|
De droom.
Ik zit met mijn hoofd in de ruimte. Weg van mijn kleine aarde. Nu nog een erwt groot. Leeg is het hier. De zon buldert. Een reusachtig vuur. Meedogenloos vernietigt ze alles wat haar nabij komt. Haar stralen doorboren me. De melkweg boven me is nog altijd ver weg. Daar knallen werelden op elkaar. Massas die in elkaar ploffen of met een oorverdovende knal uiteenspatten. Een hel van vuur en dood in het omringende desolate zwart. Onherbergzaam is het ook daar. Ik moet daar niet. Ver en nog verder herhaalt zich dat patroon. Niets dan stelsels hete sterren die in één groot gevecht om elkaar kolken. Elkaar vernietigen, steeds opnieuw in een eindeloze chaos. En ook hier beneden me vechten ze nog steeds op de kleine erwt. Geprangd zit ik tussen het geweld. Ik open mijn ogen om het niet meer te zien.
mizar 1993
|
|
|