begraafplaats Schoonselhof ter aarde besteld, in aanwezigheid van de familieleden, vrienden, kennissen en prominenten.
Het werd een merkwaardige, ietwat tragi-komische plechtigheid: het stoffelijk overschot van Fine in een gewone kist, het veraste lichaam in een urne.
Zo had de schrijver het enkele maanden voor zijn dood in een wilsbeschikking vastgelegd, op een avond toen het gesprek over de dood ging.
"Maar Fons, waarom laat je je niet verassen?" had hem een van zijn vrienden gevraagd.
"Bon, als ik u daarmee plezier kan doen, waarom niet vriend?" had Elsschot geantwoord en voor hij het goed besefte had hij zijn handtekening gezet onder een crematie-opdracht.
Zo geschiedde het dat op de laatste tocht de lijkkist van Fine in het open graf werd gelegd, waarna een kistje met de urne van haar man er bovenop werd geplaatst.
Op een plaats in Tsjip, zei Herman Teirlinck in zijn afscheidsrede lees ik: "Mocht ik ooit mijn lieve vrouw verliezen, dan trek ik naar Polen met pak en zak." Dat heeft hij niet hoeven te doen. Hij is daags voor zijn vrouw gestorven. En nog terwijl ik deze afscheidsrede houd voor de uitvaart van een dode vriend en een geducht wapenbroeder, heeft zijn echtgenote haar weduwschap afgelegd, de eenzaamheid ontvlucht en zich als een "stervend paard" fideel bij haar meester in het graf gevoegd. Hier zijn de tekens van het noodlot merkbaar. Zij worden diep gegrift. Ge zult ze lezen, mensen van morgen.
Raymond
NvdR : Dit is niet het laatste artikel over Willem Elsschot. Onze medewerker Raymond gaat nog en tijdje door.
|