HOOFDSTUK 4: Mijn laatste jaren
In het vierde middelbaar verhuisde ik naar een kamer in de nieuwbouw op de Oude Vest. Het waren verzorgde moderne kamers. De muren waren in parament. De bedden waren gemetst. Een lattenbodem bestond niet. Onder de zachte matrassen was er een massieve plank in multiplex.
Bijna alles was onverwoestbaar. De vloeren waren betegeld. De kast was eveneens gemetst. In de kast zat er een lavabo.
Vanaf het vierde middelbaar mochten de studenten op hun kamer studeren. Al snel ontdekten we dat er via de lavabo kon gecommuniceerd worden met de buur. Daardoor ontstonden er samenwerkende vennootschappen. Dat was altijd meegenomen indien je bij de huiswerk een bepaalde oefening niet snapte.
Onze klas werd opnieuw gehalveerd. De meeste humoristische elementen waren verdwenen of zaten in de Wetenschappelijke richting. Enkel de sympathieke Paul De V. was met ons mee overgegaan.
Het verschil tussen het lagere middelbaar en het hogere middelbaar was goed voelbaar. Daar waar in de lagere jaren voornamelijk regenten les gaven, waren het in het hogere middelbaar voornamelijk licentiaten.
Latijn kregen we van dom Gerard. Het was een veertiger wiens uiterlijk gelijkenissen vertoonde met dat van Pater rector Pieter Batselier. Batselier was zwaarder gebouwd, maar beiden zouden kunnen doorgaan voor broers. Dom Gerard was een zeer intelligent man. Hij ging op in de dode taal. Ik hoor hem nog steeds zeggen "Mannen, hoor je dat?" Terwijl hij ritmisch een Latijnse schrijver citeerde. Ook het "Quoquusquetandem" is mij bijgebleven. ("Hoe lang dan nog" betekende dit Latijnse woord. Dom Gerard vertelde er een anecdote bij dat hij in Oost-Duitsland een priester ontmoette die "Quoquusquetandem" tegen hem zei op de trein. De priester doelde natuurlijk op het communistisch regime.) Soms ging dom Gerard zo op in de dode taal dat de studenten op de eerste rij nat werden van het gespukkel.
Een andere zinsnede van dom Gerard was: "Mag ik de geografie van het huis eens bezichtigen." Volgens de intelligente pater was dit een eufemisme voor het toilet. Dom Gerard had een tijd in het buitenland gestudeerd en was een geleerd man. Hij sprak soms een beetje raar. Ik kende hem niet goed, maar ik denk dat hij een rechtschapen man was en toen hij vele jaren later abt werd van de Abdij hoorde ik veel lof over hem.
Grieks werd gegeven door de leek mijnheer Jos Van Langenhove. Ik herinner mij nog levendig wat hij vertelde toen hij de eerste keer klas binnenstapte: Ik ben mijnheer Van Langenhove, alias den trip.
Mijnheer Van Langenhove had een snor en een aantal uitstulpingen in zijn gezicht. Met een beetje goede wil kon je hem eigenlijk nog het best vergelijken met een trip.
Weet je wat ze vorig jaar over mij vertelden?vroeg de leerkracht
Niemand antwoordde.
Tripke is gevallen en zijn bollekes zijn er afgevallen.
Maar dit bolleke laat ik staan, zei hij, terwijl hij naar een bolletje wees op zijn gezicht.
Mijnheer Van Langenhove vervolgde: Ik laat het staan voor mijn studenten, omdat ze dan toch nog iets hebben om over te grappen.
Mijnheer Van Langenhove was vrij direct, maar ik kon hem wel hebben omdat hij zo ongezouten humoristisch was. En dat gevoelen was wederzijds.
Na de vrij warrige Reginald Van Coolen in het derde middelbaar was mijn parate kennis van het Grieks ontoereikend. Ik had dikwijls moeite om zelfstandig naamwoorden van werkwoordsvormen te onderscheiden. Natuurlijk oud-Grieks was niet zo gemakkelijk. Ik vond Latijn veel logischer en duidelijker. Ook de woordenschat was veel meer herkenbaar.
Een andere nieuwe leerkracht was Herman Van de Putte. Hij was een Germanist die aan ons de vakken Nederlands, Engels en Duits gaf. Bijna elke dag van de week zouden we hem te zien krijgen. Het was een lelijke magere man met een goedkope metalen bril op. Het was iemand die zou kunnen doorgaan voor de lokale begrafenisondernemer in een boerendorp. Zo grijs, grauw en lelijk was hij.
Van de Putte was geobsedeerd door sport, had een voorkeur voor sportieve jongeren en beledigde onophoudelijk te zware medestudenten. Verder had de man uitgesproken meningen over zowat alle maatschappelijke onderwerpen, waarbij hij steeds een progressief-socialistisch standpunt vertolkte.
Van de Putte was uitermate sadistisch aangelegd. Vanaf dag één bombardeerde hij ons met pakken huis- en studiewerk. Hij genoot ervan om onze schoolvakanties te verpesten met zinloze taken. Zogezegd omdat het aan de Universiteit nog moeilijker zou worden. In feite omdat hij op die manier zijn frustaties zou kunnen botvieren. Ergens moet de man in zijn jeugd trauma's hebben opgelopen. Misschien werd hij wel gepest in de klas of uitgesloten. Of was het misschien zijn bescheiden komaf die hem parten speelde? Want zijn karakter was volledig misvormd. Dat bleek ook uit zijn ethische en filosofische opvattingen. Hij was ziekelijk progressief en had een hekel aan de aristocratie.
Herman Van de Putte ging natuurlijk te ver. Hij legde de lat alsmaar hoger en hoger totdat het niet meer aangenaam was. Ofschoon we amper één uur Duits per week kregen, vond hij het nodig dat we hetzelfde leerprogramma kregen als richtingen met drie uur Duits. Voor wie of voor wat? Dat weet niemand. De lessen Duits bestonden uit twee delen. Een half uur ondervraging en een half uur om de leerstof aan te duiden voor de volgende ondervraging. Het betekende enorm veel extra huiswerk. Ook bij het vak Engels hetzelfde scenario. Zeer veel extras voor thuis. En misschien dat Nederlands de kroon spande. Elke maand moesten we een boek lezen, waarna hij detailvragen stelde over het werk. Bij voorbeeld: Het hoofdpersonage had een ontmoeting met x in café y. Welk bier bestelde hij aan de toog. Hij stelde detailvragen over de kledij of over de wagen waarmee een personage reed. Leesboeken werden op die manier eerder blokboeken. Een twaalftal boeken moesten wij per jaar bestuderen. Daarnaast waren er natuurlijk nog uitgebreide boekbesprekingen en tweewekelijks waren er verhandelingen. En als we echt geen tijd meer hadden om te ademen gaf hij nog een paar ondervragingen. Langs alle kanten zadelde dit creatuur ons op met taken en lessen. Van alles wat hij vertelde moesten we nota nemen. Copies kende hij niet.
Mijn klasgenoten slikten Van de Putte's terreur. Na jaren Abdijschool waren de meeste rebelse elementen uit de klas verwijderd.
Van de Putte zocht in elke klas een slachtoffer. In het vierde middelbaar was dat diplomatenzoon Paul De V. De leerkrachten hielden niet van opvallende dandys zoals een Paul. Enkel studenten met een zero Profile konden profiteren van hun sympathie. Paul kwam in hun vizier terecht en zou het jaar moeilijk kunnen overleven. Bij de Wetenschappen was het Joachim H. die natuurlijk in het oog sprong. Hij was dan weer te controversieel en te alternatief om goed te scoren bij de leerkrachten. Een aantal achtereenvolgende jaren kreeg Joachim herexamens aan zijn been. Maar uit medelijden met de weduwe van oud-collega wijlen Bert H. lieten ze er hem toch keer op keer door.
Klastitularis van dienst was niemand minder dan de eeuwige Luc Desager. Wij sleepten de man ondertussen al drie jaar met ons mee. Het grootste nadeel van de Abdijschool was wel het feit dat je jaar na jaar op dezelfde gezichten moest zien. Op een bepaald ogenblik komt de eerste ergernis. Nadien begin je je hierop te fixeren. Op de lange duur heb je zon afkeer van iemand dat het ondragelijk wordt. Zo ook met Luc Desager. Desager gaf bovendien geen lesnotas meer, ook niet in zijn gekend muizengeschrift.
En toen gingen we op schoolreis naar Doornik. Doornik staat gekend omwille van zijn eigenaardige kathedraal die deels gotisch, deels romaans is opgebouwd. Aangezien we deze bouwstijlen in de lessen geschiedenis hadden besproken leek een uitstap naar deze gemeente een interessant gegeven. Na een busreis kwamen we aan de kathedraal aan. Luc Desager deed echt zijn best om ons de verschillende bouwstijlen diets te maken. Hij liep door de kerk alsof het zijn eigen huis was. Zonder iets te vragen trok hij met de ganse klas in het koor vooraan in de kerk. Terwijl hij op zijn gekende manier uitleg aan het verschaffen was, verscheen er plots een Waal met grijze overjas: Sortez delà !
Het was zon typische Waalse ambetantenaar die geen horen had naar onze leerkrachten.
Dan maar onze gidse opzoeken. De gidse die ons werd toegewezen was een gepensioneerde Waalse Lerares die haar best deed om Nederlands te spreken maar dikwijls een verkeerde klemtoon legde op woorden.
Na nogmaals een esthetische bespreking volgde er een boottocht langs cémentfabrieken
Er was werkelijk niets te zien en Luc Desaeger enerveerde zich openlijk aan de bejaarde gidse.
Toen we terug aan de bus kwamen kregen we een uur pauze. Het was net middag en bijna alle winkels waren gesloten, behalve een gazettenwinkeltje. Met een aantal studenten stormden we deze winkel binnen en kochten snel wat seksboekskes. Waar konden we echter deze lectuur inkijken? Iemand van de studenten had het lumineuze idee om ons te verbergen in één van de nissen van de Kathedraal. Toen we daar aankwamen inspecteerde Lieven Van H. de buit, terwijl anderen op de uitkijk stonden. Blijkbaar viel het hem allemaal wat tegen, want Lieven scheurde de ene na de andere bladzijde uit en smeet die voor hem in de nis. Dat trekt op niets en dat trekt ook op niets! Bladzijde na bladzijde sneuvelde. Uiteindelijk had hij alle bladzijden afgescheurd en achter de Kathedraal gegooid. Na dit aangename intermezzo begaven we ons terug naar de autocar.
De leerkrachten stonden er wat verloren bij en stelden voor om nog een laatste wandeling door de stad te maken. Er stak een zware wind op en we wandelden terug voorbij de kathedraal. Door de wind waren alle losse pagina's uit de nis weggevlogen en lagen deze verspreid over het grasplein voor de kathedraal. De aanwezige leerkrachten wisten niet wat hen overkwam. Overal lagen expliciete foto's op het grasplein.
De Abdijschool had weer een goede indruk nagelaten.
Naar het einde van het jaar gingen we op retraite. Voor de verandering ging deze bezinning door in een Abdij, namelijk die van Tongerlo.
Joachim H. zou Joachim niet zijn indien hij voor de gelegenheid niet iets speciaal in petto had. Hij had in zijn bagage vuurwerk gestoken en beweerde dit vuurwerk s nachts te willen afsteken. Zo gezegd, zo gedaan. We checkten in met een 40-tal studenten en een viertal leerkrachten. De dag verliep verder vrij rustig tot de bende moest gaan slapen. Door omstandigheden lag mijn kamer rechtover de grote slaapkamer van Joachim, Lieven Van H., Zoltan V., Dag Van W.en Kurt L. Omstreeks 22u werden de lichten gedoofd, behalve natuurlijk in Joachims kamer. Gedurende de ganse avond ging daar het licht aan en dan weer uit. Het was een prachtig schouwspel. Dan zagen we een deur opengaan, dan weer dichtgaan. Het spelletje duurde uren. En rond middernacht kwam dan de apotheose. Ineens verscheen er vuurwerk boven de Abdij van Tongerlo. Alle studenten hingen uit het raam, terwijl Joachim de ene pijl na de andere afvuurde. Luc Desager liep in pyama de kamer van de herriezoekers in en werd bedolven onder hoofdkussens. We hoorden Joachim en zijn bende tot bij ons lachen. Pas in de vroege uurtjes kon de rust worden hersteld.
De volgende ochtend verscheen in de kapel een priester van Tongerlose Abdij. Hij sprak minzame woorden. Dat hij net zoals velen de voorbije nacht wakker was geworden van het tumult veroorzaakt door de studenten van de Dendermondse Abdijschool en dat hij met de leerkrachten gepraat had en was overeengekomen dat de retraite toch nog zou doorgaan. Er ging een zucht van verlichting door ons heen.
Nadien volgde het ontbijt. Luc Desager reageerde geïrriteerd op de boodschap van de priester en beweerde dat hij dat niet was overeengekomen. Na ontbijt keerden we allen terug naar de Abdijschool. Een drietal studenten waaronder Zoltan V en Joachim H werden door de rector drie dagen van school gestuurd, met natuurlijk een pak straf. Ik vond de houding van de leerkrachten enggeestig. Natuurlijk dat Joachim en zijn bende gestraft moesten worden, maar toch niet de volledige groep. De remedie was veel erger dan de kwaal. Het was een typisch kinderachtige reactie van de leerkrachten op een puberaal gedrag. Luc Desager gaf mij de indruk liever bij zijn gezin te zijn dan op retraite. Het vroegtijdig afbreken van de retraite was een welgekomen excuus voor de seuterige leerkracht.
Zonder enig herexamen slaagde ik in het vierde Latijn. Paul De V. kreeg een B-attest en trok naar het Heilig-Maagdcollege te Dendermonde.
Tijdens de grote vakantie trok ik met de scouts op kamp naar de Oostkantons. Mijn scoutsleider was niemand minder dan Erik Parijs. Hij was een ex-paracomando met als gevolg dat dit kamp meer en meer op een overlevingskamp trok. Hij bedacht voor ons een soort van dodentocht. Gedurende drie dagen werden we zonder eten en drinken op pad gestuurd om moesten we maar zien te overleven. Na twee dagen hadden we zulke grote honger dat we een brood op de stoep voor een huis in stukken scheurden en opaten. Toen ik terug thuiskwam was ik 15 kilogram vermagerd en stelde de dokter vast dat ik klieren had van magerte...In zijn later leven zou Erik Parijs carrière maken als bouwpromotor te Dendermonde. In 2011 kwam hij in het nieuws toen hij met zijn Aston Martin aan 292 km/u over de E17 scheurde...
De poësis
Het vijfde Latijn moest een jaar van poëzie en passie worden. Door het verdwijnen van Paul De V. was onze klas echter weer een tof element armer. Jaren van selectie had onze klas uitgedund tot amper 16 studenten. En veel passie was er tussen de overblijvers niet te bespeuren. Enkel Lieven Van H. bracht hier en daar nog een humoristische noot.
De poësis zat samen met de retorica in de recreatiezaal van de nieuwbouw. Roken was er niet alleen toegelaten, maar werd eigenlijk gestimuleerd. Ongeveer de helft van de studenten rookten onophoudelijk. Op de slaapkamers mocht er dan weer niet gerookt worden. Het resultaat was dat vele studenten op de toiletten gingen roken.
Het roken had ook een pervers effect. De meeste studenten hadden aanstekers in hun broekzak zitten. Op een bepaald ogenblik had een student ontdekt dat indien je een vlam voor een spuitende deodorant hield dat je een vlammenwerper had. Dat had een enorm succes en op een bepaald ogenblik stonden de gang vol met studenten met vlammenwerpers. Net op dat ogenblik verscheen pater Rector. De aanwezige studenten vlogen de rest van het jaar naar de studiezaal.
De Retorica gaf in het begin van het schooljaar een fuif welke doorging in het Dendermondse Stadhuis! Het Dendermonds stadsbestuur was van CVP-signatuur en die stelde graag hun feestzaal open voor de Abdijschool. Aan de kassa zat dom Gerard geflankeerd met twee studenten. Tussen de prachtige schilderijen van de Dendermondse schilderschool stonden jonge knapen en meisjes te dansen en te fuiven. Zoiets was ongezien. In de vroege uurtjes botste ik op een zatte Zoltan V. die nog amper op zijn voeten kon staan. Hij trachtte te steunen tegen een kolom, maar gleed weg en viel met zijn hand op een glas. Het bloed stroomde eruit. Medestudent Nico V -zoon van de bekende overleden Hamse CD&V politicus & architect- bracht hem naar het ziekenhuis waar ze vaststelden dat een aantal pezen overgesneden waren. Zoltan bleef minstens een week in het ziekenhuis. Daar verbleef hij in een soort slaapzaal.Toen hij terug in onze klas verscheen stonden zijn vingers krom. Blijkbaar was de operatie niet goed uitgevoerd. De leerkrachten bleven opvallend vriendelijk voor dit enfant terrible. (Achteraf bleek dat Zoltan in de Abdijschool terecht was gekomen wegens ernstige problemen thuis. Blijkbaar was dit geweten en werd hem daarom veel gepardonneerd.)
Vele leerkrachten waren maniakale droogstoppels, behalve dan iemand als een dom Justinus. Zestiger dom Justinus (De smytter?) was een wijs en intelligent man, die toch een flinke dosis humor had. Er zijn maar weinig intelligente mensen die zichzelf kunnen relativeren, maar dom Justinus was er één van. Père Justin was een rechtschapen pater. Hij was de zoon van West-Vlaamse boeren die door de Eerste Wereldoorlog plat geruïneerd waren. Men vond na de oorlog van hun hoeve niets meer terug, geen akten, geen plannen, geen funderingen. Zo verschrikkelijk waren de verwoestingen in de Westhoek. De vader van de pater bleef militair en belandde zo in de Dendermondse kazerne. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd zijn vader gevangen genomen door de Duitsers en moest zijn moeder met weinig middelen het gezin onderhouden. Dat was een onbegonnen zaak en Justinus had tijdens de oorlog veel honger geleden. Samen met zijn broer Dom Lucas trad hij toe tot de orde der Benedictijnen. Justinus was een intelligent man, die tijdens zijn studententijd de bijnaam had van de eeuwige tweede achter de uitzonderlijk begaafde -en latere professor- Caudron. Dom Justinus gaf aan mij de vakken Grieks en Esthetica. Justinus trachtte met eenvoudige middelen ons inzicht te verschaffen in de prachtige wereld van de kunst.
Enkel voor deze pater besloot ik na het vierde middelbaar toch in de Abdijschool te blijven. Maar het was een strategische fout. Er was immers een wettelijke verplichting dat studenten de laatste twee jaar van hun humaniora in dezelfde richting moesten blijven. Mijn keuze voor de poësis was dus dubbel. Ik zou ook de retorica in de Latijn-Griekse moeten volbrengen. En dat perspectief stemde mij moedeloos.
Godsdienst werd gegeven door de toenmalige Abt Roger. Hij was een boeiend spreker. Al moet ik zeggen dat de leerstof op zich vrij dogmatisch en saai was. In feite werd het vak godsdienst nergens in de Humaniora goed gegeven. Men was altijd maar bezig met theoretische en filosofische discussies, maar de parate kennis van het Oude en het Nieuwe Testament ontbrak grotendeels. Ik had graag veel meer de bijbel kunnen bestuderen.
Joachim H. bleef zich steeds als een rebel gedragen. Hij had niets beter gevonden dan vanuit zijn kamer Wc-papier door zijn raam te laten wapperen in de wind. Door de turbulentie draaide dat Wc-papier rond de boom van de buur. Die buur was niemand minder dan de vervelende homo van de kledingszaak Miss Cannes op de Oude Vest te Dendermonde. Deze zeer mooie kledingszaak kon zulke versiering wel missen als kiespijn. Het was net voor de Kerstvakantie en het begon te regenen. Al het Wc-papier viel uit de boom voor het uitstalraam van de winkel. De uitbaters ergerden zich mateloos aan deze fratsen.
Joachim had als nieuwe hobby graffiti aanbrengen en wou deze hobby in de Abdijschool verder zetten. 's Nachts stond hij op en brak hij uit. Ook nu was de scheidingsmuur van Miss Cannes aan de beurt. Door het gespuit maakte hij het homokoppel wakker. Hij moest zich verbergen achter de muur, terwijl de homos hem trachten te vatten.
In de vijfde Latijn-Wetenschappen zaten nog een paar varkens zoals Pieter Van P. Toen die door had dat beide heren van de winkel beneden een homokoppel waren trok hij zijn broek naar beneden en liet zijn bloot achterwerk zien! De buren waren in alle staten.
Toen het sneeuwde vonden sommige studenten er niets beter op dan met sneeuwballen naar de voorbijgaande voetgangers te gooien op de Oude Vest. Plots reed een invalide in een karretje voorbij. De man kreeg een volle lading sneeuw over zich. Volledig onder de sneeuw reed hij tot aan de ingang van de Abdij op de Vlasmarkt 23. Pater Prefect kon er niet om lachen en strafte de ganse school.
Op een bepaald ogenblik passeerde een voetganger langs de Oude Vest die eruit zag als Popeye the sailerman. En natuurlijk begonnen er enkele studenten hem uit te lachen. De kerel die er zo onnozel uitzag bleek een jonge bendeleider te zijn. Hij heette Abbeloos. Zijn Dendermondse jeugdbende noemde de "bende van den Abbe". Zij reden op van die crossbrommers. Omdat de studenten van de Abdijschool hem hadden uitgelachen, zinde hij op wraak. Daarom kwam hij enkele dagen later terug met allemaal gevulde vuilzakken en kieperde die over de omheining van de koer. Op dat ogenblik was pater rector Pieter Batselier juist aan het surveilleren. De rector wist niet wat er gebeurde toen die bendeleider vuilzakken op de koer gooide. Alleszins maakte de figuur van de rector geen indruk op den "Abbe".
Rechtover de koer van de Oude Vest werkte er een hippieachtige figuur die een platenzaak uitbaatte. Hij reed met een oude gele Corvette. Die man noemde zichzelf "Christus". Iemand van de studenten had dit opgevangen en riep "Hey Christus" naar hem. Christus was opgezet met de eer die hem te beurt viel. Zogezegd geïnteresseerd begonnen jongeren vragen te stellen aan Christus. De man ging op in zijn verhaal van de Apocalyps en het einde der tijden. Hij had een heuse ringmap samengesteld met zijn visie op het hiernamaals en de symbolen in de bijbel. De jongeren vroegen aan hem om eens naar zijn map te mogen kijken. Christus was zo dom zijn map aan de studenten te geven. Nadat hij zijn map door de tralies stak, gingen de jongeren er mee aan de haal. Christus was zo boos dat hij in zijn wagen stapte en met gierende banden vertrok. De volgende dag had een studiegenoot het lumineuze idee om na het school met de ganse klas een singel te gaan kopen bij Christus. Wij gingen de zaak binnen en Christus kwam niet af. Uiteindelijk kwam hij etend naar beneden. Mijn studiegenoot zei dat hij een bepaalde singel wou, maar Christus zei dat hij eerst wou verder eten en dat wij maar moesten wachten. Uiteindelijk kwam hij een paar minuten later terug te voorschijn. Renaat vroeg opnieuw naar de Singel. Christus pakte die en smeet die op zijn toog. Renaat schrok en zei: "Ik dacht dat de klant koning was." waarop Christus antwoordde: "De klant is hier niets. Niets is de klant hier." Hilariteit ten top. Als een zootje ongeregeld verlieten we de zaak. Toen Christus een tijd later naar het buitenland vertrok op vakantie liet hij zijn zaak beheren door een vriend. Toen hij terugkwam waren al zijn platen verdwenen, alsook zijn vriend. Christus was failliet.
Ik zag er ouder uit dan mijn leeftijd. En zonder dat ik er om vroeg stonden er op vrijdag plots jongedames op mij te wachten aan de schoolpoort. Elsy, Lesley, Saskia etc. Deze interesse streelde natuurlijk mijn ego, maar anderzijds zat ik er wel om verveeld. Zeker als dom Gerard met zijn fiets voorbijreed terwijl ik met het andere geslacht stond te babbelen. Dom Gerard kon dat niet plaatsen en dat stoorde mij. Ik wist dat zulke situaties de geruchtenmolen zouden doen draaien en dat was niet de bedoeling.
In ieder jaar zat er wel steeds een zwart schaap. Iemand die uitsprong omwille van zijn houding of zijn voorkomen. En eens je die stempel op jou gekleefd kreeg zakten de resultaten met 20%. Want vele punten werden subjectief gegeven. Denk maar aan het quoteren van verhandelingen, voordrachten e.d. Na het wegvallen van Paul De V. was het duidelijk dat die titel nu naar mij zou komen. Zoals te verwachten was, plaatste mijn nieuwe klastitularis Herman Van de Putte mij in de klas zover mogelijk weg van hem, helemaal in de uiterste hoek links. De toon was daarmee gezet. Een gans jaar lang werd ik door hem geviseerd, beledigd en gepest. Voor de klas poneerde hij dat hij mij te dik en te rechts vond. Ook mijn voornaam vond hij maar dom. Van de Putte gaf aan mij de vakken Nederlands, Engels en Duits. Op verhandelingen en boekbesprekingen, voordrachten kreeg ik amper goede punten. Een keer was hij vergeten te kijken wie de verhandeling had geschreven en kreeg ik 15,5/20. Zijn gezicht sprak boekdelen. Van de Putte probeerde mij het leven zo zuur mogelijk te maken.
Voor geschiedenis kregen we natuurlijk opnieuw Luc Desager. Aan onze klas opperde hij de idee om een toneelstuk op te voeren. Bijna alle klasgenoten waren enthousiast. Ik bood mij vrijwillig aan om iets achter de schermen te doen, bij voorbeeld bij de organisatie. Desager was totaal niet geïnteresseerd in mijn inbreng. De voorbije jaren had hij mij meerdere malen onterecht gestraft. Ik had dat steeds sportief opgenomen, maar het was een teken aan de wand. Na veel aandringen mocht ik van hem wat affiches gaan kleven in de stad Dendermonde. Ik offerde mijn zaterdagnamiddag volledig voor hem op.
Het toneelstuk Oedipoes Koning was een groot succes. Maar Luc Desager was beginnen zweven. In zijn overmoedigheid had hij journalisten van Knack en andere weekbladen uitgenodigd. Plots hoopte hij op een nationaal succes! Hoogmoed komt voor de val...Toen hij nadien de klas hierover inlichtte, begon hij bijna te wenen.
Op de folders die werden afgegeven aan de toeschouwers prijkten alle namen van de deelnemende studenten. Natuurlijk dat mijn naam door Desager was weggelaten. Ik zou er niets op tegen gehad hebben indien hij niet de lafheid gehad had om een andere medestudent (Diederik Van I.) die NIETS gedaan had WEL toe te voegen. De klas reageerde furieus op dit favoritisme. Het heimelijke van Desager bleek nadien toen de winst moest worden weggeschonken. Om zich in de gratie te werken van de inrichtende macht van de Abdijschool schonk hij de volledige opbrengst aan het opvangtehuis het Dak in Sint-Gillis-Dendermonde. Dit opvangtehuis was verbonden aan de Abdijgemeenschap. Op zich was deze schenking een goed idee, maar Desager was onoprecht en meldde niet aan de studenten dat dit opvangtehuis aan de Abdij verbonden was. Hij gaf de indruk dat het sociaal doel willekeurig gekozen was, hetgeen manifest onjuist was. Ik hoop dat Luc Desager als goed katholiek alsnog eens te biechten zal gaan over zijn zonden in de Abdijschool.
Met Nieuwjaar had ik een paar lichte buizen. Het was weliswaar de eerste maal dat ik dat meemaakte, maar de toestand was niet hopeloos. Spijtig was mijn buis voor Wiskunde. De leraar wiskunde was een correct man. Omdat hij wist dat sommigen onder ons later toch voor dokter zouden willen gaan, had hij het niveau serieus opgekrikt. Ik had zeer veel moeite met de verregaande goniometrische vergelijkingen en formules van Simpson. Deze stof werd nergens in Vlaanderen in een taalkundige richting gegeven. Maar wiskunde is geen vak met veel marge voor subjectiviteit. Een oefening is juist of niet-juist. Ik neem hem dan ook niets kwalijk.
Spijtig genoeg hadden we opnieuw de lelijke luie logge Lutgardis De Roover voor het vak Frans. Weer een gans jaar geleuter en gezever over haar hond en haar drie kinderen. Om toch een beetje punten te kunnen geven gaf ze nu en dan een verplicht opstel of een boekbespreking. Het boekje dat we moesten lezen was vulgair en paste zeker niet in een Katholieke school. Ik herinner mij een passage waarbij het hoofdpersonage zijn zizi- piemel dus- in kleuren schilderde en toonde aan de mensen. Ik liet het boekje ook lezen door mijn franstalige grootmoeder die in alle staten was. Als goed katholiek was ze zo geschandaliseerd dat ze naar de Abdij wou gaan om haar beklag te doen. Mijn vader kon haar maar met moeite tegenhouden.
Op een bepaald ogenblik moesten we een opstel schrijven. Ik liet mij bijstaan door mijn Franstalige grootmoeder en kreeg 2/20! Toen ze de punten overliep zei ze gewoon dat ze het niet goed vond, maar kon grammaticale of inhoudelijke redenen opwerpen. Het was gewoon een afreageren van een frustratie. Mijn vader ging naar het oudercontact en vroeg een onderhoud met haar. Hij vroeg wat de boodschap was achter deze symbolische score.
Mevrouw De Roover was vals en durfde niet toe te geven dat ze een enorme aversie tegenover mij had.
Enkele weken later was ze in de klas opnieuw aan het lullen over haar gezinsleven. Zoltan V. die voor mij in de klas zat draaide zich om en begon aan mijn bril te prutsen. Ik reageerde correct en vroeg Zoltan om van mijn bril te blijven. Zoltan begon daarop op zijn gebruikelijke manier te vloeken en gaf mij een klop. Waarop Lutgardis De Roover tussenkwam en mijn huid vol schold.
Het is altijd wel iets met U, zei ze.
Tegen Zoltan zei ze niets.
Zoltan draaide zich om lachte mij uit.
Sommige medestudenten zaten verbouwereerd te kijken. Toen ik dit meedeelde aan Luc Desager haalde die zijn schouders op.
De subjectieve manier waarop Lutgardis De Roover mij behandelde, zorgde ervoor dat ik op een bepaald ogenblik tijdens een proef de antwoorden afschreef van mijn buur, de stille Dag Van W. Dag kreeg voor dezelfde antwoorden 15,5/20 en ik 9,5/20. Dat was de zoveelste pesterij van de lompe lelijke leerkracht. Ik confronteerde haar ermee, maar zij draaide haar rug ostentatief naar mij.
Op dat ogenblik wist ik dat ik best van school zou veranderen. Maar dat was toen niet meer onmogelijk. Ik raakte verzeild in een tweestrijd. Enerzijds wou ik zo snel mogelijk van de school weg, maar anderzijds wist ik niet waarheen te gaan.
Met de moed der wanhoop probeerde ik alsnog de situatie recht te trekken, maar ik ondervond meer en meer de macht van het zwart schaap syndroom. Er zijn zeker al sociologische studies gepubliceerd, waarbij men resultaten van studenten positief of negatief stimuleert via externe manipulaties. Omdat ik telkens weer met mijn hoofd tegen de muur botste, gaf ik uiteindelijk de moed op.
Toen ik in de les Chemie onmogelijk het bord kon lezen omdat ik opnieuw gans achteraan in de lange klas geplaatst werd, reageerde ik niet meer.
Ik werd ziek en kreeg op enkele maanden tijd twee maagzweren. Ik moest in behandeling bij de Gentse dokter Jean-Pierre Yvergneaux, een verre neef van mijn vader. Dokters verklaarden zoiets nog nooit te hebben meegemaakt bij een 16-jarige. Mijn vader ging opnieuw naar school en had een onderhoud met pater Rector Pieter Batselier. De Rector trok openlijk de kaart van zijn leerkrachten en beweerde dat ik een smoelentrekker was. Aan het verhaal van de maagzweren werd weinig belang gehecht. Meer nog, toen we enkele weken later s avonds naar de mis moesten en via lange rijen naar de Abdijkerk gingen, kwam pater Rector ziedend bij mij en stuurde mij naar mijn kamer, omdat ik volgens hem de dan weer te snel en dan weer te traag zou gelopen hebben. Je reinste onzin.
Van de Putte en De Roover volhardden in de boosheid. Vooral Van de Putte had openlijk sadistische trekjes. Toen hij vernam dat we op vrijdag reeds vier ondervragingen hadden, voegde hij er gemeen nog drie ondervragingen aan toe, zodat we die vrijdag elk uur een proef hadden. Er verscheen een ziekelijke grimas op zijn gezicht. Ik herinner mij nog levendig de laatste lessen Nederlands in het tweede semester. Van de Putte zag dat hij de laatste stukjes niet meer ging kunnen behandelen en besloot daarop in een speedtempo het resterend gedeelte door te nemen. Hij schreef nooit iets op het bord en alle stof moesten we dus zelf noteren. Twaalf A4 bladzijden per lesuur (50 min) schreven we vol, tot we krampen kregen in onze handen. En toen we het niet meer konden houden, begon deze leerkracht voldaan te lachen. De laatste minuten van het schooljaar deelde hij nog tien bladzijden bibliografieën uit van de belangrijke Nederlandstalige schrijvers. Het was de bedoeling dat we van alle auteurs de voornaamste werken van buiten kenden tegen het examen. Uiteindelijk bedroeg de leerstof voor het vak Nederlands in het tweede semester van de Poësis 300 bladzijden. En het was natuurlijk de bedoeling dat we deze stof van de eerste tot de laatste bladzijde kenden.
Er was ook een improvisatieproef Nederlands, spreken in het openbaar. Studenten kregen 5 minuten de tijd om een speech voor te bereiden over een willekeurig onderwerp. Nadien moesten ze in de kapel voor de medestudenten en Van de Putte deze speech houden. Van de Putte had een twintigtal onderwerpen, maar koos zelf voor iedere student het onderwerp. Lieven Van H. kreeg als onderwerp een verslag van een voetbalwedstrijd, een ander mocht spreken over Voeren of over de Belgische politiek. Een ander kreeg een ethisch thema om over te speechen zoals abortus of euthanasie. Aan mij gaf hij het onderwerp: De intifada, waarbij hij natuurlijk hoopte dat ik het zelfs woord niet zou kennen. De intifada is leerstof van de retorica, terwijl wij in de poësis zaten. Maar spijtig genoeg voor Van de Putte wist ik dat dit de Palestijnse opstanding betekende, hetgeen kadert in de ontvoogdingsstrijd van de Palestijnen in Israël. Maar de volledige geschiedkundige achtergrond met de Balfour Declaration zat niet in mijn parate kennis. Na mijn voordracht begon Van de Putte dan maar te kappen op mijn longinhoud en mijn zware stem.
Na een stresserende reeks examens brak het uur van de waarheid aan. Mijn vader en ik waren een tiental minuten te laat op de proclamatie. Pater Rector had net een speech gegeven en was daarna weggelopen uit de polyvalente ruimte met de woorden:
Om persoonlijke redenen zal ik mij nu in mijn bureau terugtrekken.
Ik heb een serieus vermoeden dat de Rector een confrontatie met mijn vader uit de weg wou gaan.
Toen ik aankwam bij mijn klastitularis Herman Van de Putte kon die zijn glimlach niet verbergen.
Het is niet goed zei hij gespeeld ernstig.
Bij de meeste vakken was ik met de hakken over de sloot, behalve Duits, Engels, Frans en wiskunde. Ofschoon Van de Putte zo gepoogd had mij ook op Nederlands te kunnen buizen was dat niet gelukt. Indien ik een wit schaap was geweest, was ik er zeker vanaf gekomen met twee of drie heraxemens, maar nu prijkte onderaan mijn rapport: C-Attest, oftewel gebuisd zonder herkansing.
Mijn vader werd rood van woede en ging direct in discussie met Van de Putte. Ook mijn vader had nare ervaringen gehad in zijn humaniora, waarop Van de Putte cynisch antwoordde: De appel valt blijkbaar niet ver van de boom. Uw zoon is blijkbaar een aardje naar zijn vaartje.
Mevrouw Lutgardis De Roover had ook boter op haar hoofd en verschuilde zich elders in de zaal. Ze had geluk, want ze had anders zeker een oorveeg van mijn vader gekregen.
Gelukkig botsten we nog op de eeuwig minzame dom Justinus die mij een hart onder de riem stak. Dom Justinus had door dat het vooral een afrekening was en zei hardop: "Van de Putte is een socialist!"
Mijn moeder kwam te laat toe op de proclamatie en Herman Van de Putte verklaarde aan haar: Uw zoon mag zijn jaar opnieuw doen, maar moet van mij geen enkele tegemoetkoming verwachten. Met die laatste zin gaf Van de Putte toe hoe diep zijn haatgevoelens zaten en hoe subjectief mijn uitslag was. Iedereen begreep toen dat ik best van school veranderde.
We waren op elkaar uitgekeken, de leerkrachten en ik. Hetgeen mij jaren heeft beziggehouden, is de manier waarop deze verstoorde relatie zo is kunnen ontsporen. Natuurlijk, ik was ook geen engel en ik had uitgesproken meningen over bepaalde maatschappelijke themata, waarbij ik steeds een rechts conservatief katholiek standpunt verdedigde. En ik viel natuurlijk op door mijn voorkomen en het succes bij de jonge vrouwen. Blijkbaar zijn negatieve gevoelens voldoende om een student die nota bene slim genoeg is te buizen. Absolute willekeur, subjectiviteit, arbitrair gedrag, het was allemaal mogelijk in de Abdijschool van de jaren 1980. Er was geen haan die er naar kraaide.
Het Abdijschoolavontuur eindigde voor mij dus in absolute mineur. Pater Rector probeerde nadien via mijn moeder mij in de school te houden voor een bisjaar. Maar er was geen haar op mijn hoofd dat daaraan dacht. Zelfs een ezel stoot zich geen twee keer aan dezelfde steen.
EPILOOG
Na mijn buisjaar trok ik naar het Dendermondse Heilig-Maagdcollege waar ik twee jaar na elkaar de eerste van de klas werd.
Nadien studeerde ik aan de Universiteit Gent Internationale Betrekkingen en was in mijn licenties telkens bij de eersten van mijn jaar. En nergens, zelfs niet aan de Universiteit, was de werkdruk hoger dan in de Dendermondse Abdijschool.
In 2000 werd de Abdijschool verkocht aan de provincie Oost-Vlaanderen. Pater Rector trad uit het klooster, maar bleef wel priester. Hij werkte een tijd als directeur van een bezinningscentrum te Bellem. Aangezien dit centrum gelegen was in het kasteel, kreeg hij de bijnaam: De baron van Bellem
Dom Lucas, dom Urbanus en dom Robert zijn ondertussen overleden.
Dom Robert maakte in de jaren negentig een ongelukkige val en was nadien lange tijd op de sukkel. De persoon van Dom Robert kwam de laatste maanden in de media omwille van seksueel misbruik in de jaren 1970 en 1980. Aangezien de pater ondertussen overleden is, is de waarheid moeilijk te achterhalen.
Dom Gerard werd recent aangesteld als nieuwe Abt van de Abdij in opvolging van de bejaarde Abt Roger.
Medestudenten:
Bernard L. werd net als zijn vader notaris te Izegem
Lieven Van H. werkt bij de Vlaamse overheid
Matthieu Van Den B. is professor in de hersenchirurgie te Leuven
Zoltan V. werkt als vastgoedmakelaar in Oost-Europa
Dag Van W. werkt als verpleger
Kurt L. is economist
Bert O. is plastisch chirurg in Sint-Niklaas
Patrick Van der V. werd jurist werkte bij Sotheby's en woont in Londen
Gijsbrecht H. werd germanist
In 2010 was er een klasreunie. Niemand van mijn geboortejaar was aanwezig...
Tot op de dag van vandaag -dus na meer dan 20 jaar!- droom ik nog geregeld over de Dendermondse Abdijschool.