een woordenvloed
frutselen tintelen kakelen reutelen peuteren leuteren tateren gniffelen pruttelen sudderen knabbelen sabbelen kibbelen boemelen smikkelen knibbelen knapperen knisperen knuppelen klungelen babbelen knoeperen flikkeren tokkelen stotteren zwabberen knipperen klepperen frommelen seuteren snotteren huppelen toeteren sukkelen rommelen lispelen dommelen gidderen stuiteren wobbelen schommelen taffelen vlinderen klepperen spetteren murmelen flodderen kribbelen fladderen foeteren lammeren tuimelen sjoemelen dobberen klepperen mekkeren glitteren bepampelen kreukelen trampelen sidderen schuifelen ... ... ... ...
Je zou al die woorden toch wel knuffelen.
|