‘Fons De Ridder was een flierefluiter. Hij kon geen rok zien of hij was weg. Dat was een van zijn specialiteiten. De “rattekes” noemde hij de meisjes. Hij was niet al te kieskeurig, maar hij had wel liefst jonge meisjes. Dat was algemeen van hem bekend.’
Deze uitspraak is niet van Liane Bruylants, maar komt uit de mond van Leentje, de dochter van Ary Delen, die jarenlang in de Lemméstraat kind aan huis was en maar al te best wist hoe er de gang van zaken was. Maar ook Liane Bruylants kon ervan meespreken en ongetwijfeld met veel meer recht en reden. Zelf geen onbeschreven blad, had deze Antwerpse dichteres, toneel- en scenarioschrijfster, jarenlang met Willem Elsschot een relatie waarover enkele jaren terug in en buiten schrijverskringen nog enige beroering ontstond.
Zij was zeker niet de eerste minnares in het leven van de schrijver, maar wel degene die de meeste liefdebrieven heeft nagelaten, aangevuld nog door verschillende spraakmakende mondelinge getuigenissen. En wat blijkt? Dat de trotse Antwerpenaar en vrouwenmagneet viel voor “zijn Liane” als nooit voor iemand tevoren. Ook nadat ze hem jaren geleden genadeloos had gedumpt, stelde hij alles in het werk om de relatie nieuw leven in te blazen. Hij ging hierin zelfs zo ver dat hij blijkbaar ten einde raad en waarschijnlijk voor de allereerste keer in zijn leven zichzelf reëel onderdompelde in zijn favoriete rol van underdog. Tevergeefs want tegenover de suprematie van de bijna veertig jaar jongere Liane had hij geen verweer. Maar nemen we de draad op bij het prille begin met
HOMME A FEMMES
Hoe Liane Bruylants een oude geliefde werd
‘Fons heeft me geleerd dat elk woord telt’, zegt de Antwerpse dichteres, toneel-en scenarioschrijfster Liane Bruylants (1921-2009). ‘Dat je heel goed moet opletten wat je schrijft. Dat is de opvoeding die ik van hem gekregen heb.’
Dit verhaal begint in 1946. Liane is 25. Sinds 1 juni 1945 is ze gescheiden en werkt ze met haar vriend, de criticus en dichter Frans Buyle (die ze in 1944 heeft leren kennen en bij wie ze blijft tot aan zijn zelfgekozen dood in 1977) in hun uitgeverij De Toorts. Tijdens de oorlog is ze correctrice geweest bij Het Vlaamsche Land. Ze leert Willem Elsschot kennen wanneer die ’s morgens bij haar aanbelt en probeert een advertentie voor Snoeck’s te slijten. Liane tekent daarvoor in, maar kan later de factuur niet betalen. Door de krach in de boekenwereld, die niemand had zien aankomen, geraakt ze in geldnood, maar Elsschot, heel grootmoedig, kwijt haar vrij van schuld.
‘Ik herkende onmiddellijk de gevoelige Laarmans in hem, maar ook de Boorman, die zich voordeed als deftige zakenman, maar eigenlijk een oplichter was. Ik heb Elsschot altijd ervaren als een man die tegen zijn wil in de harde zakenman moest zijn. Omdat hij hoorde te zorgen voor zijn groot gezin.’’
Liane beweert dat ze door Frans Buyle altijd met financiële problemen te kampen had. Hij voelde zich benadeeld omdat hij meende dat hij recht had op steun van de gemeenschap en dat hij de centen van de rijken maar moest nemen. Volgens haar ging hij zich te buiten aan oplichterijtjes. Bovendien mocht hij later niet meer schrijven wegens zijn publicaties tijdens de oorlog. Hij was verklikt door schrijver Toussaint van Boelaere, die een register had opgesteld van aangebrande auteurs.’
Met Fons kon ze praten over de moeilijkheden met haar partner, maar hij liet zich niet in met hun privé-leven.
Fons zoekt nader contact en dra gingen ze, gezellig gearmd, wandelen in de hoerenbuurt. De vonk springt over en lang duurt het niet of ze belanden samen in bed.
‘Fons had heel speciale ogen’, zegt Liane. ‘Sexy. Fons had een grote persoonlijkheid, aantrekkingskracht en veel charisma.’
‘De daad op zich was niet zo geweldig’, voegt ze eraan toe. ‘Hij gaf toe dat, toen hij jonger was, veel potenter was geweest. ‘Zijn leeftijd speelde hem parten . Ik zag het meer als een relatie van leraar tot leerling, als l’amour pédagogique.’
Voor hun intieme ontmoetingen gingen ze naar het Zuid, aan het Museum en in een hotelletje aan de Minderbroedersstraat.
Liane was op een bepaald moment ernstig ziek. ‘Elsschot komt me elke dag bezoeken’, schrijft ze in haar dagboek. ‘Het duurt maanden voor ik weer op de been ben’ ‘Toen zei mijn vader, die zeventien jaar jonger was dan Elsschot, waarschuwend: “Pas op voor die man. Die man loopt achter de vrouwen.” Ik heb niet gereageerd.’
‘Hij was niet flauw, maar nuchter in de omgang met vrouwen. “Een vrouw zou men in een schrijn moeten bewaren”, zei hij. Hij bedoelde daarmee dat hij respect had voor vrouwen. Hij was een homme à femmes.
Daarna heb ik hem jaren niet gezien, op een keer in Brussel na. Toen was Fons niet goedgezind, omdat ik te lang met Urbain Van de Voorde babbelde. Hij was jaloers.’
‘Ik heb Fons goed gekend van 1946 tot 1951, met tussenpozen, omdat ik veel moeilijkheden heb gehad, heel ziek ben geweest, financiële en andere problemen had met Frans, het stopzetten van ons uitgeverijtje, zenuwinzinking. Ik was het allemaal zo beu dat ik de knoop heb doorgehakt en in het onderwijs ben gegaan’
Antoon Roothaert – de auteur van Dr. Vlimmen – hielp haar aan een baan in Deurne, Alfons De Ridder zorgde ervoor dat ze die job kon behouden. Door een incident werd ze daar door de directrice ontslagen, waarna Elsschot gaat praten met burgemeester Dequeecker van Deurne met de bedoeling haar verwijdering ongedaan te laten maken. De vraag belandt vervolgens bij Richard De Clercq, gouverneur van Antwerpen, en het lukt – ze mag haar baan behouden – met inachtneming weliswaar van een maand schorsing.
‘Ik heb vele minnaars gehad’, bekent Liane Bruylants. ‘En ik heb het geluk gehad dat ik goede minnaars had: mannen die ik kon vertrouwen, met wie ik kon praten, die mij financieel hielpen. Fons is de enige die zijn geld heeft teruggevraagd toen het uit was.’
Het ging om een som van 8000 frank ( wat de dag van vandaag zo’n 100.00 frank zou zijn), die hij opvorderde via zijn advocaat en die zij in termijnen tot de laatste frank heeft terugbetaald.
‘Hoe het is fout gelopen?’, vraagt Liane. ‘Om eerlijk te zijn: ik begon iemand anders te zien. Ik moet toegeven dat het leeftijdsverschil tussen Fons en mij te groot was. “Je hebt me laten vallen als een baksteen”, verweet hij me en eigenlijk had hij gelijk.’
Tijdens de viering van zijn zeventigste verjaardag in een school aan de Quellinstraat in 1952 krijgt hij haar plots in het oog, loopt vlug op haar toe, omhelst haar, wordt weggehaald door een of ander personage, maar zegt haar nog in de gauwte zo zacht mogelijk: “Belt ge me nog eens op? Ge weet wel waar, hé?” Maar ze heeft hem nooit meer opgebeld.
Liane noteert daaromtrent onder meer in haar dagboek:
Willem Elsschot wordt gevierd. Heeft de leeuw zijn tanden en klauwen verloren? Wordt hij wat seniel en geeft hij toe aan wat hij zelf “al dat onnozel burgerlijk gedoe noemde?”
‘Hij wist dat hij werd gelezen. De rest vond hij overbodig.’
Tijdens de jaren 1950 en 1951 is er vrij veel gecorrespondeerd tussen Liane en Alfons. Onder meer volgende brieven bevinden zich in haar bezit:
6 februari 1950
Liane,
Ik dank u voor de toezending van uw bundeltje ‘Schimmen en Bacchanten’ dat ik met grote belangstelling gelezen heb.
Al deze gedichten hebben kwaliteiten. Daar het u echter interesseren kan te weten welke ik het mooist vind zal ik speciaal vermelden: V2, Schipbreuk en Irreëel.
De vertaling van Annabel-Lee is zeer vrij maar toch mooi. Aan die grote vrijheid kon u niet ontkomen aangezien u rijmend wilde vertalen,met behoud van de mooie cadans van Poe. Ik vind alleen dat ‘met hart en zinnen’ niet in de geest van Poe is. De ‘zinnen’, die, onder de zweepslag van de medogenloze (sic) natuur, het slotaccoord vormen van alle liefde, spreken niet uit de tekst van Poe Zijn engels spreekt, dunkt mij, van een liefde als die van Dante voor Beatrijs. Maar daar u (doorgestreept) Poe twee maal het woord ‘love’ gebruikt heeft,iets dat werkt in de rijm van de regel zelf, was u verplicht het zelfde te doen en u stond daardoor voor een grote moeilijkheid, dat geef ik toe. Bij Poe zit echter de schoonheid vooral in het gebruik van twee maal het zelfde woord, waardoor op ‘love’ een uitzonderlijke nadruk komt te liggen.
Ik hoop dat u zult doorgaan en wens u veel succes. Als u nog eens een paar gedichten schrijft behoorde die u eens naar het Nieuwe Vlaamse Tijdschrift te zenden, het zij rechtstreeks het zij via uw toegenegen
A. De Ridder (W.E.)
***
13 maart 1950
Beste Liane,
Ge zult mij dezen namiddag zeker aan de telefoon nog al kort gevonden hebben.
Maar mijn vrouw was in de buurt en ik wilde niet dat ze vernemen zou dat ik met u naar Deurne op stap ben gegaan om de heer Dequeecker te gaan spreken.
Vrouwen geloven niet in goede bedoelingen, maar steeds in één en dezelfde bedoeling.
Ik heb gewacht tot 10 minuten over één uur en moest weg.
Ik had anders gaarne van u vernomen hoe uw onderhoud verlopen is. Dat het zo lang geduurd heeft is in ieder geval geen slecht teken.
Morgen, Dinsdag, heb ik een rendez-vous met een dame bij Gentil, een café over de Locarno, iets dichter bij de statie en om 11 uur zal ik daarvan verlost zijn. Moest gij om11 uur daar in de buurt komen wip dan even binnen. In uwe plaats zou ik voorlopig geen stappen meer doen.
Uw toegenegen,
A. De Ridder
Het is wenselijk mij over deze zaak niet te schrijven. Moest gij me nog nodig hebben schrijf dan aan: Café ter Beke, Markgravelei 90 (Voor Mr. De Ridder), Antwerpen. (dat bevindt zich hooguit op 200 meter gaan van zijn woning in de Lemméstraat. Raym.)).
***
18 Maart 1950
Beste Liane,
Gij kunt mij morgen Zondag spreken, laat ons zeggen om 11 uur bij Gentil, waar wij elkander voor het laatst ontmoet hebben.
Een maand schorsing is toch iets heel anders dan ontslagen worden.
Uw toegenegen,
A. De Ridder
***
18 jan 1951
Geachte Liane,
Ik dank u voor het keurig uitgegeven exemplaar van ‘Eva Brandes’. Bij herlezing wordt de gunstige indruk nog versterkt.
Ik verneem van vrienden dat het reeds opgevoerd werd en wel met succes. Met ‘groot succes’ zegt er een. Het spijt mij werkelijk dat ik zulks niet geweten heb, anders had ik voor mij en mijn vrouw zeer zeker twee plaatsen besproken. Bij de eerstvolgende vertoning, if any, zullen wij aanwezig zijn. Ik raadpleeg nooit de theaterrubriek in de dagbladen en zo ben ik dan van de opvoering van uw Eva onwetend gebleven. Waarlijk jammer.
Veel succes wenst u uw toegenegen
A. De Ridder
***
16 april
Waarde Liane,
Ik dank je voor het gedicht van Robinson en voor de vertaling.
Over het omwerken van TSJIP tot een tooneelstuk kunnen wij wel eens praten. Ik ben iedere dag te bereiken per telefoon tussen halfeen en één uur (17.46.81), behalve op Donderdag en Zondag.
Hartelijke groeten.
A. De Ridder
***
(niet gedateerd)
Liane,
Het is beter mij niet te telefoneren.
Hebt gij iets te zeggen telefoneer dan 17.46.81 Café Hof ter Beke, Markgravelei 90 (over de kerk) en vraag naar Madame aan wie gij de boodschap kunt afgeven. Gij kunt daar ook een briefje bezorgen, zelfs per post. In dat geval: Hof ter Beke, 90 Markgravelei T.T. (voor Mr. De Ridder). Een en ander liefst twee dagen vooruit opdat ik u nog zou kunnen waarschuwen indien ik verhinderd mocht zijn.
De door u aangeduide plaats is niet geschikt. Laten wij steeds afspreken aan de ingang van de Zuidstatie of in het guichettenzaal, om halvijf. En dan een kwartier wachten indien nodig. Ik zal daar morgen, Donderdag, om half 5 zijn, omdat ik een correspondentie neem. Ik neem het busken aan de kerk in de Markgravelei (St. Laureyskerk) om 4.15 en neem dan aan de Zuidstatie de trolleybus. Zie ik u daar niet, laat dan maar iets weten aan het Hof ter Beke, mondeling, per brief of telefoon. Ik kom daar iedere middag om half één.. TELEFONEERT GIJ OM HALF TWEE DAN KUNT GIJ MIJ AAN DE TELEFOON KRIJGEN.; En anders aan madame zeggen. Ik kan waarschijnlijk Vrijdag of Zaterdag komen. Kom ik niet dan ben ik verhinderd. Dan maar opnieuw proberen.
(Alfons De Ridder)
***
Liane Bruylants overleed op 25 maart 2009 , ze werd werd 88 jaar.
(Vrij bewerkt naar “Een Man van Woorden” door Martine Cuyt)
Raymond
|