Bart zijn verhalen
verhalen voor alle lezers in quarantaine
17-05-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zondags gedicht. Vrienden.

Vrienden

Terwijl je deze band aan het lezen bent

Weet dan dat we je welkom heten

Dat jij hier wordt verwend

En je woorden niet worden afgemeten

 

 

 

Waarom zou je dit verder lezen?

We hoefden het zelfs niet te schrijven

Je wist toch dat we veel om je geven

En dat we innig hopen dat het zo zal blijven.

 

 

Al wie deze band leest

Behoort bij onze vrienden

Misschien ben jij het wel die het meest

In onze gedachten terug is te vinden.

 

Het mooie moment:

Een bloem die eindelijk opengaat

Een verlossende druppel op een schroeiende dag

Een zon die plots stralen gaat

Alles is minder dan jouw glimlach.

 

 

 

Telkens je naar deze tekst zult kijken

Zal onze vriendschap verder groeien

Zal ons geluk steeds verrijken

En net als een blauwe iris bloeien.

 

Geniet van elk moment

Terwijl je dit aan het lezen bent

Want je bent hier bij goede vrienden

Die men slechts zelden zal vinden

 

Goede vrienden zijn zeldzaam

Ze zijn als het reinste water

Ze blijven in je geheugen staan

Nu, morgen en zelfs veel, veel later.

 

 

Het mooiste moment vandaag?

Zes cijfers van de lotto brengen groot geluk

Maar het is nog de vraag

Want met uw lach kan mijn dag nimmer stuk

 

Denk erom, denk erom

Hier ben jij steeds welkom

Alsof je het nog niet wist

Wij hebben je gemist

 

 

Gisteren hebben we aan jou gedacht

Gisteren hebben we naar vandaag getracht

Vandaag hebben we op dit moment gewacht

Vandaag zien we weer hoe je naar ons lacht

 

17-05-2020 om 11:55 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
16-05-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 10. Raket met duizend gezichten.
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Raket met duizend gezichten.

%%%FOTO1%%%

Deel 10

De moeder van Dennis.

“Zo, jongen, jij bent dus de zoon van Henk zaliger, maar wie is dan uw moeder?”

“Over mijn moeder wil ik niet spreken, ik kom voor die brief hier.”

“Mag ik die brief eens lezen, ik ben van de sociale dienst, misschien kan ik je helpen en meer uitleg geven.” Nadat Mieke de brief gelezen had blijft ze dromerig voor haar heen staren. De jongen wacht ongeduldig en kijkt haar nieuwsgierig aan.

“Ik leerde uw vader kennen toen ik pas achttien was. Hij was matroos op een cruiseschip, ik was met mijn ouders op vakantiereis. Ik verveelde me dood op dat groot schip en ging op verkenning, vooral de verboden plaatsen trokken mij aan. Ik belandde op het benedendek en ging een deur binnen. In de keuken stonden verschillende grote toestellen, op één ervan pinkte een groen lampje, een groen lampje dat is dus veilig dacht ik. Nieuwsgierig trok ik een deurtje open, een walm van hete dampen steeg omhoog en op een mum van tijd hing de kamer vol damp. Op dat moment kwam uw vader binnen.

‘Wat is hier gebeurd en wat doe jij hier in de kombuis? Hier mag alleen personeel komen.’ Plots zag hij hoe mijn haar vet van de damp in slierten tegen mijn gezicht plakte en hij bulderde van het lachen. Ja, bulderen kon hij wel maar hij kon ook lief zijn. Ik keek kwaad naar hem en begreep niet wat er zo lachwekkend was aan mij.

‘Lach met jezelf, kieken!’ riep ik nijdig naar hem.

‘Je moest jezelf eens zien, Jij bent precies een soepkieken met je natte haren. “Daarop wierp hij mij een handdoek toe. ‘Hier droog je af, zodat je weer onder de mensen kunt komen.’

Dankbaar nam ik de handdoek en wreef mijn gezicht en haren weer droog.

‘Wauw, dat is beter zo. Weet je dat je zo met die wilde haren er best sexy uitziet.’ Ik had de wilde verhalen gehoord van de matrozen en hun liefjes. Maar ik was pas achttien en vond het een lief compliment en voelde me gecharmeerd. Daarom begon ik te lachen. We schertsen samen nog wat tot hij zei: ‘je mag hier niet komen, maar kom binnen een uurtje terug naar het benedendek dan ben ik vrij en maken we kennis met elkaar.’

Zo ontmoette ik uw vader. We werden verliefd en ik hield van hem tot aan zijn dood.” Dennis wordt weer ongeduldig. “Dat kan allemaal mooi zijn, maar wat heeft dat met die brief te maken?”

Mieke keek medelijdend naar de jongen. Deze kerel heeft al veel doorgemaakt dacht zij, hij weet niets van zijn vader en denkt dat deze hem verlaten heeft. “Jij hebt je vader nooit gekend, maar uw vader heeft jou ook nooit gezien. Hij wist amper van uw bestaan. Uw moeder is het die bij hem is weggegaan. Op een nacht was zij plots weg, en uw vader wist enkel dat zij een kind verwachtte. Om zijn leed te vergeten is hij gaan varen. Hij wist niet eens of hij een zoon of een dochter had. Van de deurwaarder hoorde hij hoeveel alimentatie hij moest betalen. Zijn ex had aan het gerecht verteld dat hij hem verlaten had en nog vele andere leugens, die zij jou waarschijnlijk ook verteld heeft, maar uw vader zou nooit een vrouw slagen, daar was hij te edelmoedig voor.”

“oké, oké mijn vader was de bedrogene, maar hij heeft me nooit opgezocht, nooit iets laten weten. Nu hij dood is krijg ik zijn eerste brief. Dan heb ik nog liever mijn verslaafde moeder. Die zag ik minstens toch één keer per week.”

“He, kan het zijn dat uw vader wel brieven schreef, maar dat uw moeder die achterhield, of dat hij uw adres niet kende? Hoe kon hij jou dan brieven sturen?” merkt Jan op.

“Kom leg nu maar uit wat er in die brief staat die je vast hebt,” onderbreekt Nestor het gesprek.

“Uw vader schrijft hier dat je contact moet nemen met notaris Verrebroek, bij hem ligt het testament van uw vader.”

“Dat heb ik ook gelezen, maar wil dat zeggen dat de hele erfenis naar mijn moeder gaat?”

“Uw vader was gescheiden en jij bent zijn enige erfgenaam.”

“Krijg ik dan zijn boot?”

“Neen, een boot heeft hij niet, tenminste voor zover ik weet. Hij werkte op een boot, maar die boot was niet van hem.”

“Ja, zeg dat weet ik toch allemaal niet, ik heb nooit iets over mijn vader gehoord.”

“Kan uw moeder niet meegaan naar de notaris?”

“Mijn moeder? Die zal wel proberen alles zelf te krijgen zodat ze weer kan gaan gokken, drinken of drugs kopen. Ik ken niemand die mij kan helpen, willen jullie niet met mij meegaan?”

“Dat regelen we later wel. Jij had nog een brief zei je?”

“Ik moest me naar dit adres wenden en vragen naar Mieke.”

“Laat die brief eens zien, want dat heb ik niet geschreven. Trouwens ik zou jou nooit naar hier laten komen, ik woon hier niet eens.” Mieke neemt de brief van Dennis aan en bekijkt aandachtig het handschrift. “Zie je wel, dat is mijn geschrift niet, maar van wie dan wel?”

“Van mij, roept Jan plotseling.” Verbaasd draaien alle koppen naar Jan.

“Waarom heb je dat gedaan?” vroeg Mieke.

“Ik wilde de jongen ontmoeten, ik dacht dat hij wel hulp kon gebruiken.”

“Hij is het, hij is de vader,” denkt Yvette, “hij wil alles weten wat met Mieke te maken heeft.”

Mieke kijkt hem verontwaardigd aan. “Waar bemoei jij je mee? Dat gaat toch alleen mij en deze jongen aan!”

“Laat maar,” zei de jongen, “door hem ben ik hier beland want anders wist ik niet waar naartoe. Er stond namelijk nergens een adres op, buiten deze ene brief van Jan.”

“Oké, nu weten jullie allemaal wat er gaande is. Deze jongen heeft hulp nodig, dan moeten jullie hem helpen ook,” zegt Mieke heel zelfzeker.

“Natuurlijk, de jongen blijft vannacht hier en morgen ga ik samen met hem zijn moeder opzoeken. Later gaan we naar die notaris Wijdbroek,” antwoordt Jan haast onmiddellijk.

“Verrebroek,” verbetert Mieke hem.

“Ik ga mee zegt Nestor, ik wil weten of zijn moeder echt zo laag gevallen is.” “En ik ga weer naar mijn atelier, ik krijg plots het idee om de verwaarlozing te creëren,” antwoordt Francesco.

“Die moet je toch niet creëren, die heb je toch al, kijk maar naar konijntje!” Xavier springt recht en wil Jan aanvliegen, maar Francesco duwt hem weer terug.

“Een kunstenaar die zijn energie verspild aan nutteloos geweld wordt zelf nutteloos.

Kom konijntje ik heb je nodig.”

“Ja, voor in de rommel van Jan te gaan snuffelen,” merkt Yvette op.

“Het kan me niet schelen, ik kan ze toch niet tegenhouden, die twee nuttelozen,” antwoord Jan op zijn teen getrapt.

“Het nutteloze is een op hoger peil gebrachte verwaarlo….” horen de anderen in de huiskamer nog terwijl Francesco en Xavier door de gang gaan.

              Jan en Yvette waren als eersten aan de ontbijttafel. “Vandaag ga ik naar Dennis zijn mama om kennis te maken en uit te zoeken wat er met de opvoeding mis gaat.”

“Jan, jij gaat toch niet in die kleren naar de stad?”

“Waarom niet, het is goed weer, de zon schijnt.”

“In een vuile korte broek en met een kapotte stofjas?”

“Kapot, waar is die kapot?”

“Hier, achteraan, een scheur in het midden van uw rug.”

“Oh, dat heeft zeker dat konijn me gelapt!”

“En waarom zou Xavier je dat gelapt hebben? Om een nieuw kunstwerk te maken misschien? ‘JAN EN ZIJN SNEE’ of zoiets?”

“Och, je kunt van die mannen alles verwachten, ik vertrouw die voor niets.”

“Kom man trek een lange broek aan en die stofjas blijft thuis, die zal ik wel herstellen, of laat je dat liever door Mieke doen?”

“Als je dat doet voor mij, dan ben je vandaag de liefste vrouw ter wereld.” “Kom het is al goed, zorg maar dat je beleefd bent bij Dennis zijn mama.”

Hij is de toekomstige vader niet, want dan zou hij mij niet de liefste noemen, besluit Yvette in gedachten.

Nestor, Dennis en Jan zitten samen op de tram als Dennis plots hardop begint te lachen.

“Waarom moet je lachen?” vraagt Nestor.

“Als ons ma thuis is, ALS zeg ik wel want ze is haast nooit thuis, dan…” De jonge man begint weer hardop te lachen.

“Wat als? Wat valt er dan zo te lachen?” vraagt Jan ongeduldig.

“Och, het zal weer iets onnozel zijn, die mannen lachen met alles op die ouderdom,” zegt Nestor op kalme toon.

“Als ons ma jullie zo ziet gaat ze onmiddellijk lopen. Dan denkt ze dat er twee deurwaarders aan de deur staan, en die ziet ze liever niet dan wel.”

“Dat is knap dat, ik mocht van Yvette mijn stofjas niet eens aandoen. Als ik dat had geweten.”

“Dat kan ik geloven met die scheur vanachter erin.”

“Wist jij dat dan, hoe lang weet jij dat al?”

“Een week of tien dagen misschien. Ik dacht dat het zo moest, bij jou weet men nooit!”

“Dan loop ik al een week op straat met die kapotte stofjas. Ik ben zo zelfs naar Mieke geweest. Wat gaat die van mij denken?”

“Och, Mieke kent jou al. Kom we moeten afstappen, we zijn er.”

“Volg mij maar ik heb een sleutel, we hoeven ze niet wakker te bellen.” Dennis loopt met vlugge pas door de straat. Aan een huis met de rolluiken neergelaten, een voorhof vol onkruid en brandnetels stopt hij. Enkele pannen op het dak liggen scheef alsof ze ieder moment naar beneden zouden glijden, andere zijn doormidden gebroken zodat het dakgebint bloot ligt, de verf bladdert in slierten aan de dakgoot. De belknop hangt nog met één draadje aan de muur en de deur staat half open. Dennis gaat recht naar binnen maar Jan kan het niet laten om een opmerking te maken: “Dat is hier nog slechter dan in ons pand.”

“Ssst, beleefd blijven,” berispt Nestor Jan en duwt hem ook naar binnen.

Een lege kamer met enkel een matras op de vloer. Op die matras ligt een vrouw gekleed met donkere lange jas, een bruine sjaal zit strak geknoopt op haar hoofd. Een luid gesnurk vult de kamer.

Nestor vergeet nu ook zijn beleefdheid en zegt veel te luid: “Wat is dat hier, is die niet verlegen, het is al elf uur en die ligt nog te slapen en met kleren en al nog aan.” “Ssst beleefd blijven!” zegt Jan, “en daarbij als ze uitgekleed hier lag zou het nog erger zijn, denk je niet?”

“Dennis maak dat mens wakker.”

“Dat heeft geen zin, als je ze wakker moest krijgen dan is er nog geen huis mee aan te vangen. Ofwel is ze dronken, ofwel totaal suf en in het slechtste geval is ze nog stoned van de drugs. Ik hoop dat jullie hiermee overtuigd zijn.”

“Moeten wij hier dan wachten tot ze terug nuchter is?”

“Dat is ook geen goed idee, ofwel wil ze onmiddellijk weer weg ofwel ruikt ze geld en dan is ze zo sluw als een vos. Ze zal de hele erfenis wel willen, ik weet niet hoe maar zij zal wel een manier vinden. Dat is nu precies wat ik jullie wil duidelijk maken, ik wil mijn erfenis veilig stellen en dat zal mijn moeder ten allen tijde met alle mogelijkheden verhinderen. Ik smeek jullie zoek een oplossing en help mij.” “Dan moeten we bij de notaris zijn,” besluit Nestor.

“Kom we zijn hier weg, we hebben genoeg gezien. Jij Dennis gaat terug mee met ons. In het pand zien we wel verder.”

              De ganse groep zit rond de tafel, ook Mieke is langs gekomen. Jan had iedereen dringend bijeengeroepen om de zaak Dennis te bespreken.

Jan doet de hele uitleg over de mama van Dennis. “En daarvoor mocht ik mijn stofjas niet aanhouden en moest ik een lange broek aandoen,” besluit Jan zijn betoog. Yvette maakt aanstalten om Jan van antwoord te dienen maar Mieke die het zag aankomen was haar te snel af. “Jan daar gaat het nu niet om, laat die stofjas maar in de kast hangen en concentreer je op de echte problemen.”

“Kan zijn mama dan echt de erfenis opeisen?” vraagt Jan ongeloofwaardig.

“Geld, geld, wie geeft er nu om geld?” vraagt Xavier nonchalant.

“Jij niet want je hebt er genoeg,” sneert Jan vliegensvlug.

“Wie gaat er met Jan naar de notaris? We kunnen moeilijk met allen samen gaan,” werpt Nestor in het midden.

“Ik ken niets van erfenissen, alleen kunst is mijn interesse.” “Ja, en daar ken je ook niets van!” antwoord Jan weer veel te snel.

“Naar de notaris gaan luisteren kan iedereen,” zegt Nestor weer.

Yvette zit stilletjes erbij en luistert niet echt, ze zit ver weg met haar gedachten, hier zitten nu al de mannen bijeen en één van hen is de vader van Mieke haar kind. Die dag met die stootkar, wat is er die dag eigenlijk allemaal gebeurd?

“Yvette, zeg jij het eens wie dan wel?” vraagt Jan terwijl hij Yvette aankijkt.

“Oh heu, Xav…euh ik weet het niet, ik moet dringend gaan plassen. Tot seffens.” “Die was er met haar gedachten helemaal niet bij, die zat ver weg,” oppert Francesco.

Mieke neemt weer het woord: “We moeten goed opletten want als de mama van Dennis wil kan ze werkelijk al het geld opeisen. Ze hoeft enkel
maar te bewijzen alles nodig te hebben voor de opvoeding van haar zoon.”

“Dat wil ik niet,” oppert Dennis nu, bijna huilend, “mijn moeder kan geen geld beheren, zij gokt, drinkt en is aan de drugs. Ik wil eindelijk voor mijn eigen toekomst zorgen.”

“Maar daar ben je nog te jong voor,” weerlegt Nestor.

Jan kijkt naar Mieke: “Kun jij niet samen met Dennis naar die notaris gaan en het probleem uitleggen?”

“Meegaan kan ik altijd en als afgevaardigde van de sociale dienst zal hij mij wel te woord willen staan.”

“Dat is dan afgesproken, Jij maakt een afspraak met de notaris en gaat samen met Dennis voor inlichtingen. Hopelijk kunnen we er iets aan doen. En jij, Dennis, jij blijft hier tot we meer weten. Uw moeder zal jou niet missen,” besluit Nestor de vergadering.

“Zolang mijn moeder geen geld ruikt mist zij enkel haar drugs.” Hierbij staan ze allemaal recht en verlaten de woonkamer.

             Enkele dagen later zitten zij allen weer aan de tafel om opnieuw de toestand van Dennis te bespreken.

“Wel Mieke,” vraagt Yvette wat heeft de notaris gezegd? Kunnen we iets doen voor Dennis, of is alles hopeloos?”

“De meester van de aktes was donker als het mysterie zelf,” antwoordt Mieke met een air.

Oei, denkt Yvette, die krijgt de kuren van Francesco, zou hij de vader zijn? Jan wordt ongeduldig. “Kom Mieke wees duidelijk en leg uit wat de notaris heeft gezegd, en liefst geen hoge woorden want ik heet niet Francesco.”

“Als je zo begint ben ik al weg, en los het dan zelf maar op,” mort Francesco terwijl hij teken doet aan Xavier om op te staan.

“Neen”, roept Nestor, “laat jullie toch niet opjutten door een paar loze woorden. Wij hebben vandaag iedereen nodig, elk idee kan van pas komen. Maar Mieke, hou het verstaanbaar zodat ons Jantje ook kan meepraten.”

Jan schuift hierbij zijn stoel achteruit maar door een strenge blik van Yvette blijft hij toch maar zitten.

Mieke neemt weer het woord: “Volgens de wet heeft de moeder, zolang haar moederrechten niet zijn afgenomen, alle rechten en verantwoordelijkheden over haar zoon en beslist zij over de gelden van de erfenis. Daar niemand van de familie van Kees zaliger ooit iets over Dennis en zijn moeder gehoord heeft zal er niemand veel interesse hebben in de zaak en zo krijgt de moeder eigenlijk vrij spel.”

“Maar dat is schandalig,” roept Jan verontwaardigd terwijl hij zijn stoel weer dichter trekt, “kan zij zomaar al dat geld vermorsen?”

“Neen dat ook weer niet, zij moet de machtiging krijgen van de vrederechter maar indien zij kan bewijzen geld nodig te hebben voor bijvoorbeeld school of leefgeld, kleren, fiets of zelfs een studentenkot, mogelijkheden genoeg, indien zij dat geld daarvoor nodig heeft kan zij dat van de erfenis gebruiken.”

“Op dat gebied is mijn moeder zeer vindingrijk, zij is zelfs bevriend met een advocaat. Dat ziet er niet goed uit voor mij,” jammert Dennis. Met zijn armen gekruist op de tafel en zijn hoofd er bovenop gaat hij moedeloos liggen.

“Is er dan echt geen mogelijkheid, bijvoorbeeld door haar moederrechten te ontnemen?” vraagt Francesco.

“Amaai Francesco en dat vraag jij zomaar zonder haperen? Ik dacht dat jij alleen hoge woorden kon uitspreken,” schampt Yvette.

Nestor springt recht. “Het moet gedaan zijn met dat gepest, het gaat hier om een ernstige zaak. Wel Mieke ben je daar, over die moederrechten, ook iets te weten gekomen?”

”Natuurlijk heb ik dat gevraagd aan de notaris,” antwoordt Mieke, “iedere klacht moet voor de jeugdrechtbank komen. En alleen gegronde klachten worden aanvaard, zonder gegronde klacht begint men er niet eens aan.”

“Klachten zijn er wel,” besluit Yvette, “maar zij heeft ook een advocaat in haar vriendenkring, waarschijnlijk ook iemand die van drugs niet vies is.”

“Dat moet eerst bewezen worden, en is hier ook niet belangrijk. Maar die advocaat riekt ook geld en dat maakt hem zo gevaarlijk,” waarschuwt Mieke.

Xavier heeft tot hiertoe nog geen woord gezegd maar hoe verder het gesprek vorderde hoe aandachtiger hij werd. “Hoe oud ben je nu Dennis en wanneer verjaar jij?”

“Binnen zes maanden word ik achttien.”

“Aha, dan hoeven we enkel alles te vertragen, totdat hij achttien is en meerderjarig.” “Vertragen, dat moet niet moeilijk zijn, het gerecht gaat als een slakkengang. Maar door wat kunnen we de zaak vertragen?”

Mieke nam weer het woord: “Het vermogen moet bepaald worden met onder andere de inboedel die geschat wordt, we kunnen de schatting in discussie brengen om uitstel te verkrijgen en misschien weet de notaris nog een ander achterpoortje.” “Zo een inboedelbeschrijving, wordt dan alles opgeschreven, zelfs een aardappelmesje?”

“Als iemand dat echt wil, dan is dat zo en dan wordt alles nog verzegeld ook. Dat kan heel wat tijd in beslag nemen.”

“Het is maar goed dat dit pand niet beschreven moet worden, want Jan met zijn rommel, daar zijn ze maanden zoet mee om dat allemaal te beschrijven en dan nog de waarde schatten ook,” grinnikt Yvette.

“En die kunstenaar met zijn konijn dan? Die hun inboedel is helemaal niet te schatten want men kan het niet eens fatsoenlijk beschrijven. Een bezemsteel ondersteboven in een bloempot met drie laden van een kast waarvan één rood en de twee ander purper geschilderd zijn. Onder de naam van vader en ….”

“Het is al goed, we wijken af. Zeg liever hoe we dit praktisch gaan oplossen!” dirigeert Nestor weer.

Mieke gaat rechtstaan. “Ik leg mijn oor wel weer te horen bij de notaris, en nu ga ik er vandoor. Ik moet nog gaan werken.”

“En ik ga een oor zoeken voor mijn nieuw kunstw…”

“Een oor van een konijn? Is dat geen goed idee? Je kunt het misschien ‘het konijnenoor’ noemen?” onderbreekt Jan Xavier.

De eigendommen van Henk zaliger.

“Wel Francesco, heb je al een oor gevonden?” vraagt Yvette smalend.

“Een oor? Oh, voor mijn nieuwe creatie! Och, als de hogere atmosferen duistere waanideeën tot zich nemen en de eenvoudige dingen voor ons laten wordt alles glasnost.”

“Laat dat gedoe maar en zeg het maar gewoon, je bent zo al raar genoeg. Maar heb je nu al een oor?”

“Natuurlijk, ik ben gewoon naar het bazarke geweest en heb een plastic oor gekocht.”

“Flauw zeg, dat is toch maar wat simpel voor jou, vind ik. Heb je al een naam?” “Ook dat en het is al af ook, het moet enkel nog vernist worden, maar daar is konijntje mee bezig.”

“Xavier? Profiteer je niet wat teveel van die jongen?”

“Wie het hoogste nastreeft moet onderaan beginnen zodat hij bij het klimmen van de maatschappelijke trap die taken weer kan doorgeven.”

“Och, je weet goed genoeg dat Xavier nooit hoger dan twee treden zal stijgen.”

“Er is nu eenmaal voetvolk en paardenvolk.”

“Wat is de naam nu van uw werk?”

“Het kunstoor van het kind! Laat me nu maar want ik moet nog een pot vernis halen.” Yvette blijft in gedachten verzonken achter op de werf. Het kunstoor van het kind, dat kunstoor is normaal want het is van plastic, maar dat kind? Zou er dan toch iets zijn tussen Francesco en Mieke? Zij sprak ook al zo een hoogdravende taal aan tafel. Ik moet die twee in het oog houden. Daar is Nestor, misschien weet die iets meer. “Nestor, is het jou ook al opgevallen dat Francesco alleen nog maar kunstwerken maakt over moeders en kinderen?”

“Neen, dat kan me niet schelen ook niet, maar iets anders, belasten wij Mieke niet teveel, nu zij zwanger is?”

“Zwanger zijn is geen ziekte. Ze kan nog goed wandelen en een gesprek met de notaris zal ook wel niet te zwaar zijn, of moet zij met haar buik spreken soms?” “Yvette, je moet daar niet mee spotten, dat is ernstig hoor. Zij moet vroeg opstaan, op tijd eten hebben en al zij eens valt of onder de tram loopt?”

“Nestor, jongen toch, verdrijf die doemgedachten toch eens. Mieke is in BLIJDE verwachting. Dat is blijheid.”

“Ja, maar als zij wat lang moet aanschuiven bij die notaris, dan kan ze toch niet eten?”

“Dan neemt ze een koekje mee hé.”

“Oh, dat zal ik haar zeggen, dat ze wat eten moet meenemen. Zeg zou het niet beter zijn dat ik met haar meega naar de notaris?”

“Om haar polleke vast te houden zeker? Zeg jij bent plots zo bezorgd? Heb ik wat gemist soms? Is er iets dat ik moet weten?”

“Als je denkt dat ik iets met Mieke heb dan moet ik je teleurstellen, als en ik zeg als… dat zo was dan zou ik dat zeker niet aan uw neus hangen. Mieke zal wel ter gepaste tijden aan iedereen het nodige vertellen. Laat me nu maar want ik ga nu naar Mieke.” “Verdomd, die doet raar, en dat ontkennen, dat is geen echte ontkenning. Misschien is hij wel de vader. Zo bezorgd om Mieke, eten meenemen naar een notaris, dat is er echt toch over,” peinst Yvette diep in haar gedachten terwijl ze naar het atelier gaat. Daar aangekomen ziet zij Xavier heftig met een vod over een gedrocht van ijzerdraad wrijven. Ze blijft naast hem staan, met gefronste wenkbrauwen kijkt ze naar het gedrocht en dan naar Xavier. “Waarom doe je dat, wil je het soms opblinken zodat beter opvalt? Door te wrijven maak je van oud ijzer nog geen goud hoor!”

“Goud, goud? Neen, ik heb de verkeerde pot vernis gebruikt. Het is maar te hopen dat de meester niets opvalt. Hij heeft het nog gezegd, ik haal een pot vernis wacht tot dan. Ik zag plots bij Jan nog een pot staan en ik wou de meester verrassen. Nu het bijna droog is zie ik dat het matte vernis is en het moest blinkende zijn, dat is sterker beweerde hij.”

“En nu hoop je dat je met te wrijven het ijzer kan opblinken? Maar kijk eens, het vernis was nog niet droog nu plakt er allemaal stof in het vernis. “Het kunstoor van het kind” hangt vol haren, dat is meer het kunstoor van een aap.”

“Ja, lach er maar mee, maar ik zit ermee. Dat was nu juist zijn beste werk van het hele jaar. Hij stelde er heel veel belang in dat niets mis mocht lopen. Hoe kan ik dat ooit nog recht zetten.”

“Och, Francesco is niet van de rapste, die blijft nog wel even weg. “

“Ja, hij moet voor mij nog een beer meebrengen.”

“Een beer? Ga jij ook iets maken?”

“Nee, dat is voor het kindje van Mieke. Alleen weet ik niet of het een jongen of een meisje wordt.”

“Heeft ze dat nog niet verteld?”

“Neen dat kan ze niet eens, ze wil het zelf niet weten. Ze wil het als verrassing houden.”

“Waarom koop je nu dan al die beer?”

“Ik wil de eerste zijn die haar een cadeau geeft.”

“Zou je dat niet aan de vader overlaten?” polst Yvette hoopvol iets meer te weten te komen.

“Ze heeft nog niemand verteld wie de vader is, misschien wil ze wel een kind zonder vader.”

Dat verhaal klopt niet, nu heb ik drie mogelijke vaders in spe, maar deze is toch wel heel verdacht, besluit Yvette. Dan zegt ze: “Je moet het ijzer afschuren met schuurpapier en dan weer vernissen met het juiste vernis. Als je wilt kijk ik eens bij Jan of die nog schuurpapier heeft.”

“Oh dank je, Yvette, als je dat wilt doen. Jan is altijd zo nors als hij mij betrapt, soms ben ik echt bang van hem. Ik zal deze vernis van Jan dan maar terug gaan zetten.” “En dan betrapt worden zeker, niets van geef die maar met mij mee, ik zet die wel weer bij Jan.”

“Jij bent te goed voor deze wereld.”

“Daarom dat ik moet onderduiken zeker? Kom geef die pot maar hier ik ben seffens weer terug.”

Een uur later is het kunstwerk mooi opgeschuurd en terwijl Xavier het stuk nog eens keurt komt Francesco achter hem staan. “Konijntje, ik heb me bedacht, uw idee van die beer heeft mij een nieuw idee gebracht. Ik heb een kokosnoot meegebracht. Als we nu eens direct na het vernissen deze haren van de noot afschrapen en op het kunststuk strooien dan krijgen we een soort pels. De naam veranderen we dan in

“HET KUNSTOOR VAN DE BEER VAN HET KIND”. Ik heb het alleen nog moeilijk met het vernis, zo blinkend, dat is onnatuurlijk. Matte vernis zou beter zijn. Kun jij eens even bij Jan gaan neuzen of die geen overschotje matte vernis heeft staan?” Twee dagen later zitten ze allen weer aan tafel, Mieke was naar de notaris geweest en Nestor kon het niet laten om haar te vergezellen, hij had ontbijtkoekjes meegenomen voor het geval Mieke plots door honger werd overvallen.

Yvette die de plotse toewijding van Nestor niet begreep gaat direct in de aanval. “Wel Nestor, is alles goed verlopen met Mieke, geen hongeraanvallen of een ontspoorde tram?”

“Zie dat jij maar niet ontspoort met al dat detective werk.”

Jan recht zijn hoofd en met gefronste wenkbrauwen vraagt hij: “Detectivewerk? Is er iets gebeurd dat ik niet weet? “

“Bijlange niet,” antwoordt Nestor in haar plaats, “ze is nog altijd op zoek naar de vader van Miekes kind.”

Mieke vindt dat het genoeg is geweest. “Kom, aan de orde, ik heb met de notaris gesproken en hij heeft wel iets losgelaten. Buiten het huis waar ik nu woon, zouden er nog eigendommen zijn.”

“Oei, Henk was een groot grondbezitter en eigenaar van verschillende huizen.”

“Dat weet ik niet, Yvette, de notaris sprak niet over aantallen of soorten eigendommen. Het kan zowel een stukje bosgrond zijn als een heel appartementsblok. Daar heeft de notaris zich niet over uitgesproken. Het huis waar de moeder van Dennis woont, daar heeft zij waarschijnlijk het vruchtgebruik van en dan mag zij daar blijven wonen zolang ze leeft. Al het andere één of meer eigendommen die mogen dan alle verkocht worden.”

“Is dat geld dan voor mij?” vroeg Dennis hoopvol.

“Vanaf dat jij achttien bent heb jij de volledige zeggenschap.”

“Oh jee, ik ben nog maar zeventien, als ze wilt kan zij met een smoes de machtiging van de vrederechter bekomen, alles verkopen en het geld opmaken.” “Zo een vaart zal het wel niet lopen maar we moeten toch rekening met haar houden. Zeker als zij een advocaat als vriend heeft. Volgens het gerecht moet zij later iedere euro verantwoorden tegenover haar volwassen zoon, maar daar zal zij zich geen zorgen over maken. Een kei kan men niet afstropen, dus het geld dat op is zal wel nooit meer terugkomen, want zij bezit niets.”

Xavier slaat beide handen op tafel. “Ik heb het al gezegd, we moeten vertragingsacties

ondernemen. Heeft de notaris daar niets over gezegd?” Mieke denkt even na. “Ja, de notaris heeft daar ook over gesproken.”

“Niet akkoord gaan met de inboedel of de waarde van de eigendommen?” “Niet akkoord gaan met de schatting van de inboedel zou kunnen maar een eigendom wordt verkocht en dat is de waarde, en of er inboedel is, is nog de vraag. In haar eigen huis zijn amper twee bedden en een tafel en twee stoelen. Niet eens goed genoeg voor de kringloopwinkel.”

“Ja, dan is de rommelhoop van Jan nog meer waard, of heb je alles al verkocht met uw garageverkoop?” vraagt Yvette meesmuilend aan Jan.

“Och, Yvette zwijg, jij kent het verschil niet tussen bruikbaar materiaal en echte rommel. Daar wat die ene samen met zijn konijn maakt dat is pas rommel. “

Nestor wordt het gekibbel beu. “Mannen, het moet gedaan zijn op iedereen zijn kap te zitten, we hebben allemaal onze gebreken en tekortkomingen.”

Xavier springt woedend recht: “Bedoel je dat kunst een gebrek is of een tekortkoming? Kunst is minder veeg dan vlees en bloed en zeker niet behept met een grenzeloos verlangen om naar hoe ze zelf willen zijn.”

Jan krabt hier bij in zijn haar: “Wie dat begrijpt staat recht en leg het mij uit, daar zijn die wetteksten nog maar klein bier tegen.”

“Kom,” zegt Nestor zenuwachtig, “het heeft geen belang, Mieke is er geen mogelijkheid om te weten te komen of er eventueel nog inboedel te erven valt?” “Ik vrees dat we moeten wachten tot de notaris het nagelaten goed opsomt.” “Kunnen we dan niets doen intussen?” vraagt Dennis bijna paniekerig.

“We kunnen ons theoretisch voorbereiden, een rolverdeling, en alle mogelijkheden uitdiepen, zodat we klaar staan voor de tegenaanval.”

“Er is nog iets,” merkt Yvette op, “ als Dennis zijn moeder verhuist naar de woonst van Mieke, dan vliegt zij eruit. Is haar slaapkamer al in orde?”

“Daar wordt voor gezorgd,” zegt Nestor met het volste vertrouwen, “daar stel ik mij verantwoordelijk voor. Ik vraag alleen dat iedereen wil helpen indien dat nodig is.” Instemmend met deze belofte verlaat iedereen de vergadering.

 

 

 

 

 

.

 

16-05-2020 om 09:38 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
>> Reageer (0)
15-05-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 9. Raket met duizend gezichten.
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Raket met duizend gezichten.

%%%FOTO1%%%

Deel 9

De zoon van Henk zaliger.

“De twee-eenheid wordt verheven tot een geheel waardoor het duidelijke zichtbare een ware evolutie doormaakt veroorzaakt door het verborgene.”

“Heb je weer ergens jeuk, zodat je weer staat te bazelen?” vraagt Yvette langs haar neus weg.

Francesco wou juist nippen aan zijn hete koffie, maar in plaats daarvan zet hij zijn tas voorzichtig terug op de tafel. “Het moet iets groots worden, iets unieks,” zegt hij zelfverzekerd, “bijna even wonderlijk als het wonder zelf.”

“En? Heb je al een titel?”

“Zeker: MOEDER EN KIND.”

“Ja, dat is echt uniek. Heel creatief die titel kennen we nog niet.”

“Och, de titel doet er niet toe het is de inhoud, zoals het kind in de moeder.”

Yvette is het zinloze gesprek beu en leest verder in haar boek, stopt plots, heft haar hoofd weer op en vraagt: “Is het dan niet eerder: MOEDER EN FOETUS?” “Och, het kan me niet schelen. Ik vraag het de moeder zelf wel,” antwoordt Francesco nonchalant.

“Je bedoelt Mieke toch niet? Heb jij soms toevallig iets met het vaderschap te maken? Ben jij soms de vader?”

Francesco loopt snel naar de deur en mompelt: “Voor jou een vraag en voor mij…” “Hij is het,” sist Yvette, “hij is de vader.” Op dat moment komt Mieke binnen.

“Ik heb zojuist Francesco gesproken,” begint Yvette onmiddellijk zonder te groeten. “Ook een goede morgen,” antwoordt Mieke en ze hangt haar sjaal op een stoel. “En wat heeft de “grootmeester” dan gezegd? Heb ‘ik en mijn kind’ daar misschien iets mee te maken?”

“Waarschijnlijk meer dan ik verwacht had”

“Ach Yvette, stop toch eens met dat vadergezoek. Nieuwsgierigen krijgen gewoon het deksel op hun neus, dat weet je. En trouwens je weet zelf heel goed hoe gemakkelijk men de verkeerde conclusie trekt.”

“Je ontwijkt het onderwerp maar ik vind mijn antwoord wel.”

Mieke zet zich aan de tafel en zegt kordaat: “Ik heb een beslissing genomen.” Yvette gaat ook zitten. “Ga je ons vertellen wie de vader is? Of ga je kortelings al trouwen? Wie is de gelukkige? Je hebt het hem toch al verteld of weet de sukkel nog niet dat hij vader wordt? Je wilt het toch niet alleen opvoeden? Een kind heeft zowel een vader als een moeder nodig.”

“Yvette! Het gaat over mijn woonst. Ik blijf zolang mogelijk in het huis van Henk wonen. Hopelijk tot na mijn bevordering.”

“Dat is verstandig, Als het lukt toch. Maar je weet, je bent altijd welkom bij ons.” Nestor en Jan komen slenterend de woonkamer in. Nestor vangt net de laatste woorden van Yvette op. “Ik begin deze week nog aan uw kamer en daarna doen we de kinderkamer.”

“Waar ga je die nog maken?” vraagt Yvette verwonderd. “De ganse boven is toch bezet?”

“Wij mannen trekken naar de zolder en het verdiep behoort aan de vrouwen en het kindje.”

“En waar blijft de vader dan?” vraagt Yvette weer terwijl ze aandachtig naar Jan kijkt. Maar Jan zit met zijn gedachten ergens anders. Hij heeft zelfs haar vraag niet gehoord. Nestor echter antwoordt met een gelukzalige glimlach. “We kunnen de kast natuurlijk als afscheiding tussen jou en het nieuwe koppel laten staan.” Het geluk in Nestor zijn ogen was Yvette niet ontgaan.

“Je doet maar, als de kersverse echtgenoot maar niet achter de kast komt piepen.

Want dan smijt ik hem door het venster, een verdiep lager.”

“Yvette je bent zo kregelig. Wees toch eens wat vriendelijker. De mensen hier zijn zo behulpzaam voor ons,” sust Mieke naar Yvette.

“De mensen, de mensen. Vertel liever wie de vader is. Ik word er gek van.” “Later, ik weet zelfs niet eens of ik wel een vader wil voor het kind. Nu eerst mijn woonst en de brief regelen.”

“Dus toch alleen opvoeden,” mompelt Yvette ontgoocheld. “Zo gaan we het nooit te weten komen.”

“De brief? Welke brief?” vraagt Jan zich plots in het gesprek mengend.

“De brief van Henk aan zijn zoon. Ik heb zijn adres al gevonden. “

“Geef maar hier, ik moet toch naar het dorp. Ik post hem wel.” Jan staat al recht om de brief aan te nemen.

“Dat is vriendelijk want ik moet helemaal aan de andere kant van het dorp zijn.” Mieke geeft de brief aan Jan en gaat samen met hem de gang in naar buiten.

“Nestor, je moet niet zeggen wie het is, gewoon ja of nee, weet jij al wie de vader is?” vraagt Yvette gemoedelijk terwijl ze haar boek weer in de handen neemt.

Nestor kijkt Yvette een tijd lang doordringend aan. “Yvette, denk jij nog wel eens aan iets anders? Leef jij nog voor iets anders of is het alleen maar detective spelen om de vader van Mieke haar kind te vinden? Ik ga de zolder opruimen, zodat de mannen naar boven kunnen verhuizen.”

“Je wilt ze zo snel weg, jij wilt terug naar Mieke, niet? Jij bent de vader. Ontken het maar niet.”

“Och, arme Yvette, je ziet spoken. Tot straks, ik ga naar de zolder. Je mag komen helpen maar als je blijft doorzeuren over die vader heb ik liever dat jij beneden blijft.” Yvette springt recht, stuurt een kwade blik naar Nestor en loopt met snelle pas de hof in. Daar ziet zij Francesco in de rommelhoek van Jan zoeken. Hij is de vader niet, besluit Yvette overtuigd, “Francesco denkt alleen maar aan kunst. Die heeft geen tijd voor de seks,” zegt ze half luidop.

Mieke gaat links en Jan gaat rechts de straat in. Enkele honderden meters verderop kijkt hij schichtig om, Mieke is intussen uit het straatbeeld verdwenen. De kust is veilig denkt Jan en haast zich terug naar huis. Langs achter sluipt hij binnen, recht naar zijn slaapkamer. Vlug schrijft hij een briefje, neemt een enveloppe en schrijft het adres over van de andere enveloppe. Hij scheurt de originele open en voegt de twee brieven in de nieuwe die hij behoedzaam dichtplakt. Hij wil terug de trap afsluipen maar hoort beneden een deur hard dichtslaan. Snel trekt hij zich terug. Ze mogen hem hier niet zien, de anderen moeten denken dat hij naar het dorp is. Hij wil liever niets uitleggen aan de andere inwoners van het pand. Als alles weer stil is waagt Jan zich terug de trap af maar dan komt net Nestor hoofdschuddend de gang in. Jan springt snel de kamer weer in en hoort hoe Nestor het zolderluik openduwt. Voorzichtig steekt Jan zijn hoofd naar buiten en ziet nog juist het achterwerk van Nestor door het luik verdwijnen. Wat gaat die daar zoeken denkt Jan even, maar gaat dan op zijn tenen snel de trap af, opent stilletjes de buitendeur en loopt gebukt de straat weer op.

“Francesco?” roept Yvette terwijl ze haar tred versnelt, maar op dat moment bedenkt ze zich en gaat ze weer langzamer lopen. Francesco gaat haar niets zeggen ook al weet hij iets. Ik moet het aan Xavier vragen, die kan ik wel ompraten.

“Ja, wat is er Yvette?”

“Niets, ik vroeg me af hoe ver je al staat met ‘Moeder en haar foetus’? Of is het nog een andere titel geworden?”

“Ik heb haar nog niet gesproken, weet jij misschien wanneer Mieke nog eens langs komt?”

Nee, dat is de vader niet anders zou hij wel weten wanneer zijn liefje langs zou komen, besluit Yvette in een flits en antwoordt: “Die komt vandaag niet meer die is op haar werk. Is Xavier in de galerij?”

“Konijntje? Neen, die is gaan winkelen, voor mij. Die komt pas vanavond terug.”

“Spijtig.”

“Waarom? Heb jij hem nodig?”

“Neen, niet echt. Maar nu Xavier er niet is moet je zelf in de rommel van Jan gaan zoeken. Pas maar op want Jan kan alle ogenblikken thuiskomen.”

“Bedankt voor de verwittiging. Ik dacht dat Jan zeker bij Mieke zou rondhangen.” “Bij Mieke? Neen, die is gaan werken dat zeg ik toch. Denk jij dat Mieke zijn kind draagt?”

“Och, Yvette zolang de hemel wolken heeft zal de wereld verscholen blijven, en zolang wij leven zullen wij raadsels moeten oplossen. In de abstracte fantasie moet de mens meewerken maar in de echte wereld moet de mens meestal gewoon afwachten tot de wolken wegtrekken, de zon de waarheid blootlegt en geheimzinnige raadsels opgelost worden.”

“Zie dat jij maar op tijd van die rommel weg bent want anders zal Jan wel eens een paar donderwolken boven uw hoofd lossen.” “Ik ben al weg, niets zeggen tegen Jan hé”.

In de galerij staat Francesco op een ladder en Xavier houdt die stevig vast. Een klein donker geverfd bakje hangt vastgespijkerd aan een reusachtig grote vierkante kist. Het kleine koffertje krijgt een rokje aangemeten. Een snaak van zeventien jaar slentert de galerij binnen. “Hé makkers doen jullie dat liever dan werken?” De twee mannen kijken niet eens op. “Wat is dat voor iets? Een aardappelbak met een tuttefrutkastje? En waarvoor dient die schort rond dat tuttefrutkastje? Om de aardappelschillen op te vangen misschien?”

“Jongeheer, jij beledigt mijn meester. Jij kunt maar beter weggaan.”

“Waarom zou ik weggaan? Ik kom gewoon iets vragen.”

Francesco draait zijn hoofd naar de snaak en bekijkt hem van boven tot onder. “Wij beantwoorden vragen niet met tekst en uitleg maar met een teken. Dit kunstwerk is een artistiek teken. Uit de doorbreking van elke contextuele referentie krijgt dit object een andere functie en dus ook een andere betekenis.”

“Wat is dat voor een quidam, die maat van jou?” vraagt De jonge man aan Xavier. “Mijn meester is geen zonderling figuur of quidam zoals jij in het Latijn komt te zeggen, hij is een grootmeester.”

“Och, konijntje laat hem toch,” sist Francesco tussen zijn tanden.

“Een quidam en een konijn. Een schoon stel zijn jullie. Jullie kunnen zo op de foor gaan staan.”

Dit was teveel voor Xavier. Woest laat hij de ladder los en springt naar de snaak. Een koord dat aan de ladder hangt strikt zich om zijn voet. Xavier struikelt en trekt de ladder mee. Francesco springt handig de ladder af maar het kunstwerk valt krakend op de grond. De grote kist valt als een hoop schroot uiteen. Francesco springt recht. “Eruit jij, buiten jij ongeluksbrenger. Ik wil je nooit meer zien.” De snaak springt snel achteruit, draait zich om en spurt zonder achterom te zien weer de straat op. Nestor die juist het poortje wil ingaan, wordt opzij geduwd, een selder wipt uit de mand en tomaten rollen over de grond. De jongeman verliest in zijn haast het evenwicht en valt. Nestor wil de man berispen om zijn wild gedrag maar als hij de angst in de

snaak zijn ogen ziet wordt hij milder. “Wat is er jongen wat kom je hier doen? Ik heb jou hier toch nog nooit eerder gezien of wel?”

“Ik ben hier ook nog nooit geweest maar ik heb een brief van iemand hier in dat huis gekregen en ik wil die persoon spreken.” “Een brief? Wie wil je dan spreken?”

“Er stond Mieke en verder alleen dit adres.”

Nestor vraagt zich af waarom Mieke dit adres had opgegeven. Toch laat hij de jongen langs de voordeur binnen.

In de woonkamer ligt Yvette op de zetel met een boek in haar hand. Nestor doet onmiddellijk teken aan haar dat er geen gevaar is tot herkenning. Yvette zucht opgelucht. Nestor licht haar in waarom de jongen langskomt.

“Zet je” moedigt Yvette de snaak aan. “Nestor geef hem eens een tas koffie en schenk voor mij ook maar in.” Nestor gaat gehoorzaam naar de keuken, vult de moor met water en zet die op het vuur. Hij neemt de lucifers, maar wordt opgeschrikt door Xavier die de keuken binnenstormt. “Weet je wat ons nu is overkomen” roept hij met luide stem. Vlak voor Nestor blijft hij staan. Nestor doet teken dat hij moet zwijgen maar Xavier is zo vol van het gebeuren dat hij gewoon doorraast. “Een nozem van weet ik waar komt zomaar onze galerij binnen en begint mijn meester uit te maken voor al het slecht dat je maar kunt denken. Daarna laat hij onze ladder vallen en het grootste kunstwerk aller tijden valt in stukken vaneen op de grond. Als ik die kerel ooit nog tegenkom wring ik zijn nek om.”

Francesco komt ook de keuken binnen en loopt gewoon langs de twee mannen om alsof er niets gebeurd, is maar in de deuropening stopt hij bruusk, zijn mond valt open van verbazing. Dit is de eerste maal dat Francesco sprakeloos is. Dit gaat zijn abstract petje te boven.

Nestor trekt Francesco ruw weer de keuken in en sluit de deur. Met zijn armen gekruist staat hij in dreigende houding: “Jullie hebben die jongen doodsbang gemaakt. Ik heb hem binnengehaald omdat hij eerst moet bekomen van zijn schrik en ook omdat hij een brief voor ons heeft.”

Francesco wordt nieuwsgierig naar wat die jongen komt doen en vooral wil hij weten wat er in die brief staat. “Rustig,” zegt hij, “goed dan, Xavier kalmeer nu maar. Dat kunstwerk was niet zo groots, het rokje had de verkeerde kleur. Vergeet het voorlopig maar en laat ons eens luisteren naar wat die jongen ons te vertellen heeft. Een kunstenaar mag nooit de klank van het woord over het hoofd zien.”

In de woonkamer zit nog steeds Yvette met de jonge snaak. De drie mannen komen de woonkamer binnen. Yvette merkt dat Nestor zonder koffie binnenkomt en vraagt spottend: “Krijgt de jongen geen koffie? Hij is toch oud genoeg hiervoor, hij is zeker al zeventien jaar, te zien aan zijn lengte, toch.”

De jongen die Xavier in de deuropening ziet veert als door een wesp gestoken recht en wilt snel weer naar de gang lopen, maar Nestor grijpt hem bij zijn arm. “Het is oké, Xavier zal je niets doen. Ga maar weer zitten.” Onzeker zet de jongen zich weer op de stoel.

Als oudste neemt Nestor de leiding en vraagt de snaak: “Wel jongen, vertel eens, hoe heet je en wat kom je doen? Je sprak van een brief, wat is er met die brief? Hoe kom je aan ons adres? En…”

“Nestor!” komt Yvette tussen, “overstelp die jongen niet met vragen. Hij krijgt al geen koffie, dat is al erg genoeg.”

“Laat maar,” zegt de jongen, “ik ben Dennis. Gisteren stak deze brief bij ons in de bus en als afzender stond jullie adres.”

“Staat er dan iets in die brief dat je niet begrijpt? Staat er een naam in van de afzender?”

“Alleen een voornaam, Mieke.”

“Dan moeten wij je teleurstellen, hier woont geen Mieke. Maar er komt regelmatig wel een Mieke hier over de vloer. Misschien komt de brief wel van haar?”

“Er zitten twee brieven in de envelop, elk met een verschillend handschrift. Op één van de brieven staat duidelijk dat ik hier naartoe, dit adres hier, moest komen.” “Ik vrees dat je eens moet terugkomen als Mieke hier is. Ofwel naar Mieke haar thuis gaan. Kom je van ver?”

“Toch twee uur; eerst een bus dan een tram en dan nog wat te voet. Ik vond het eerst niet zo goed. Jullie wonen nogal afgelegen.” “Kunnen uw ouders je niet brengen?”

“Mijn vader is overleden.”

“Oh. Innige deelneming.”

“Och, ‘t is niet erg. Ik heb mijn vader toch nooit gekend”

“En uw moeder?”

“Mijn moeder, daar wil ik het niet over hebben. Ik zie haar niet zoveel.”

“Weet ze toch dat jij hier bent, dat ze niet ongerust moet zijn?”

“Als ik al eens wist waar zij momenteel is, dan kon ik het haar zeggen.”

“ Ja, maar uw moeder moet dat toch allemaal niet aan jou vertellen.”

“Ik wil eigenlijk niet over mijn moeder praten, ik kom voor die brief. Kan ik niet wachten op Mieke?”

“Die kan nog wel even wegblijven. Maar Xavier kan je wel naar huis brengen.”

“Xavier?” Dennis kijkt argwanend naar Xavier. “Dat is hij toch? Niet?”

“Wees gerust, Xavier is niet zo een kwade, maar hij was wel wat verschoten van je opkomst.”

“Ja, ik was misschien wel wat onbeleefd.”

“Kom, zand erover, ik breng je naar huis en we zeggen tegen Mieke dat je hier bent geweest.”

“Liever niet, mijn huis is… geen thuis. Ik wacht liever.”

“Maar jongen het is zo etenstijd en…”

“Nestor, die jongen blijft hier eten, zet maar een bord bij.”

“Dat hoeft niet mevrouw, ik….”

“Niets van, het zijn aardappeltjes met broccoli en varkenskarbonaden. Of lust je dat niet?”

“Jawel, graag, het is eeuwen geleden dat ik gekookt eten geproefd heb. Mag ik even naar het toilet, dat is ook al een tijd geleden.”

Nestor wijst de jongen het toilet en als Nestor terug in de eetplaats komt fluistert hij: “Ik denk dat die jongen echt honger heeft.”

“Dennis is verwaarloosd door zijn ouders, verlaten door zijn vader en zijn moeder laat hem aan zijn lot over. Ze is misschien wel aan de drugs.”

Francesco is niet echt overtuigd. “Is het wel allemaal waar wat hij zegt. Jonge mannen overdrijven gemakkelijk en thuis is het nooit goed. Hun vrienden krijgen alles maar zij mogen nooit wat en krijgen steeds te weinig.”

“Amaai, Francesco en dat zonder ingewikkelde hoogdravende woorden? Je begint je aan te passen. Pas op, straks gaat zelfs Jan je nog verstaan.”

“Ho ho, niet overdrijven, ik ben mijn abstractie nog niet vergeten. De spirituele kracht zal pas ruilbaar worden als de taal in de juiste context wordt geplaatst.”

“Lap, hij begint weer. Had maar gezwegen, Yvette. Hij was nu juist goed bezig. Hij was verstaanbaar. Maar nu we het erover hebben, waar is Jan eigenlijk?”

“Wie ben jij en wat kom jij hier doen?” De mannen in de eetplaats horen hoe Jan tegen Dennis tekeer gaat.”

Yvette springt recht: “Vlug Nestor, voordat Jan de jongen opnieuw buiten gooit.” “Jan laat die jongen maar, hij is op bezoek bij ons, hij komt voor Mieke.” Nestor richt zich weer tot Dennis. “Dennis dit is Jan, kom maar binnen we gaan zo dadelijk eten.

Jan weet jij of Mieke vanavond nog langskomt?”

“Mieke? Ja, ja die moet nog wat bespreken met mij.”

Nestor kijkt vragend naar Jan, maar deze gaat gewoon verder de eetplaats binnen.

Terug binnen kan Nestor het niet nalaten om te zeggen: “Dennis kan gerust wachten,

Mieke komt nog langs want Jan heeft nog iets dringends te bespreken met haar.” Waarop Yvette plots wat rechter gaat zitten. “Nu ga ik een bord bijzetten, we zijn volledig, dan kunnen we gaan eten.”

                        Onder het eten vraagt Dennis: “Zijn jullie allemaal familie?”

“Neen Dennis,” antwoordt Yvette, “we zijn allemaal vrienden onder elkaar. Behalve

Francesco en Jan. Die zijn als water en vuur.”

Jan mompelt iets onduidelijk tussen zijn tanden en Francesco schept nog een aardappel op.

              Na het eten wil Dennis, ondanks de protesten van Yvette, helpen met de afwas. Hierdoor steelt de jongen onmiddellijk het hart van Yvette.

Ze zitten met zijn allen rond de tafel bij een tas koffie. Nestor wil juist zijn betoog beginnen over papieren filters en een echte koffiebeurs als Mieke binnenkomt. Van het betoog van Nestor bleven de anderen gelukkig gespaard.

 

 

 

 

 

.

 

15-05-2020 om 09:32 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
14-05-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 8. Raket met duizend gezichten.
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Raket met duizend gezichten.

%%%FOTO1%%%

Deel 8

Zwanger.

              “De bron die de mens oorspronkelijk geestelijk verheft wordt de verwoestende kracht die de tijd rooft.”

“Francesco wat raaskal je nu weer? En wat lig je hier zo rond te huppelen? Je bent precies een kieken zonder kop.”

“Yvette, ik ben mijn plan kwijt, heb jij dat ergens zien liggen?”

“Is dat zo een vodje papier?”

“Ja.”

“Met wat krabbels en lijnen?”

“Jaaa, heb je het zien liggen?”

“Neen.”

“Ik ben al de hele morgen aan het zoeken. Ik moet ‘De straal naar de hemel’ nog afwerken en daar heb ik mijn plan voor nodig.”

“De straal naar de hemel? Wat is dat nu weer voor iets?”

“Een vliegend object dat niet vliegt.”

“Dat zal wel weer de moeite zijn.”

“Het is eigenlijk een raket, maar niet zomaar een raket. Het geeft uw wezen weer.”

“Oei, en kan het niet ontploffen?”

“Neen, het kan niet eens vliegen.”

“Spijtig Francesco, ik kan je niet helpen maar meestal vind je de verloren dingen terug als je er niet meer achter zoekt. Als ik iets vind dat uw wezen weergeeft dan laat ik het je weten. Er is iemand aan de achterdeur, we krijgen bezoek, het is Mieke, eens horen of ze nog kwaad is op mij.”

“Toch niet voor de rit op die stootkar zeker? Dat is meer dan een halfjaar geleden. Die is dat allang vergeten. Allez, succes, ik ga in de galerij nog eens achter mijn plan zoeken, ik heb er misschien wel over gekeken.”

“Ja succes!”

“He Mieke. Hoe is het met jou? Je ziet er zo bedrukt uit. Wat scheelt er?”

“Och Yvette, ik kom zo juist van de dokter en er is geen twijfel meer. Ik verwacht een baby.”

“Maar dat is toch fantastisch. Of is het niet gewenst? Och, eens dat het kleintje er is dan wil je het niet meer kwijt.”

“Gewenst, dat weet ik zo niet. Maar het was zeker niet gepland.”

“Hoeveel maanden ben je dan? Dat er geen twijfel meer is?”

“Drie maanden.”

“Is je vriend dan niet mee naar Australië, die was toch op zee als kapitein?”

“Voilá, zie je wel. Bij de eerste die ik het vertel val ik al door de mand.”

“Mag ik weten wie dan… wel de vader is?”

“Ik wil het eerst de vader zelf vertellen. Ik wil niet dat iemand anders het vóór hem te weten komt.”

“Dat kan ik begrijpen, ik hoor het dan nog wel.”

Yvette wil zich omdraaien maar ziet bij Mieke de tranen over haar wangen rollen. Zij doet haar armen open en Mieke valt op Yvettes schouder. “Yvette ik ben bang… zo bang.”

“Durf je het hem niet te vertellen?”

“Dat is het niet, het is Henk.”

“Henk? Ja, die kan ook wel rekenen. Die merkt onmiddellijk dat hij horendrager is en die gelooft niet dat de heilige geest weer eens langs is geweest.”

“Als Henk dat te weten komt. Ik durf er niet aan denken. Hij is zo opvliegend en jaloers, echt jaloers! Weet je, een jonge man vroeg ooit de weg naar het park en Henk stond naast mij. De jonge man was vriendelijk en knipoogde naar mij. Gewoon een knipoog meer niet maar Henk, Henk sloeg hem met één vuistslag in het hospitaal. De arme man zijn kaaksbeen was gebroken.”

“Oei, gelukkig ben ik al zeker de vader niet. Maar wat gebeurt er als Henk te weten komt dat jij drie maanden zwanger bent?”

“Ik weet het, ik weet het, maar wat moet ik doen? Ik durf er niet aan te denken.” “Mieke toch, als je zo bang bent dan moet je hulp inroepen. Bijvoorbeeld, de sociale dienst. Och nee, jij bent zelf de sociale dienst. Dan moet jij toch wel een uitweg kunnen vinden?”

“Nee, ze mogen op het werk niet weten dat ik vreemd ben gegaan. Mijn promotie staat op het spel. Ik krijg promotie.”

“Oh, proficiat.”

“Het is zo ver nog niet. Maar als ze weten dat ik vreemd gegaan ben… Ik moet zowat het voorbeeld zijn, zie je.”

“Ja, ik begrijp het, schoon van buiten, als de mensen maar denken dat alles klaar is.” “Och Yvette, het is de kans van mijn leven, en met mijn privé leven, daar hebben zij eigenlijk toch geen zaken mee.”

“Je hebt gelijk, als je je kunt verbeteren moet je het niet laten. Maar heb je al eens aan abortus gedacht?”

“Neen geen abortus. Het is mijn eerste kind en ik ben er nu al aan gehecht;”     Dezelfde avond, als alle krakers in de woonkamer zitten, snijdt Yvette het onderwerp aan. “Mieke is in verwachting, drie maanden al en haar Henk is al zes maanden op zee. Dit bewijst dat de Heilige Geest echt een duif was. Een postduif die de overzeese post kwam brengen. En met dit al heb ik nog van Mieke vernomen dat Henk heel opvliegend en jaloers is, echt jaloers. Al wie teveel naar Mieke kijkt slaat hij in het ziekenhuis. Waar hij die postduif zal slaan, dat weet ik niet maar dat zal zeker verder dan het ziekenhuis zijn, vrees ik. Weet iemand van jullie wie de echte vader is?”

Het blijft stil in de kamer tot Nestor tot de conclusie komt: “Moest iemand van ons de vader zijn, dan durft hij, na uw betoog, dat aan niemand nog te vertellen. Dat komen we voor het eerst niet meer te weten vrees ik.”

Bij deze gedachte hadden de anderen geen zin meer om nog langer op te blijven.

Tien minuten later was iedereen uit de woonkamer en naar hun bed.

              De volgende dag rond acht uur in de ochtend staat Xavier in het atelier. Een droombeeld was die nacht in zijn hoofd blijven hangen. De muze was langs geweest en zijn eerste kunststuk zat in zijn hoofd. De emotie dwong hem om op te staan en zonder te ontbijten ging hij vastbesloten naar het atelier. Op tafel voor hem staat een kom met water en daarnaast liggen allerlei steeksleutels. De sleutels heeft hij in de gereedschapsbak van Jan gevonden. Resoluut neemt hij een zak plaaster en schudt die in de kom met water. Met een stok begint hij te roeren tot de plaaster een zachte brij wordt. Hij giet de brij in een plastic bak en wacht even tot de plaaster begint op te stijven. Voorzichtig neemt hij een sleutel en steekt die in de plaaster. Nu moet hij snel zijn want eens dat de plaaster hard en uitgewerkt is kan hij geen sleutels meer inbrengen. Met twee sleutels tegelijk begint hij haastig te steken totdat dertig stuks in het plaaster zitten. Grote sleutels, kleine sleutels, ringsleutels en steeksleutels alle gereedschap dat op een sleutel lijkt duwt hij in de plaaster. Hier en daar trekt hij nog een scheefgezakte sleutel recht. Hij doet een paar passen achteruit en knikt tevreden. Nu kan hij gaan ontbijten.

              De anderen zitten al aan tafel, maar omdat Xavier meestal de laatste is valt zijn afwezigheid niet op. Bij het binnenkomen is er dan ook niemand die op hem let, gewoon een goede morgen, en bijschuiven aan tafel. Yvette vraagt aan Jan wat zijn plannen zijn voor vandaag. Jan had eigenlijk nog geen vaste plannen buiten een bezoek aan Mieke, maar dat wil hij aan Yvette liever niet vertellen.

“Niets, Yvette. Misschien straks een kleine wandeling naar het pleintje.”

“Het wordt tijd dat je eens de afvoer van de gootsteen gaat maken. Die is al weken verstopt. Het duurt een uur eer het water is weggelopen.”

Jan die nu geen discussie wil aangaan. “Oké, het is al goed. Ik zal er deze voormiddag naar zien.”

“Naar zien, naar zien, dat is niet genoeg, je moet het maken.”

“Wel ja, dat bedoel ik. Maar kom niet om de vijf minuten komen zien hoever ik al sta.

Ik regel dat deze morgen en laat me verder met rust.”

“En als het deze morgen niet gedaan is? Ga je dan deze namiddag voortdoen?”

“Dat weet ik nog niet, maar het zal wel gedaan zijn. Slaap maar op uw beide oortjes.”

“Moet je vanmiddag een verdedigingscursus gaan volgen, misschien?”

“Een verdedigingscursus? Waarom?”

“Als Henk eens toevallig moest langskomen?”

“Yvette, ik heb daar niks mee te maken en ik wil het daar niet meer over hebben.”

“Ai, je bent precies op uwe teen getrapt, heb ik soms een tere plek geraakt?” Nestor komt snel tussenbeide. “Yvette laat Jan nu met rust. Jij hebt met die zaak helemaal niets te maken. Jij bent met Mieke niet naar bed geweest, of toch zeker niet een kind bij haar verwekt.”

“Nestor denk jij soms dat ik voor de vrouwen ben? Hoe durf je zoiets nog maar te vermoeden? Maar jij komt zo op voor Jan, heb jij misschien…Je kent dat spreekwoord toch nog, dat van die oude bok en een groen blaadje?”

“Yvette, nu is het genoeg.”

Het tikken van de lepels, dat anders in het geroezemoes wegzinkt, werkt plots als een verstikking aan de tafel. De mannen staren naar hun bord en werken automatisch het voedsel naar binnen. Daarna staan ze één voor één op en verlaten zwijgend de woonkamer. Uiteindelijk zit Yvette nog alleen aan tafel. Dan staat zij ook op en begint gelaten de tafel af te ruimen. Terwijl ze de vuile glazen naar de keuken brengt zegt ze vastberaden: “Toch zal ik weten wie de vader is.”

              Jan die onmiddellijk naar de keuken getrokken is zit met zijn hoofd onder de gootsteen. Yvette zet de glazen in de wasbak.

“Yvette, nu geen water laten lopen hé. De kraan NIET open zetten, want ik ben aan de afloop bezig.” Yvette gaat zonder antwoorden terug naar de woonkamer en komt even later met borden terug maar Jan staat voor haar in de doorgang. “Yvette, nog eens, je moet zo nieuwsgierig niet zijn. Mieke zal wel weten wat ze doet en wat ze gedaan heeft. Het zijn uw zaken niet.”

“Mijn zaken niet? Mijn zaken niet? En als die Henk naar hier komt en alles kort en klein slaat en nog iemand in de verdoemenis werkt? Wat denk je dan wat er gebeurt? De Politie komt hier neuzen en ik kan weer onderduiken of erger nog, ik kan verhuizen. Gewoon om dat iemand hier zijn lusten heeft laten botvieren. En dan nog op een stomme manier ook nog. Jan zeg niet dat jij het bent geweest. Zeg het niet. Ben jij de vader?”

“Yvette, als je wilt dat die gootsteen ooit gemaakt wordt laat dan de mensen die willen werken met rust.”

“Och, nu ineens wil hij werken. Je vlucht voor de waarheid hé man. Maar ik kom het te weten, wees daar maar zeker van.”

“Wat ik wil weten is waar mijn gereedschap is gebleven. Ik vind geen enkele sleutel meer.”

“Zie dat je maar een oplossing vindt voor dat kind. En laat me door.” Venijnig duwt ze Jan opzij en kletst de borden met vork en al op het aanrecht. Enkele vorken schuiven in de waskom, andere vallen op de grond, een spoor van etensresten nalatend. Jan schudt meewarig met zijn hoofd en gaat de keuken uit, op zoek naar zijn sleutels. In de galerij loopt hij Francesco tegen het lijf. “Francesco, wat loop jij toch met een lang gezicht, is er iets?”

“Jij moet wat zeggen. Jij bent zelf precies uw ex met haar aanhouder tegengekomen.

Uw lip hangt op uw schoenen.”

”Och, iedereen is hier vandaag slecht gezind. Alleen Xavier die kan zijn geluk niet op. Die heeft precies een examen gedaan en is met glans geslaagd.”

“Ik zou het niet weten, ik heb hem van heel de dag nog bijna niet gezien. Spijtig want hij weet misschien waar mijn plan van ‘de straal naar de hemel’ gebleven is. De laatste keer dat ik Xavier gezien heb was tijdens het ontbijt maar dat was onder bijzondere omstandigheden.”

“Begin jij nu ook niet. Ik heb mijn buik vol van heel die affaire met Mieke.”

“Ja, je bent niet alleen er is nog iemand die er haar buik van vol heeft.”

“Man laat me gerust. Ik ben iets kwijt dat ik dringend nodig heb.”

“De bron die de mens oorspronkelijk geestelijk verheft wordt de verwoestende kracht die de tijd rooft.”

“Begin je weer te zeveren. Zever tegen uw konijn die is dat gewoon.”

Jan draait zich om en gaat met lange pas weer naar buiten. Daar komt hij Nestor tegen. “Nestor, vriend weet jij waar mijn sleutels liggen?”

“Sinds wanneer heb jij een auto?”

“Och onnozelaar, geen autosleutels, mijn steeksleutels, ze lagen in mijn gereedschapskoffer en nu zijn ze allemaal weg.”

“Xavier zal ze toch weer niet verkocht hebben zeker? Om een cadeau voor zijn aankomende zoon te kopen, misschien?”

“Kan hier nu niemand over wat anders klappen? Ik stap het terug af, ik denk dat ik naar Mieke ga, die kapotte gootsteen kan me gestolen worden.”

“Amaai dat zal Yvette niet plezant vinden. En naar Mieke, waarom moet jij ineens naar Mieke?”

“Nestor de ramen moeten gelapt worden. Er zaten daarstraks meeuwen op de raamdorpel en je weet waar meeuwen zijn is er … je weet wel hé.”

Moe van het zoeken gaat Jan weer naar de woonkamer. Hij heeft om drie uur in de namiddag afgesproken met Mieke om een luster te komen ophangen. Het is nog maar elf uur. Zijn sleutels zijn niet te vinden en zonder kan hij niets beginnen. Yvette zit te mokken in haar zetel. Bij het binnenkomen van Jan pakt zij hem onmiddellijk aan. “En… is de gootsteen gemaakt? “

Voor dat Jan kan antwoorden springt Francesco langs de gangdeur de woonkamer binnen. “Zie eens wat een gedrocht dat ik aan de buitendeur gevonden heb. Ik zoek al dagen naar mijn plan van ‘De straal naar de hemel’ en wat vind ik? Een hoop verroest oud ijzer in een bak met plaaster. Dat stond hier zomaar voor de inkomdeur van mijn galerij. Alsof dat ons visitekaartje is. Ik maak geen oud ijzer. Ik creëer kunstwerken.” Met een wilde zwaai gooit Francesco de bak van zich weg. De bak barst in twee op de stenen vloer, de plaaster breekt in brokken en rolt over de grond. De sleutels vliegen uit de bak en schuiven onder kasten en stoelen. Jan ziet onthutst naar zijn sleutels die plots voor hem verspreid liggen. “Ha, daar zijn mijn sleutels.” roept hij tevreden en kruipt onder de kast om zijn gereedschap terug te verzamelen. Yvette kijkt streng naar Francesco. “Wie zou zoiets maken, denk je? Nestor zou het veel meer gecentreerd hebben, met een meetlat afgemeten tot op de millimeter. Jan vernielt zijn eigen gereedschap niet en ik, ik maak mijn handen daar niet aan vuil. Alleen schiet dat konijn nog over, of je moest het zelf gemaakt hebben tijdens een zinsverbijstering. Maar nu iets anders. Wie gaat dat hier allemaal opkuisen?” “Ik weet niet waar Xavier is, maar als ik hem zie laat ik hem onmiddellijk heel de boel opkuisen.”

“Niets van, jij gaat dat NU onmiddellijk opkuisen. Als je die rommel laat liggen loopt hier iedereen met plaaster aan zijn voeten rond en ligt binnen de kortste tijd het ganse huis vol met wit, net alsof het kerstmis is.” Yvette duwt de grootmeester een vuilblik en borstel in zijn handen. “Vooruit laat uw creativiteit hier maar eens botvieren. Of moet je daar ook eerst een plan voor maken.?” Francesco neemt schuldbewust de veger en het blik aan en terwijl hij de boel opkuist gaat Jan met zijn sleutels naar de keuken en begint aan de herstelling van de gootsteen.

              Om drie uur is het karwei van Jan gedaan en gaat hij naar Mieke, maar een half uur later is hij al terug, met Mieke. Yvette en Francesco zitten nog in de woonkamer. “Wat is er?” vraagt Yvette aan Jan, “je bent zo snel terug?” Dan ziet ze Mieke met rode ogen, en opgezwollen gezicht staan. “Maar Mieke wat heb jij gedaan? Je bent toch niet naar… Je hebt toch niet iets gedaan waarvan je nu al spijt hebt? Kom je van de dokter? Is er iets met het kindje?” “Nee… ik… lees maar, een brief van Henk.”

Yvette neemt de brief aan van Mieke en leest hem hardop voor:

“Lieve Mieke,

Hoewel ik nog zielsveel van je hou verkies ik om je nooit meer te ontmoeten. Ik ben je ontrouw geweest en met de verkeerde vrouw naar bed gegaan. Ik was dronken en zij heeft daar misbruik van gemaakt. De slet heeft al mijn geld gestolen, ook dat van uw kameraad. Die met zijn grote dure auto. De job die ik voor hem moest doen is uitgevoerd, daar hoef je je geen zorgen over te maken. Maar om verder te gaan, die slet heeft niet alleen mijn geld gestolen maar ze heeft ook nog een cadeautje bij mij achtergelaten. De volgende morgen zag ik de roos liggen en ik kromp ineen van angst. Ik wist het onmiddellijk: ze heeft me besmet. Razend was ik, ik heb haar onmiddellijk opgezocht maar ze was verdwenen. Veertien dagen later vond ik haar pas terug, maar ik was te laat en voor haar was het ook te laat. Ze was overleden aan een overdosis. Ik wil zo niet eindigen. Ik wil met jou leven, maar dat kan nu niet meer. En daarom wil ik niet meer leven. Er is nog een brief bij voor mijn zoon. Jij weet niet eens dat ik een zoon heb, maar ik heb hem zelf ook nog nooit gezien. Mijn ex wilde niet meer van mij weten en ik wilde geen gezever, daarom ging ik varen. Het laatst gekende adres van mijn zoon staat op de enveloppe, met iemand op de sociale dienst zoals jij moet hij wel te vinden zijn. Ik zeg: treur niet om mij, ik ben zelf heel jaloers en nu heb ik gedaan wat ik van jou nooit zou dulden. Ik sla de hand aan mezelf. Waarschijnlijk ben ik al overleden wanneer jij dit schrijven ontvangt. Het ga je goed en treur niet om mij.

Henk.”

Yvette legt de brief opzij. “Wat erg voor je.”

“De doodsbrief kwam gelijktijdig aan. Ze hebben hem een zeemansgraf gegeven.” “Wat ga je met die eerste brief doen?”

“Die voor zijn zoon? Dat adres vind ik wel en dan stuur ik de brief op. Ik wil die vrouw niet onder de ogen komen, zeker niet in mijn toestand. Maar er is meer, het huis waar ik woon zijn zoon erven. Ik mag daar niet blijven wonen. Ik moet er weg en dringend ook.”

“Dan zoek je gewoon een appartement en verhuis je.”

“Er is nog meer…”

“Wat scheelt er dan nog?” Yvette trommelt zenuwachtig op de tafel.

Ik kan geen drie maanden voorschot betalen. Eigenlijk kan ik helemaal geen huur betalen. Onlangs heb ik mij diep in de schulden gestoken, ik had niet op zoiets gerekend en dan nog dat kindje dat weldra gaat komen. Ik weet echt niet hoe dat verder moet.”

“Ga naar de sociale… , oei dat ben je zelf…”

“Dat kan ik nu niet doen, net nu die promotie in zicht is.”

Jan had heel de tijd zwijgend geluisterd, langzaam staat hij recht, wandelt langs de tafel en draait zich dan naar de vrouwen. “Ik ga je helpen, Mieke: Je weet toch dat ik de straten afschuim om nog iets bruikbaars te vinden, wel ik doe een paar andere dorpen erbij en dan houd ik maandelijks een garageverkoop. Met dat geld kun jij je nieuwe huishuur betalen.”

“Dat is heel lief van je, Jan, maar gaat dat wel genoeg opbrengen?”

“Jij weet niet wat de mensen allemaal weggooien zeker? Let maar eens op. Ik begin er morgen al aan. Kom morgenavond maar langs en dan overhandig ik je de eerste enveloppe.”

Yvette ademt demonstratief door haar neusgaten. “Ja, Jan is een echte handige Harry. Hij heeft in de tijd nog koffiezetters verkocht. Hij kocht twee oude kapotte toestellen en dan maakte hij er ene nieuwe van. Sindsdien drinken we koffie uit een beurs zoals in grootmoeders tijd. Al onze koffiezetters zijn ontploft.”

“Yvette, je moet geen oude koeien uit de gracht halen. Dit is ernstig. Ik houd me aan mijn woord, let maar eens op.”

              De volgende dag om tien uur staat Jan al op straat achter zijn verkoopstand. Met enkele schragen op het voetpad en daar wat planken op heeft hij een toonbank gemaakt. Op een groot bord staat:

GANSE DAG GEOPEND.

Een politieagent die ook van het zonnetje wil genieten wandelt langzaam door de straat. Nieuwsgierig blijft hij voor de toonbank staan. Hij kijkt wat naar enkele schilderijtjes, draait een strijkijzer om en leest de achterkant van een postkaart.

“Kijk rustig rond meneer de agent. Alles moet weg tegen vanavond. Wat bied je voor deze koolkit?”

“Die koolkit interesseert me niet maar die kandelaars daar, die zien er nog goed uit.” “Echt zilver, meneer de agent, dat is een prachtkans, ze komen nog van mijn eigen overgrootmoeder.”

“Zo iets oud daar krijg je toch geen geld meer voor, kijk er is een stukje af.”

“Er staat wel een stempel op de onderkant, hé meneer de agent.”

“Voor een vriend doe je wel een gunst, niet?”

“Meneer de agent, ik sta hier wel om te verkopen.”

“Heb jij hiervoor een aanvraag bij de gemeente gedaan? En heb jij took een leurders vergunning?”

“Oh, die aanvraag ligt binnen. Ik wil het wel gaan halen, maar dan moet ik mijn kraam alleen laten.”

“Geeft niet, de politie waakt. Er zal niets gestolen worden.”

Er zit niets anders op, Jan moet naar binnen. Zeer langzaam zet hij de kandelaars terug op de tafel en wandelt aarzelend weg. Maar Jan komt niet meer naar buiten.

Intussen gaat Yvette de hof op en ziet tot haar ontsteltenis de agent staan. De emoties van de laatste tijd hebben haar parten gespeeld en nu staat de politie voor haar deur. In paniek vlucht ze de galerij in. De agent wacht nog vijf minuutjes bij de kraam van Jan en wordt dan achterdochtig, hij wil weten waar Jan blijft. Hij gaat een deurtje binnen en komt ook in de galerij terecht. Daar loopt hij Francesco tegen het lijf en vraagt aan hem: “Meneer heb jij soms die venter gezien die hier de garageverkoop houdt?”

“Ogen heb je gekregen om te zien en de zieners zijn de toeschouwers; kom dan laat ik je ‘de straal naar de hemel zien’. De toeschouwer speelt zelf voor model hoewel het model zelf niet belangrijk is….”

              Jan kijkt onder het gordijn naar buiten en ziet zijn kraam onbewaakt staan. Die agent is weg denkt hij. Hij zal de kandelaars wel meegenomen hebben, maar dat is niet erg. Ik ga verder met mijn verkoop. Gerustgesteld loopt Jan terug naar de straat. Op de toonbank ziet hij de twee tinnen kandelaars liggen. Verdorie, denkt hij, die agent hangt hier nog ergens rond. Ik maak dat ik met mijn kraam wegkom, ik breek alles af. Jan haalt snel zijn stootkar, gooit er alles op en holt terug de werf op. Daar neemt hij een oud zeil en legt die over de stootkar. Legt er nog wat oude planken en een kapotte tafel bovenop en gaat snel weer naar binnen. Voor het raam neemt hij post en wacht naar wat er verder gebeuren gaat.

              In de galerij gaat Francesco verder met zijn betoog. “Uit de doorbreking van elke contextuele referentie wordt aan het object een andere functie en ook een andere betekenis gegeven.”

De agent ziet naar een raket die aan de buitenzijde vol kleine spiegeltjes beplakt is. Hij ziet zijn eigen ronde kopje op elk vijf vierkante centimeter weerspiegeld. Sommige stukjes zijn zeskantig andere rechthoekig en weer andere gewoon willekeurig gebroken deeltjes die naast elkaar geplakt zijn. Het lijkt wel of de raket behangen is met duizend ronde rode agentenkopjes. Verdwaasd hoort de man van de wet vaag de stem van Francesco.

“Een betekenis die hier zal ontspruiten aan de verbeelding van de toeschouwer, hier achthonderdtwee en twintig keer weerspiegeld, van zodra die de gestructureerde objecten probeert in te passen kan zowel in fictieve vorm als in herinnerde ruimtes voorkomen.”

“Kom het is goed, ik geloof je wel. Ik ga terug naar buiten, het is hier te duf voor mij. Ik heb dringend behoefte aan verse lucht.” Zonder omkijken holt de agent de galerij weer uit. Suf gepraat door Francesco, ziet hij niet eens dat de verkoopstand weg is. Hoofdschuddend loopt hij de straat uit, zelfs niet meer wetend wat hij daar eigenlijk kwam doen.

                            Jan haalt opgelucht adem en gaat naar de galerij. Hij hoort Yvette fluisteren:

“Is hij weg? Is de agent weg?”

“Ja, hij is de straat al uit. Maar waar zit jij?”

“Hier in de raket, ‘De straal naar de hemel’, help me er maar uit, het is hier wat smalletjes.”

“Francesco, help dat meisje eens, want je hebt de deur op slot gedaan, zo kan ze er niet uit.”

“Ik wist toch ook niet dat Yvette in ‘de straal naar de hemel' was gekropen. Goed dat mijn kunstwerk nog niet af is, want normaal zit ze vol met muggen, om zo een vierde dimensie te creëren, namelijk ken je dat, dat irritante scherpe gezoem van een mug. Stel je voor dat er zo een paar duizend muggen in koor tegelijk zoemen. Yvette, de deur is open, kom er maar uit.” Yvette klimt uit het kleine deurtje en duikt onmiddellijk terug in de raket om dan met een blad papier terug buiten te komen.” Is dat wat je al twee dagen aan het zoeken bent, Francesco?” “Yvette, dat is het, dat is mijn plan. Je bent een schat.”

              Die avond komt Mieke langs om te horen hoe de verkoop is afgelopen. Ieder doet zijn verhaal en Mieke is blij dat ze nog eens goed heeft kunnen lachen met de beetgenomen agent. Kortom de stemming was na die emotionele dagen voor haar weer gekeerd. Aan Francesco vroeg zij: “Was je niet beledigd dat de agent zo weinig aandacht gaf aan je kunststuk?” “Wel nee, voor vertegenwoordigers van de wet heb ik altijd een speciale woordenlijst. Als zij op de tv spreken verstaan wij hen ook niet, dus ik geef ze een koekje van eigen deeg;”

“Wel Mieke,” neemt plots Yvette het woord, “jij hebt ons ook altijd geholpen, en daarom stel ik voor dat jij zolang het nodig is gewoon bij ons komt wonen. In mijn kamer is wel plaats voor twee.”

“Dat zou tof zijn. Maar wat vinden de anderen ervan.”

“Die vinden dat goed. Wie niet akkoord gaat moet het nu zeggen. Zie je wel niemand die iets zegt.”

“Maar Xavier is er niet bij. Die kan nog bezwaren hebben.”

“Ja zeg, dat is waar ook, waar is die eigenlijk? Die is al van gisteren weg.” “Ben je mij aan het zoeken?” De deur gaat open en Xavier staat met een vreemde man in het deurgat. “Mannen mag ik jullie Theo voorstellen. Hij is fotograaf en reporter. Hij komt mijn eerste kunststuk fotograferen. Alleen, weet iemand waar die pot plaaster met sleutels gebleven is?”

 

 

 

 

.

 

14-05-2020 om 17:18 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
13-05-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 7. Raket met duizend gezichten.
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Raket met duizend gezichten.

%%%FOTO1%%%

Deel 7

Het schooltje.

                        “Ze zijn er weer. Na vier maanden zijn ze er weer terug.”

“Nestor, wees eens duidelijk. Over wie heb je het nu? Wie is er weer terug na vier maanden?”

“Wel ja Yvette… de zigeuners. De zigeuners hebben hun kamp weer opgeslagen.”

“Waar? Hiernaast op het veld?”

“Ja. Zeven families met kinderen en al.”

“Dat moet toch wel erg zijn hé!”

“Waarom? Die mensen kiezen daar toch zelf voor. Vrijheid! Dat is toch belangrijk.” “Ja; maar voor die kindjes. Die gaan haast nooit naar school. Wat gaan die in de toekomst toch doen. Ze kunnen niet eens lezen of schrijven”

“En zeggen dat kinderen heel leergierig zijn.”

“Nestor, we moeten daar iets aan doen. Die kinderen moeten geholpen worden.

“Allemaal goed en wel, maar hoe? Yvette, hoe?”

“Nestor, vanavond spreken we erover.”

“Och ja, laten we nog eens vergaderen, we doen dat toch zo graag, we doen niets anders meer de laatste tijd.”

“Natuurlijk, zo kun je laten zien dat jij weer de oudste bent en de vergadering mag voorzitten.”

“Ja, plezant is wat anders. De Xavier zal weer zagen.”

“Ik moet er niet over beginnen want ik heb het al altijd gedaan. Ik hoor het hun al zeggen: het is ons Yvette weer. Met haar lumineuze ideeën.” “Je hebt gelijk, Yvette, vanavond na het eten zal ik erover spreken.”

              Nestor nam een slok water om de laatste resten door te spoelen en stond recht. Met een lepeltje tikte hij tegen zijn glas. “Mannen luister,” begon hij zijn betoog, “Yvette heeft een voorstel. Laat eens horen, Yvette wat je deze morgen tegen mij zei.”

Yvette keek nijdig naar Nestor. “Zo waren we niet afgesproken. Jij zou het hen voorstellen.”

“Het was uw idee, ik kan uw idee toch zomaar niet inpikken.”

“Och flauwe. Ga maar terug zitten. Ik zal het hun wel vertellen. Jij weet toch altijd iets om er tussenuit te knijpen.”

“Zeg, komt er nog iets van? Mijn meester moet nog gaan werken hoor.”

“Ja, ja, luister maar: Je hebt misschien al gezien dat ze er terug zijn. Om de drie à vier maanden komen de zigeuners naar hier en kamperen ze weer op de wei hiernaast. Ik dacht aan die arme kindjes en ik maakte me zorgen om hun opleiding. Als zij zo dikwijls mee moeten verhuizen kunnen zij toch geen lessen volgen op school.

Ik vroeg me af: kunnen we daar niet iets aan doen?”

Xavier keek spottend naar Yvette. “Breng ze naar school met de bakfiets van Jan.” “Ben je daar weer? Die bakfiets is van mij en daar moet jij niet over beslissen.” “Wie heeft er een ander voorstel? Jij Francesco? Maar probeer het deze keer wat eenvoudig te houden, want met uwe ingewikkelde uitleg altijd.”

”Als de kinderen niet naar school kunnen, kan de school dan niet naar de kinderen gaan?”

“Ook met de bakfiets, zeker. Ik zie de leraars al op de bak zitten. ‘Allez, schuif eens wat op Juffrouw Marleen, ik zit geprangd tussen die wielkast hier en uw breed achterwerk.’ “

“Maar nee, die leraars die moeten toch in de school blijven bij de andere leerlingen.” “Andere leraars dan, maar waar gaan we die vinden?”

“Als we zelf eens les zouden geven?”

“Goed idee, Jan. We leren ze Nederlands lezen en schrijven en daarbij nog wat hoofdrekenen.”

”Och, Nestor toch. Dat is veel te saai. Na een half uur zijn ze terug weg, ofwel met hun gedachten ofwel helemaal uit de klas. We moeten ze lokken met iets dat hen interesseert, zodat ze blijven komen.” “Oh, ik geef computerles,” juicht Yvette.

“Ga maar al terug zitten,” repliceert Nestor, “jij hebt zelfs geen computer, hoe ga je die computerles dan geven?”

Zonder het antwoord van Yvette af te wachten roept Francesco: “Ik breng hun de moderne kunst bij, en ik laat ze… boetseren.”

“Francesco, die mannetjes kunnen uwe ingewikkelde uitleg niet eens volgen. Ik zal hen wel leren knutselen.”

“Jan, jij bent niet gekleed om voor een klas te staan. Jij met uwe beige stofjas en uw korte broek. Bekijk die stofjas maar eens, die staat stijf van de vettigheid.” “Dat is onze Nestor weer, jij moet ook altijd overdrijven, hé mister proper.” “Laat ons eerst eens bedenken waar we hun klaslokaal gaan maken!” komt Yvette tussen hun gekibbel. “Ik stel voor om de galerij tijdelijk om te bouwen tot een leslokaal. Jullie wilden toch dat Francesco en Xavier de galerij zouden delen, wel zo kunnen ze het delen.”

“Ja, ik had het kunnen denken. Net nu we nieuwe plannen hebben. Maar goed, voor de kinderen wil ik wel wat over hebben. Maar ik geef niet meer dan de helft van de galerij. Dat moet voldoende zijn en ik geef bijles over de kunst.”

“Met wat schragen en planken maak ik tafels en banken. Onder voorwaarde dat ik bijles mag geven over knutselen,” dringt Jan zich op.

Yvette staat er beteuterd bij. “De kinderen hun toekomst ligt bij de computer en dat zullen zij nu moeten missen. Gewoon omdat ik geen pc heb.”

Jan ziet een kans om weer in een goed blaadje te komen bij Yvette. “Ik kan proberen om een oude pc te lenen.”

“Deze keer ene van het Russisch Kremlin zeker?”

“Neen, Yvette, van Mieke, de sociale helpster.”

“Die heeft ook geen computers in overschot.”

“Ik kan het toch vragen, misschien heeft ze er wel ene in overschot.”

Twee dagen later komt Yvette de galerij binnengewandeld. Francesco is druk doende met een beeld af te kuisen. Ze neemt de klammige doek uit de grootmeester zijn handen. “Geef dat maar hier dat kan ik beter dan jij.”

“Wat scheelt er, heb je soms iets nodig van mij?” Francesco kijkt naar Yvette haar gezicht en merkt de verwrongen lip om haar mond. Uit haar rechteroog rolt een traan. “Ik heb nog steeds geen computer en nu kunnen die kindjes nooit leren werken met een computer.”

“Och Yvette, Jan zal wel een oplossing vinden. Je weet toch dat hij een boontje voor jou heeft. Hij laat jou nooit in de steek.”

“Dat is waar,” snikt Yvette, “hij zorgt goed voor mij, maar waarom duurt dat dan zolang.”

“Wees gerust, dat komt allemaal…”

“Ha, hier zit jij. Bij de prutsers. Kijk eens wat er op mijn bakfiets ligt.”

Yvette kijkt op en ziet Jan met zijn bakfiets in het deurgat staan. Nieuwsgierig komt ze dichterbij. “Oh, een computer,” juicht ze.

“Het is wel geen nieuw model, maar wel bruikbaar om de kinderen de beginsels van een computer aan te leren. We moeten hem wel binnen drie weken teruggeven.” “Oh, Jan je bent een schat.” Yvette vliegt Jan om de hals en geeft hem drie vette kussen.”

Francesco doet alsof hij het woord prutsers niet gehoord heeft en wenst Yvette proficiat.

“Kom,” beveelt Yvette, weer de leiding in handen nemend, “we gaan de lessenrooster opstellen.”

              “Rekenen en Nederlands kan door iedereen afwisselend gegeven worden, daar zijn we het allemaal over eens. Maar dan zijn er nog maar twee lesuren over. Voor drie bijvakken. Want in de namiddag geven we geen les. De voormiddag is lang genoeg voor die mannetjes. We hebben Yvette voor de computer, Francesco voor kunst en Jan wil knutselles geven.”

“Als we eens een wedstrijd houden, ieder van jullie geeft een proefles en een jury beslist welke les de beste is,” stelt Nestor voor.

“Ik wil wel jurylid zijn,” zegt Xavier, vergenoegd.

“Dan weet ik al wie er zal afvallen,” antwoordt Jan onmiddellijk.

“Er moeten meerdere juryleden zijn. Bijvoorbeeld: Xavier, Nestor en dan nog een onafhankelijke,” beaamt Yvette weer.

“Ik weet het, ik denk aan Mieke, zij is de ideale persoon voor zoiets. Zij is als een rechtvaardige rechter,” beslist Nestor. “Ik en Xavier maken de leslokalen klaar en jullie maken uw voorbereiding voor de proefles.”

In de namiddag staat Jan onder zijn afdakje tussen de tafelpoten en ijzeren golfplaten. Xavier sluipt stilletjes dichterbij.

“Ben je daar nu weer?! Wat moet je nu weer hebben. Ik heb toch alleen maar rommel, rommel voor het stort volgens uw meester klungelaar.”

“Ik heb maar een paar kleine stukjes nodig. Mijn meester is bezig met de voorbereiding van zijn proefles.”

“En ik? Wat denk je dat ik aan het doen ben? Ik leer ze tenminste iets nuttigs. Materialenkennis en het gebruik ervan. Uw meester maakt alleen maar rommel. Daarbij, moet jij Nestor niet gaan helpen om het leslokaal in orde te maken?”

“Mieke is er ook en ze zeggen dat ik hun in de weg loop.”

“Ach zo, Nestor wil Mieke voor hem alleen en jij loopt hen in de weg. Ga maar snel terug naar de hangar en hou die twee in ’t oog. Anders hebben we binnen negen maanden geen lokaal maar wel een kind erbij.”

“Precies of ik kan dat tegenhouden,” murmelt Xavier, trekt snel een tafelpoot weg en maakt zich uit de voeten. Terug bij Nestor en Mieke vertelt hij volgend smoesje: Mijn meester wou de les liever zonder toeschouwers voorbereiden. Voor de concentratie had hij gezegd.

“Ik ga een kop koffie drinken bij Yvette,” antwoord Nestor nors, “dat konijn loopt meer in de weg dan wat anders.”

Bij het binnenkomen in de keuken overziet Nestor de grote papierberg over de tafel en op de vloer. “Wat ben jij allemaal aan het doen? Het is hier precies een papierfabriek.”

“Ik bereid mijn computerles voor. En wat kom jij doen? Moet jij het leslokaal niet in orde maken?”

“Ik kom een kop koffie drinken. Is er verse?”

“Neen, die heeft Francesco allemaal opgedronken.”

“Wil jij geen zetten? Mijn handen zijn zo vuil.”

“Ik heb nu geen tijd. Ik moet inspiratie hebben.”

“Koffie verscherpt de inspiratie, vooral voor juryleden op ouderdom.” “Jij chanteur, maar ik heb het begrepen. Ik zal koffie zetten.”

              In de galerij zetten Xavier en Mieke de tafels klaar voor de lessen. “Ik krijg die bank er niet meer tussen.”

“Jij kunt toch nooit iets hé. Ja, wat verlang je van een rijkeluiszoontje. Mij wegbrengen met een Rolls, dat wel, maar terug komen halen? Niets daarvan. Dan stuurt hij de kat. Of liever een stootkar. En ik moest blijven zitten want Jan moest kost wat kost bewijzen dat hij het aankon zonder handschoenen.”

“Je had het hem toch kunnen vertellen, dat ik maar vijfhonderd meter de stootkar gereden heb en dat ik dan de auto ben gaan halen.”

“Wat denk je. Ik heb het hem wel dertig keer verteld. Iedere kilometer opnieuw. En iedere keer beet hij wat harder op zijn tanden en reed hij verbeten verder. Mijn gat staat vol blauwe plakken van het schokkelen op die kinderkoppen.”

“Het is voorbij, ik kan de klok niet terugdraaien, maar we hebben er wel goed mee gelachen. Zeker Yvette, die zag je al zitten, dertig kilometer over de kasseien zittend als een zigeuner met al haar hebben en houwen op een stootkar. Ze had je al een kapje en een jutte zak aangedaan, in haar gedachten dan toch.”

“Zo, zo. Yvette heeft met me gelachen. Dat zal ik onthouden. Ik denk dat ik hard ga lachen op haar proefles. En wat is uw probleem nu? Wat gaat er niet tussen?”

“Wel die bank, dat schutsel staat in de weg.”

“Zet dat dan naar achter.”

“Maar, mijn meester is daar aan het werk.”

“Och, konijntje durft niets te zeggen tegen zijn meester. Hé Francesco! Schuif eens wat naar achter, maat, we hebben meer plaats nodig,” roept Mieke over het schutsel heen.

“Ik ben al twee keer opgeschoven. Ik schuif niet meer op. Ik moet mijn les voorbereiden!”

“Doe wat je niet laten kunt. Maar morgen jureer ik en dan doe ik ook wat ik niet laten kan. Begrepen?”

“Ik begrijp het al. De mens heeft in deze galerij zijn goden gedefinieerd als juryleden. De navel van deze kwestie werd tijdens meditatie gerealiseerd om het eerste geluid ervan als wet op te leggen.” “Wat zeg je? Ik versta er niets van.”

“Het is al goed. Ik schuif al op.”

Nestor komt terug binnengewandeld. “Mieke ga maar een kom koffie drinken. Yvette heeft juist verse gezet.”

“Ah, ben je er terug, Yvette heeft verse koffie gezet, zeg je? Ja, met Yvette heb ik nog een eitje te pellen. Ik zal eens koffie gaan drinken zie.”

Nestor kijkt naar de banken en tafels naast hem. “Zeg Xavier, die banken staan zo dicht tegen elkaar. Kunnen die niet wat verder van elkaar verschoven worden?” “Ja, maar Francesco is achter dat schutsel zijn les aan het voorbereiden en een kunstenaar heeft toch plaats nodig.” “Plaats nodig? Plaats nodig? Zeg Francesco, schuif nog eens een metertje op man.

Die kinderen zitten hier veel te krap.”

“Toch niet weer? Ik ben nog maar pas opgeschoven. Ik moet mijn les toch nog kunnen voorbereiden.”

“Een goede voorbereiding doet wonderen. Vooral als de jury beseft dat de kandidaat

er alles voor over heeft. Zelfs om op kleine ruimtes te willen werken.”

“De mens heeft in deze galerij zijn goden gedefinieerd als juryleden. De navel van deze kwestie werd tijdens meditatie gerealiseerd om het eerste geluid ervan als wet op te leggen.”

“Wat zeg je? Ik versta er niets van.”

“Het is al goed. Ik schuif al op.”

“Mijn meester beheerst de kunst in alle opzichten zelfs op de kleinste plaatsjes.”

“Als hij niet anders kan, wel, ja.”

Mieke komt samen met Jan de hof op. “Yvette heeft ons echt uitgelachen, ons alle twee. Ze wilde het niet toegeven maar Xavier heeft het me verteld en die liegt niet die is daar niet slim genoeg voor.”

“Och, je moet daar niet zo zwaar aan tillen. Ik heb het toch maar gedaan. Zestig kilometer met een stootkar zonder handschoenen en aan mijn handen is niets te zien, kijk maar.”

“Aan uw handen niet, maar moet je mijn gat eens zien? Twee blauwe plakken, zo groot als…”

“Als van een nijlpaard? Nee, zo een dik gat heb jij niet.” Ze lopen voorbij Xavier.“Oei, kijk eens naar Xavier daar. Wat is die knoeier nu weer aan het doen! Hé Xavier, dat bord moet je eerst voorboren, dat is een soort eternieten plaat, als je er zo een nagel inklopt springt die plaat in duizend stukken kapot.”

“Voorboren? Met een boormachine? Is dit een goede boormachine?”

“Ja, maar zie dat ze niet op kloppen staat.”

“Wat is kloppel?”

“Niet kloppel maar kloppen.”

“Hoe kan ik dat zien?”

“Och jong, geef dat hier. Zie je nu waarom kinderen materiaalleer nodig hebben. Ik zal jullie wel komen helpen. Een uurtje kan er nog wel af. Zo kunnen jullie zien dat een les in materiaalbeheer wel echt noodzakelijk is.”

Tegen de avond gaat Nestor horen of Yvette geen eten wil klaarmaken. De juryleden hebben honger zegt hij er veelbetekenend bij. Yvette is wanhopig. De inkt van haar printer is op en haar cursus is nog lang niet af. Nestor belooft tenslotte om inkt te gaan halen terwijl Yvette spaghetti klaarmaakt.

              De volgende morgen zitten Mieke, Xavier en Nestor op de schoolbanken. De drie anderen krijgen de gelegenheid om één voor één hun les te verdedigen. Francesco is de eerste. Hij staat vooraan in de klas en op een tafeltje naast hem staan verschillende beeldjes en enkele felgekleurde houten plankjes. “Een voorbeeld van monumentale kunst…”

Mieke onderbreekt Francesco. “Monumentaal, hebben ze dat woord al in de Nederlandse les geleerd?”

“Ze hebben nog geen Nederlandse les gehad,” antwoord Nestor.

“Dan moet je een ander woord zoeken, of uitleggen wat je bedoelt.”

“Monumentale bedoelt alles wat een monument kan zijn. En een monument is kunst

Dus: een voorbeeld van monumentale kunst is een beeld op een sokkel…”

“Weten zij wat een sokkel is?”

“Het kan me niet schelen of ze weten wat een sokkel is, een voorbeeld van monumentale kunst is een beeld op een sokkel maar met de sokkel…”

“Kun je dat niet tonen, dat is misschien eenvoudiger.”

“Een beeld op een sokkel maar met de sokkel van boven. Door hun opschrift en plaatsing in de ruimte leveren die kritiek op de ideologische werking waarop onze moderne samenleving is gebaseerd.”

“Nestor versta jij daar iets van? Of jij Xavier, jij bent zijn leerling. Wat wil hij eigenlijk zeggen?”

“Dat je alles op zijn kop moet zetten en je hebt kunst, is het niet meester?” Francesco pakt de tafel met geweld vast en kantelt die omver. De beeldjes met de plankjes vallen op de grond. “Ik stop ermee. Jullie kennen er niks van. En jij konijn jij moet bijles komen volgen,” brult hij en loopt vol woede naar buiten.

Xavier staat snel op, raapt alles bijeen, zet de tafel weer recht en loopt Francesco achterna.”

“De volgende,” roept Nestor luid door de klas. Na twee minuten wachten roept Nestor opnieuw: “De volgende!” Dan komt Jan aarzelend binnen:

“Mijn verontschuldigingen, maar ik ben een deel van mijn didactisch materiaal kwijt. Ik kan op deze manier enkel maar een deel van mijn les…”

“Waren daar groene blokjes bij?” vraagt Mieke.

“Ja, ja, vier rechte blokjes.”

“Van ongeveer vijftien centimeter lang?”

“Ja, heb jij ze?”

“Neen maar Francesco had zulke blokjes bij. Ze dienden als sokkel voor zijn les over kunstwerken.”

“OH, die smeerlap. Dat is diefstal, en chantage. Ik doe niet meer mee. Zo kan ik geen les geven.”

Na deze korte opkomst roept Nestor opnieuw; “De volgende mag komen.” Yvette komt op en kijkt rustig in de klas:

“Waar is Xavier? Moeten we niet op hem wachten?”

“Als uw les dezelfde resultaten heeft als de twee vorige is het niet nodig dat we op hem wachten. Trouwens ik denk dat Xavier bijles is gaan volgen bij Francesco.” “Goed laten we dan maar beginnen. Als ik het scherm van mijn monitor zo naar achter draai kan iedereen dan genoeg zien?”

“Ik zie wel een scherm, maar het is nog zo donker als de nacht.” “Wacht ik zet de schakelaar aan.” KNATS.

“Nu is het nog donkerder, we zien nu zelfs geen scherm meer,” spot Mieke.

“Jan, Jan, kom het licht is uitgevallen, de elektriciteit is kapot.”

“Yvette, trek uw plan ik moet nieuw didactisch materiaal maken. Ik kom niet.” “Jan, je moet komen.”

“Ik moet juist niks dan af en toe naar de wc gaan. En dat ga ik nu doen ook. Bye bye.” “JAN!”

“Die zien we vandaag niet meer terug. Willen we de les maar stoppen? Ik denk dat je toch niet veel concurrentie hebt.”

De jury gaat in beraad en beslist dat elk kandidaat één les per dag mag geven. Xavier geeft Nederlands, Nestor Rekenles, de computerles is voor Yvette, kunst zal door Francesco gegeven worden en materialenleer door Jan. De twee hoofdvakken worden in de voormiddag gegeven en de andere vakken in de namiddag.

De volgende dag worden de kinderen aangespoord om de lessen te volgen. Elf kinderen zitten er uiteindelijk in de klas. Allen tussen de acht en twaalf jaar. Het merendeel zijn meisjes. Nestor moet binnen een kwartier de eerste les geven. De drie koppen koffie hebben nog niet echt geholpen. Zijn zenuwen blijven hem parten spelen. Hij weet dat de fles whisky die hij van Jan gekregen heeft nog steeds vol is met de stop verzegeld. Dat is al van na de weddenschap tussen Yvette en Xavier. Nestor had de fles van Jan gekregen en deze in de woonkamer gezet omdat hij daar het minste kans had om er in het geniep van te gaan drinken. Zijn wil is goed maar vandaag enkele minuten voor hij les moet geven…

De woonkamer is verlaten. Hij kijkt naar de fles. Nee, ik ga door, denkt hij, maar bij het voorbijgaan van de fles opent hij deze snel en neemt er een slok uit. Een klein slokje maar, denkt hij, hm, dat helpt, vlug nog een slok en dan verdwijnt de fles in zijn boekentas.

              In de rekenles zitten de zigeunerkinderen op de banken. Enkelen van hen moesten naar de les van hun ouders, de anderen zijn maar meegegaan omdat ze anders toch niemand hadden om mee te spelen. Allen zitten ze gespannen voor een rekensom. Nestor neemt van de gelegenheid gebruik om even achter de tafel in zijn boekentas te duiken.

              Nestor staat op en wandelt rustig door de klas. Bij de kleinste kroezelkop blijft hij even staan. De jongen kijkt verlegen op. “Meester Nestor, jij gebruikt dezelfde medicamenten als mijn vader”

“Oh ja mijn jongen, waarom weet je dat zo zeker?”

“Jouw adem ruikt ook zo als die van mijn vader. Voor de reumatiek zegt mijn vader altijd. Meester heb jij ook zo een last van reumatiek?”

“Kom jongen, maak je sommen maar. Zijn deze klaar? Ik zal eens kijken of ze juist zijn ingevuld.”          

Nestor zet zich aan de tafel, maar door de drank overmand valt zijn hoofd op zijn gekruiste armen. Tien minuten later begint hij te ronken. De kinderen in de klas merken het en beginnen met proppen te gooien. Hoe langer hoe vaster Nestor slaapt en hoe heviger de kinderen de boel op stelten zetten. De kamer ligt vol proppen, enkelen kleven aan de muur het plafond en tegen het bord.

              Ik heb nog even tijd om eens langs het pand te lopen, plant Mieke terwijl ze op haar fiets stapt, eens kijken hoe de studentjes het in de les doen. Aan de galerij zet ze haar fiets tegen de gevel en doet voorzichtig de poort open. De kinderen dansen op de tafels en op het bord staan zotte gezichten. Iemand heeft een man met borsten en snor op bord getekend. Mieke schrikt hevig en zoekt naar een leraar. Ze ziet Nestor. Op zijn hoofd, dat nog steeds op zijn armen ligt, staat een papieren hoedje en een luid gesnurk komt boven het gestommel uit. Voorzichtig sluit ze terug de deur en haast zich naar het zigeunerkamp. Binnen gaat de kermis verder.

              Yvette en Jan komen ook een kijkje nemen. “Straks moet jij les geven Jan. Wat ga je zoal geven? “

“Ik ga hun de communicerende vaten leren. Met water morsen doen de kinderen altijd graag.”

“Dat is waar voor zoiets zijn ze altijd te vinden.”

“Zeg Yvette, wees eens stil hoor jij dat ook? Al dat lawaai in de klas!”

“Ja, ik hoor het ook, is Nestor er dan niet? Ze breken precies het hele gebouw af.” Jan opent de deur en ziet de chaos. Hij loopt naar Nestor om hem wakker te maken maar een stem doet hem ophouden. “Is het zo dat de kinderen hier les krijgen?” Jan kijkt om en ziet recht op tien woedende gezichten. Mieke staat vooraan. “Ik ben hun ouders gaan halen, want ze zouden mij niet geloven. Kom kinderen allen naar huis de les is gedaan. “

Yvette en Jan staan er beduusd bij. Het lokaal loopt leeg. Als iedereen weg is proberen ze Nestor wakker te maken. “Het is uw schuld, je had nooit die fles mogen kopen voor Nestor,” schimpt Yvette naar Jan.

“Zeg, Nestor is normaal heel gedienstig; vandaag was hij nerveus. Dan is hij nogal zwak en grijpt daarom gemakkelijk naar de fles.”

“Gemakkelijk, zeg dat wel. Jij hebt het hem wel heel gemakkelijk gemaakt. Jij koopt de drank voor hem.”

“Och, zulke mannen vinden altijd wel een fles als ze willen drinken.”

Nestor heft zijn hoofd op, fronst zijn wenkbrauwen en vraagt verdwaasd: “Waar zijn mijn leerlingen? Oei, ik ben precies in slaap gevallen. Hoe laat is het? Is het al zo laat?”

“Nestor, uw adem stinkt naar de whisky. Bah. En de school is afgelast. De ouders zijn razend en Mieke ook.”

“Oei, Yvette is het zo erg? Is Mieke hier ook geweest?”

“Zij is er op uit gekomen dat jij sliep en dat de klas op stelten stond. Kijk maar naar die mooie tekening op het bord en naar de mesthoop hier op de grond en tegen de muur. Je kunt zien dat alles opgekuist wordt. Verstaan?”

“Och ja, Het liep van in het begin al mis. Misschien maar goed dat we er vanaf zijn. Laten we de schoenmaker bij zijn leest blijven en de leraar in de klas laten. Ieder zijn talent.”

“Ja, uw talent is drinken en slapen.”

“Dat is overdreven, ik ben ook de moderne huisman. Kuisen, strijken, koken…” “het Is al goed, ga maar een kop koffie drinken. Met uw stinkende adem. Ik word al dronken van uw adem alleen al.”

 

13-05-2020 om 08:17 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
>> Reageer (0)
12-05-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 6. Raket met duizend gezichten.
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Raket met duizend gezichten.

%%%FOTO1%%%

Deel 6

De PC.

De slippen van zijn beige kiel ruisen irriterend bij iedere stap tegen zijn naakte schenen. De korte pijpen van zijn short konden dat niet verhinderen. Toch voelde Jan dit niet. Verontrustend draait hij zijn hoofd voor de derde keer om. “Gelukkig, niets te zien, de ophaalwagen is nog niet in zicht,” mompelt hij en gerustgesteld fluit hij een stokoud deuntje terwijl hij zijn stootkar verder over de hobbelige straatstenen duwt.

Iedere maand rijdt Jan met zijn gammele kar door de straten en gaat op zoek naar iets bruikbaars: oude tafels, kapotte stoelen of zelfs twee stoelen waar er twee van ontbreken, antieke lusters, verroeste vogelkooien, strandstoelen die wegens het slechte zomerweer weer niet gebruikt zijn, en wat nog meer. Het staat zomaar op straat. Dit kan Jan natuurlijk allemaal gebruiken. Zoals die fiets daar, met een ander voorwiel en een beter zadel kan die nog jaren meegaan. Hij zou liever alle stukken één voor één rustig willen bekijken alvorens ze op te laden maar iedere keer opnieuw is het weer een wedstrijd tussen hem en de ophaalwagen. De mannen van de vuilkar kennen hem al want als ze hem in de verte zien, toeteren ze drie maal kort en eenmaal lang, heel lang, zolang totdat Jan toch omkijkt.

Jan kent de route van de mannen op zijn duimpje, maar soms durven ze een andere weg nemen en dan komt hij te laat, de straat is dan leeg en het voetpad is proper. Vandaag ligt zijn stootkar overvol.

“Ik heb mijn wagen volgeladen” fluitend en af en toe zingend duwt hij zijn kar verder naar het pand. Een zachte wind doet hem opkijken. In de verte komt een donkere wolk dreigend dichterbij. Als het maar niet gaat regenen. Vroeger kon hij alles droog wegzetten in de garage maar sinds Yvette deze omgetoverd heeft tot een galerij mag Jan daar niet meer binnen. Bezorgd doet hij een stapje rapper. De eerste druppels pletsen uiteen en maken grote donkere vlekken op de blauwe kasseien. “Verdomd,” vloekt hij stilletjes, “maar ik ga niet buiten in de regen staan. Ik leg alles in de woonkamer. Wat denken ze nu.” Nors duwt hij zijn kar voor zich uit.

Jan heeft geluk; er zit niemand in de woonkamer. Hij heeft het kot voor hem alleen. “Ze zouden toch alleen maar commentaar hebben,” denkt hij en snel haalt hij zijn gevonden schatten uit de stootkar en draagt ze naar binnen. De kleinere spullen legt hij op de tafel en de kapotte fiets zet hij tegen de keukenmuur. Voorzichtig neemt hij een gammele papegaaienkooi uit de kar loopt weer naar binnen maar net als hij ze op de tafel wil zetten komen Yvette en Nestor binnen.

“WAT … is dat hier. WAT… ben jij van plan? De tafel dient om op te eten. En de woonkamer is geen magazijn. BUITEN met die rommel.” Yvette haar gezicht loopt met deze woorden rood aan tot in haar hals en furieus grijpt ze naar een plastic doos.

“Afblijven, daar zitten nog nagels en vijzen in. Seffens valt alles op de grond en dan zul je pas rommel hebben,” waarschuwt Jan snel.

“ZET die rommel dan niet in de woonkamer en ZEKER niet op tafel.”

“ Jij hebt mijn magazijn afgepakt door van de garage een kunstenaarsatelier te maken en sinds jij via dat venster in de galerij bent geklauterd hangt er een groot slot aan die poort. Ik ga niet buiten in de regen staan Trouwens waar zou ik alles moeten zetten?”

“Buiten, en dat slot hing er vroeger ook al aan.”

Nestor die eerst zijn neus optrok voor die rommel verandert plots van mening, voorzichtig zet hij een stap naar voren. “In feite, sinds Francesco en zijn konijn hier bij ons inwonen zouden ze eigenlijk al de kamers en dus ook de galerij met ons moeten delen.”

Yvette trekt bedenkelijk haar voorhoofd. “Twee tegen één,” denkt ze. Wijsgerig zet ze haar vingertje op haar kin en pulkt aan haar lip. Zachtjes maar waarschuwend zegt ze: “We mogen ons kip met gouden eieren niet slachten. Xavier betaalt rijkelijk om hier te mogen wonen.”

“Mijn naam staat op dat huurcontract, dus ik beslis,” antwoordt Nestor weer. “We halen die twee kunstenaars erbij en we praten erover.” Met deze woorden stapt hij resoluut naar buiten, recht naar de galerij. Enkele minuten later komen ze binnen. Xavier al fluitend Francesco en Nestor stappen achter hem aan. Goedgezind roept Xavier al van in de keuken. “Wat is er, is er weer een spoedvergadering? Zet de koffie dan maar al klaar.”

“Xavier,” begint Yvette “je hoort nu tot onze familie, je krijgt ook medezeggenschap en verantwoordelijkheid.” Yvette haar handen gaan mee met elk woord dat ze zegt. Dat doet ze altijd als ze een netelig probleem moet aansnijden. Hier wacht ze iets te lang en Francesco antwoord al in Xavier zijn plaats.

“Ieder mens heeft zijn eigen idee en dat van kunstenaars is vooral op schoonheid en vorm gericht. Daarom is het zeer verstandig om ons bij uw probleem te betrekken. Laat maar horen, wat is het dilemma?”

“Zie je dat dan niet? Met uw kunstenaarsoog? De tafel is een stort geworden,” beduidt Nestor hem.

“Wat heb ik daarmee te maken. Mijn kunstenaarsoog ziet dat dat stort niet van mij is.”

“Dat klopt. Maar Jan heeft geen plaats om het ergens anders te zetten.”

“Dat hij het zet waar het hoort, voor mijn part is dat hier achter de hoek op het stort.” Dit was teveel voor Jan. “Als je nog eens iets zoekt om uw prullen op te kalefateren dan ga je het ook maar hier achter de hoek op het stort zoeken. Van mijn spullen blijf je voortaan af.”

“Van uw spullen? Rommel is het, niets dan rommel.” Francesco neemt met twee vingers een besmeurd laken vast en laat het snel weer op tafel vallen.

“Afblijven, daar kan ik nog vodden van maken.” Ziedend van woede draait hij zich naar Yvette. “Vandaag of morgen kom ik met iets waar iedereen verbaasd van zal staan, en zeker jij.”

Xavier gaat naar de tafel en wijst naar een zinken bad. “Deze wasteil toch niet? Om Yvette te verbazen. Dan kan ze een bad nemen in de woonkamer, terwijl ze naar die kraakradio van jou luistert.”

“Och jong, zevert niet. Wedden, deze week breng ik iets mee en iedereen zal verstomd staan!”

“Oké, we wedden, maar niet voor minder dan honderd euro. Kom meester we gaan terug naar ons atelier.” Hierbij verlaten de twee kunstenaars de woonkamer. Maar Yvette is nog niet tevreden.

“Jan je kunt iedereen verbazen, maar de tafel moet wel leeg want het is etenstijd en die smerige fiets met dat kapotte wiel en zonder zadel moet hier ook uit de woonkamer.”

“Wacht maar, jij zult het meest verstomd staan.” Hierbij neemt Jan de teil en gooit hem vol met allerlei kleinood. In de hof zet hij alles onder een afdakje, ook de fiets.        Twee dagen later komt Jan met een grote doos binnen en zet die in de woonkamer op de tafel. Yvette kijkt streng op. “Ga je nu weer beginnen, blijf met die rommel nu toch eens uit de woonkamer.”

Hij negeert haar uitspraak en vraagt: “Waar is iedereen? Ik heb hier iets heel speciaal bij.” Yvette kijkt argwanend naar de doos en wil die snel opendoen maar Jan zet zijn hand stevig op de bovenkant. “Eerst iedereen erbij halen.”

Yvette loopt naar boven en roept van op de trap: “Nestor, laat je dweil maar vallen.

Jan heeft iets bij om ons verbaasd te doen staan. Door het raam roept ze: “Xavier en

Francesco, komen, Jan gaat iets laten zien.”

              Vijf minuten later staan ze allen rond de tafel. Xavier in witte kiel vol blauwe en rode verf, Nestor in blauwe stofjas met gele plastic handschoenen aan en Jan nog steeds met zijn hand strak op de doos.

Yvette trommelt op de tafel. “Vooruit Jan laat zien, wat heb je bij?”

“Eerst het geld op de tafel.”

“Welk geld?”

“Wel van de weddenschap.”

Xavier neemt honderd euro uit zijn zak. “Jij ook geld op de tafel Jan.”

“Ik heb geen geld. Yvette leen jij me geen honderd Euro? Je krijgt ze zo dadelijk terug.”

“Het spijt me,” zegt Yvette gemeend. “Geen geld, geen weddenschap!” Xavier steekt zijn honderd euro al terug in zijn zak.

“Dan laat ik niets zien,” repliceert Jan nijdig.

“Xavier, leen mij honderd euro, ik moet weten wat er in die doos zit. Ik brand van nieuwsgierigheid,” smeekt Yvette met een meelijwekkend gezicht.

Tegen zijn zin legt Xavier tweehonderd euro op tafel. “Morgen moet ik die honderd euro terug hebben, en niet van Jan maar van jou.”

Demonstratief doet Jan de doos open en haalt een pc boven. “Eén van de snelste en de laatste versies. Ik kan het weten want ik heb ze ooit verkocht,” zegt hij met triomf. Yvette is duidelijk verrast en vraagt: “Gooien ze dat ook al weg?” In plaats van te antwoorden neemt Jan de tweehonderd euro, gaat de kamer uit en laat hen verbaasd achter.

              Het is al kwart over vier in de nacht en Yvette zit nog helemaal alleen aan de tafel. De zoveelste mok koffie staat dampend naast haar. Met bloot bovenlijf en een verwilderde haardos komt Nestor binnen. “Ik heb honger. Is er nog iets in de ijskast?

Zeg, maar wat zit jij hier nog te doen? Het is bijna half vijf midden in de nacht!” “Ik zit te werken aan die pc.”

“Ik dacht dat een pc tijdbesparend was, maar als ik jou zo bezig zie, dan stel ik mij toch wel vragen. Wanneer zoek jij te gaan slapen?” “Niet voordat ik binnen geraak. De beveiliging is echt goed.”

Nestor gromt iets onverstaanbaars en giet haar ook een mok koffie in.

Plots roept Yvette het uit: “Yes! Ik heb het.”

Nestor reikt opzij en loert mee naar het scherm. Plots fluit hij tussen zijn tanden. “Dit is geen gewone tekst. Dit is precies van het Amerikaans leger, of van de NAVO.

Waar heeft Jan die pc gevonden?”

“Weet ik veel,” antwoordt Yvette lichtjes geïrriteerd.

“Dit is supergeheim, blijkt mij. Als men te weten komt dat die pc hier staat?” Yvette begint plots hevig te zweten. “Ik ga Jan halen, ik moet weten waar die pc vandaan komt!” “Wacht, ik ga mee.”

Beiden lopen ze de trap op. Jan ligt hevig te ronken als Nestor zijn kamer binnenkomt, maar voordat hij iets kan zeggen roept Yvette al: “Jan, wordt wakker, waar komt die pc vandaan? Vanwaar heb je die?”

Het duurt even voordat Jan begrijpt waarom hij wakker wordt gemaakt: “Die pc, Is hij niet goed? Sorry, maar ik heb geen garantie gekregen, we kunnen hem misschien

wel herstellen? Voor jou Yvette kan dat toch geen probleem zijn.”

“Onnozelaar, besef jij wel wat je gedaan hebt? Dat is een computer van de NAVO. Staatsgeheim. Als ze die hier bij mij vinden, vlieg ik de bak in voor de rest van mijn leven of de maffia komt mij omver knallen. Hoe ben je eraan geraakt? Vertel op man.”

“Ik weet niet wie het was, maar hij wilde die pc ruilen voor mijn boormachine, en omdat ik gewed had met jullie dacht ik: dit is mijn kans. Ik bekeek de pc en de ruil was snel gebeurd.”

“Ken je die man, kun je hem terugvinden?”

“Maar neen, ik had hem toevallig ontmoet op mijn ronde. We hadden elkaar nog nooit eerder gezien.”

“Dus hij kent jou ook niet?”

“Ik zou niet weten hoe.”

Yvette grijpt plots naar haar keel.” Als ze mij hier vinden, krijg ik niet alleen de schuld van die virus maar ook van diefstal, spionage en noem maar op.”

Nestor is de enige die zijn kalmte bewaart. “Xavier en Francesco,” roept hij, “opstaan spoedvergadering, snel.”

“Weeral, vraagt Xavier met slaperige ogen. “We doen hier niets dan vergaderen. Zo kan ik wel bij een baas gaan werken ook.” “Komaan, man, haast je het is superdringend.”

             Enige tijd later zitten ze met vijven aan de tafel. Een verse pot koffie, gezet zonder papieren filter maar in een koffiebeurs, moet de slaperig ogen doen opengaan. Nestor neemt de leiding. In een paar woorden legt hij het probleem uit:

“Waar komt de pc vandaan? Hoe geraakt hij terug zonder sporen na te laten? Of hoe geraken we dat spul veilig kwijt en vooral zonder de aandacht te trekken? Wie weet hier antwoord op?” vraagt hij.

“Ik wil mijn geld terug van de weddenschap! Er is vals gespeeld,” zegt Xavier verontwaardigd.

“Ik kan dat geld niet teruggeven, ik heb dat niet meer.”

“Daar gaat het nu niet om,” repliceert Nestor, “het is een probleem dat ons allemaal aangaat. Als we hier willen blijven wonen, moeten we van die rot pc af.”

Plots staat Jan recht. “Luister allemaal, ik heb het probleem veroorzaakt en ik zal het probleem oplossen ook.” “Dat kan wel zijn, maar ik wil weten hoe jij dat gaat doen.” Nestor is de oudste en dat wil hij nu ook laten gelden.

“Ik heb een plan. Mieke, de maatschappelijke helpster, gaat ons helpen. Zij heeft een vriend en die is zeeman. Zijn schip ligt in de haven, en die matrozen weten daar wel raad mee. Op zo een schip mag de gewone politie niet eens op.”

“Jij gaat wel heel dikwijls naar Mieke, dat jij dat allemaal te weten komt. Maar denk jij dat Mieke dat wel voor ons zal willen doen?” vraagt Yvette met weinig hoop. “Niet als zij het fijne van de zaak weet. Maar zij heeft weet van uw virusprobleem, ik geef dat wel een draai. En daarbij zij heeft juist bloemen van mij gehad.” “Bloemen? Oh daar is dat geld naar toe. Voor honderd euro bloemen?”

“Nee, ik had Nestor ook een fles beloofd.”

“Dat is heel stom van jou. Nestor drank geven, een pc kopen zonder te weten van waar hij komt, weddingschappen doen zonder dat je geld hebt en dan onmiddellijk nog al dat geld weer uitgeven aan stomme, nutteloze dingen.”

“Kom,” zei Nestor, “bij de zaak blijven. Morgen halen we Mieke erbij en Jan probeert haar te overhalen om ons van dat rotding af te helpen.” Even later gaan ze allen naar bed, hoewel enkelen al weten dat zij geen oog meer zullen dicht doen.

              De volgende morgen om tien uur komt Jan met Mieke binnen. De anderen zitten hen al op te wachten. Nestor neemt het woord: “Mieke, jij kent toch iemand die matroos is?”

“Matroos? Mijn vriend is zopas stuurman geworden.”

“Goed, stuurman dus. Op een groot schip?”

“Ja, het schip ligt hier in de haven, nog vier dagen en dan vertrekken ze naar Australië.”

“Dan moet het snel gebeuren,” zegt Nestor meer tot zichzelf dan tot de anderen, “Jan vraag jij het maar.”

.”Ik heb het al gevraagd, en zij wil het doen.”

“ Moet jij ons dan zo onder spanning houden?”

“Ja zeg, ik kreeg geen kans om iets te zeggen en oudere mensen mag je niet onderbreken.”

Nestor doet alsof hij dat laatste niet gehoord heeft. “Hoe brengen we haar en de pc weg zonder dat we opvallen?”

“Soms zijn de opvallendste dingen juist degene die het minst opvallen. Vertel iemand een waarheid die ongelooflijk overkomt en niemand gelooft u. Ga zo opvallend mogelijk op straat, iedereen bekijkt je maar niemand zal jou aanspreken.”

Jan staat perplex van deze uitspraak. “Wel, Francesco, dat is de eerste keer dat jij eens geen onzin uitkraamt, en het is nog verstaanbaar ook.” Jan houdt zijn hand voor zijn mond en wrijft lichtjes over zijn kin. “Iemand van ons brengt Mieke naar de haven met de pc natuurlijk.”

Xavier springt recht. “Met de stootkar van Jan. De computer op de stootkar en een deken erover en een zeil voor de regen.”

“Dan moet Mieke dertig kilometer te voet gaan? Want de haven is minstens dertig kilometer van hier.” “Zet ze dan mee op de kar!” Yvette kreeg er zin in, ze zag Mieke al een hele dag op die stootkar zitten.

“Eigenlijk geen slecht idee, niemand zal haar vragen om recht te gaan staan om te zien waar ze op zit. Iedereen zal kijken maar niemand zal ons iets vragen,” beaamt Xavier.

“Ons, ons, ik zie jou nog niet met die stootkar rijden?”

“Toch wel, het was mijn idee en ik wil ook wel eens een dag met Mieke alleen zijn.” “Daar de profiteur. Och, jong dat kun jij niet, dertig kilometer een stootkar voortduwen en dan nog met Mieke en een computer als last.”

“Dat wil ik nu juist bewijzen zie. Laat mij dat geval maar opknappen.”

“We gaan toch weer geen strootje trek moeten doen, zeker?” vraagt Yvette, “kom, wie wil er allemaal met die stootkar rijden? Ikzelf niet, ik blijf liever ver weg van die computer.”

“Ik ook niet, ik ben te oud voor zulke fratsen,” verdedigt Nestor zich. “Mijn handen zijn daar te fijn voor,” merkt Francesco op.

“Geef twee lucifers, ik breek van één een stuk af en Xavier mag eerst trekken, het was zijn idee. Wie het grootste stuk heeft trekt de kar.”

              Xavier heeft ditmaal meer geluk. Onmiddellijk roept hij uit: “Mijn lucifer is nog heel Ik duw de kar.”

De stootkar wordt geladen, op de pc legt men een dekentje. Jan komt nog met een dik zeil aansleuren, hoe zwaarder, hoe liever, denkt hij.

“De zon schijnt, dat zeil is toch niet nodig,” merkt Xavier op.

“Je weet maar nooit en hoe verder die pc verstopt is hoe beter, dat zeil bedekt alles wat geen daglicht mag zien.”

              Mieke neemt plaats op de stootkar en Xavier zwaait nog even met zijn arm en duwt de kar het erf af.

“Och sukkelaar,” mompelt Jan tussen zijn tanden.

“Je bent toch niet jaloers zeker?” vraagt Yvette hem.

“Neen, bijlange niet. Na twee straten staat hij hier terug. Met zijn staart tussen zijn benen. Wedden dat hij mij komt vragen: “Jan ik kan niet meer. Ga jij maar mee zodat we elkaar kunnen aflossen.”

“Ik zou daar niet zo zeker van zijn, Xavier was vastberaden. Kom we gaan binnen een koffie drinken.”

              “Mieke, is dat niet te hard zo op die harde bank? We rijden een heel eind op kasseien. Zeg wat denk je er van, als we eens met de auto gingen?”

“Xavier, het was toch uw idee, van die stootkar, en je beweerde bij hoog en bij laag dat jij dertig kilometer wel aankunt.”

“Ik wel, maar ik heb niet beweerd dat jij dat aankan.” Xavier kijkt geheimzinnig links en rechts. “Heb jij al eens in een Rolls-Royce gereden? Voel je daar niets voor? Ik pik thuis de Rolls op, we laden alles over en ik breng je in een zetel naar uw vriend. Als we terugkomen pikken we terug de stootkar op en niemand hoeft iets te weten.” “Maar met de auto zijn we binnen een uur al ginder, zullen we dan niet te vroeg terug zijn?”

“Och, ik overnacht wel op een hotel en jij blijft een nacht bij je vriendje. Morgen rijden we wat rond, bezoeken een museum of zo, we gaan eens lekker eten en rijden tegen de avond naar huis. We verwisselen de Rolls voor deze stootkar en niemand weet van iets.”

“Het klinkt verleidelijk. Je bent toch zeker dat Jan niets te weten komt? Want ik wil

Jan wel te vriend houden.”

              Een half uur later zit Mieke naast Xavier in de luxe auto. Aan de haven maakt Xavier kennis met Henk, de stuurman. Xavier neemt Henk even mee naar de bar.

“Henk als ooit iemand vraagt hoe Mieke hier geraakt is, zeg dan op een stootkar. Ik heb gewed met een vriend dat ik dertig kilometer een stootkar zou duwen. En die pc, gooi die maar in de volle zee, die willen we niet meer zien. Hier is drieduizend euro, koop er maar een nieuwe voor. Maar niets zeggen tegen niemand en zeker niet tegen Mieke.”

Als matroos heeft Henk wel meer duistere zaakjes gedaan en een computer heeft hij niet nodig, maar drieduizend euro kan hij wel gebruiken. De zaak is snel beklonken. De twee mannen zoeken Mieke weer op en Xavier neemt afscheid. “Mieke tot morgen, ik kom je rond tien uur ophalen.”

“Neen, Xavier, ga jij maar alvast terug en kom mij vrijdag maar terug ophalen. Met de auto is dat toch geen probleem. Ik wil Henk uitzwaaien als hij vertrekt.”

              Xavier zoekt een hotel op en geniet van zijn verplichte vakantie. Hij mag toch niet te vroeg thuis aankomen. Aan het azuurblauwe subtropisch zwembad in een strandstoel rijpt er in zijn hoofd een plan. Hij wil Jan een poets bakken en Mieke wil hij ook niet terug gaan halen. De hoop dat zij met hem hier in een hotelkamer zou belanden is mislukt en dat zint hem niet goed.

                            De volgende dag tegen negentien uur stapt Xavier met de stootkar het erf op.

“Waar is Mieke?” vraagt Jan onmiddellijk;

“Is alles in orde gekomen?” vraagt Yvette gelijke tijd.

“Niet alle vragen tegelijk. Het probleemgeval is veilig en wel. Ik heb dertig kilometers de stootkar geduwd. Ik heb wel handschoenen aan gedaan. Daarom zijn mijn handen nog toonbaar gebleven.”

“Och, zacht eitje, ik heb daar geen handschoenen voor nodig,” pocht Jan met grote mond.

“Weet je wel wat je zegt, heen en weer, dat is zestig kilometers”

“Och platte. Zeg liever waar Mieke is.”

“Zij is bij haar Henk gebleven. Vrijdag moet ze terug opgehaald worden. Weer zestig kilometer. Maar dat kan met de auto”

“Met de auto, met de auto? Ik ga ze wel halen, met de stootkar en zonder handschoenen, je zul eens wat zien.”

Yvette geniet inwendig van deze opzet. Mieke heeft al dertig kilometer op die stootkar moeten zitten en nu nog eens dertig kilometers terug. Prachtig.

              Vrijdag morgen om zes uur vertrekt Jan met de stootkar naar de haven. De anderen wuiven hem nog na. Plots begint Xavier luidkeels te lachen

“Wat scheelt er, waarom moet jij zo lachen?” vraagt Yvette hem.

“Wel ja, Mieke verwacht een Rolls-Royce en nu komt Jan daar met een stootkar. Kom we drinken een koffie en ik vertel jullie alles.”

 

.

 

12-05-2020 om 20:11 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
11-05-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 5. Raket met duizend gezichten.
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Raket met duizend gezichten.

%%%FOTO1%%%

Deel 5

Het verleden.

              “Door het openen van de deur laat ik jullie kennis maken met het provocerend antimodel dat zichzelf vernietigt.”

“Het zal weer wat zijn,” zucht Yvette die Francesco op de voet volgt.

“Wij hadden toch vijf emmers en bij die brand vonden we maar ene,” mompelt Jan tegen zichzelf als derde in de rij. ”Waar zijn die ander vier emmers dan naar toe?” vraagt hij meer in zichzelf dan hardop af.

Aan de galerijpoort doet de grootmeester een stap opzij. Yvette neemt krachtig de klink vast maar ziet plots het fietsslot hangen: “Wat betekent dat? Sinds wanneer is die galerij op slot?”

Francesco negeert de vraag van Yvette en gaat verder met zijn verklaring: “Ik open de deur en wat vinden we?”

“Ja, welke schat zullen we hier vinden.” Yvette doet hierbij een stap terug en gebaart ongeduldig aan Francesco dat hij de deur moet openen.

“Het zullen zeker mijn emmers wel niet zijn,” flapt Jan er snel uit.

“En een fles whisky zal er ook wel niet te vinden zijn,” breit Nestor er tegenaan. “Jullie denken alleen maar aan uw eigen. Stelletje egoïsten. Mijn meester doet zo zijn best om jullie een beetje kunst bij te brengen. Zouden jullie…”

“Laat maar konijntje. Het verstand verdwijnt gemakkelijker dan dat het zich vermenigvuldigt. Het antimodel hier achter deze deur is daar het relevante voorbeeld van. De geest verlaat het object en vult de lege bodemloze vaten. De traditionele betekenis wordt niet alleen in vraag gesteld maar tevens ook ontkend.”

“Het is al goed. Open die deur nu maar.” Yvette doet hierbij ongeduldig weer een stap naar voor en morrelt aan de klink. “Komaan doe die deur open. Ik brand van nieuwsgierigheid.”

Francesco steekt zijn kin naar voor. “Xavier, ontgrendel de scheiding tussen mens en kunst. Steek de sleutel maar in het slot.”

“Ja Xavier, doe die deur open, zodat de bodemloze vaten hun geest kunnen verrijken.”

“Yvette, drijf nooit de spot met grootmeesters. Kunstenaars maken van alle bruikbare materialen onbruikbare kunststukken.”

“Jan, hou je in! Straks willen ze ons al niet meer binnenlaten.”

Jan gaat ook een stap opzij en laat Xavier passeren. “Indien jullie niet meer respect tonen voor de kunst doe ik niet open.”

“Konijntje, de tijd nuttig gebruiken is ook een kunst. Dus laat ons hier niet staan wortel schieten en doe die deur open.”

Xavier doet de ketting los en zet de deur op een kiertje, Yvette wil de eerste zijn en wringt zich snel naar binnen, maar haar nieuwsgierigheid wordt nog even op de proef gesteld want een groot wit laken houdt alles netjes bedekt. Tegen dat Xavier binnen is staat zij al bij het laken. “Mag ik dat laken wegtrekken, om de schat te zoeken?”

“Overal afblijven. Dit is het werk van mijn grootmeester.”

Yvettes armen gaan geërgerd in de lucht. “Ja, ja ik weet het al. Dat de anderen dan binnen komen. Ik wil dat provocerend antimodel bewonderen.”

Nadat de laatste ook binnen is vormen ze een halve cirkel rond het laken. Xavier staat fier naast het kunststuk en met een punt van het laken in zijn hand verklaart hij: “Zo dadelijk onthullen wij het nieuwste werk van grootmeester Francesco. Ieder van ons zal dan kennis kunnen maken met de ontdekking van verloren gewaande kunst. We noemen dit monument: ‘Whisky en de dolle koe’.”

Met een ruk trekt hij het laken weg maar een hoek van het textiel blijft haperen en een koeienbel rolt klingel klangel over de grond. De aanwezigen volgen vol gefascineerd de weg van de bel die over de grond rolt. Als deze stil blijft liggen kijken allen plots weer naar Francesco. Ze verwachten zijn uitval maar deze doet rustig een stap voorwaarts, draait zich naar de toeschouwers en schraapt zijn keel. Alle ogen keren naar het monument. Aan een koord hangt een koe. Tenminste wat voor een koe moet doorgaan. De bek, een half opengesneden voetbal, van het beest is naar de hemel gericht en vangt een vloeistof op die uit een fles whisky druppelt. De fles hangt aan een nylondraad aan het plafond. Een druppelteller in de teut zorgt ervoor dat de fles niet onmiddellijk leegloopt. De kop en romp zijn uit triplex. Een witte ondergrond met zwarte vlekken. De uiers worden door kapot geprikte condooms gevormd. Onder iedere uier hangt een emmer en de uiers worden afgesloten door middel van een klein kraantje. Vier nylonkousen opgevuld met sponzen vormen de poten.

“Dit is het symbool van zelfvernietiging,” begint Francesco zijn betoog. “Het verstand wordt beneveld door de drank, waardoor de benen slap worden. Wanneer men deze kraantjes opent …” Francesco opent een kraantje waardoor een straaltje doorschijnende vloeistof uit een speen loopt. “Zal de vloeistof de emmer vullen. Inhoudelijk komt deze opstelling niet tegemoet aan het verwachtingspatroon van het individu. Toch is ieder onderdeel heel gewoon en volgens het historisch model gebouwd en ook gebruikt. Wat maakt hier dan het verschil? Door de unieke samenstelling en de monumentaliteit van het gedenkteken worden de objecten die aan deze voorwaarden voldoen algemeen erkend als kunst.”

“Waarom zelfvernietiging?” vraagt Yvette met fronsende wenkbrauwen.

“De nieuwe tendens in de kunst verwacht meer van het individu dan alleen maar kijken. Er moet gehandeld worden om te begrijpen. De reinheid van het object loopt weg via de uiers. Het zal lege vaten vullen. Het domme gewicht in de vaten zal de koorden, waarmede het object vast hangt, omlaag trekken en de koe zal van zijn ivoren toren neerdalen.”

“Dan komt toch alles mooi op zijn pootjes op de grond? Of zie ik het verkeerd?” Yvette is nog niet echt overtuigd.

“Waar blijft de whisky?” vraagt Nestor plots.

Francesco kijkt met een glimlach naar Nestor en knipoogt naar Xavier. “Konijntje verklaar jij maar waar de whisky naartoe gaat.”

Xavier doet een stap naar voren. Hij zuigt zijn longen vol en verklaart met helle en duidelijke stem: “De drank,” hier wacht hij eventjes, “de drank, die het verderf van de mens is, gaat naar de slapte.”

“Naar de slapte?” vragen de drie anderen in koor.

Francesco neemt vlug het woord weer over: “Konijntje bedoelt natuurlijk de benen. De whisky wordt opgezogen door de sponzen die de poten vormen. Deze poten zijn het symbool voor onze standvastigheid. Doordat de sponzen het vocht opzuigen worden deze week en de massa gaat over van stabiliteit naar labiliteit.”

“Hij zakt door zijn poten wil je zeggen,” verduidelijkt Jan.

“Zonde van de whisky,” merkt Nestor op.

“Na de afhandeling van het volledige proces zal de koe in elkaar zakken en als een voddenpop op de grond blijven liggen. Als toemaat zal de kop afgerukt worden en in de lucht blijven hangen. Deze actie symboliseert de hardnekkigheid van de verslaafdheid.”

“Toch zonde van de whisky,” houdt Nestor vol.

“En met die emmers hadden we toch de brand kunnen blussen,” zegt Jan nu luidop. “Och, jullie begrijpen niets van kunst,” verdedigt Xavier zijn meester. “Ga maar terug naar buiten, de voorstelling is afgelopen.”

“Ik heb wel een emmer nodig om de ramen te kuisen.“ Met deze opmerking trekt Nestor bruusk een emmer weg. De romp van de koe valt op de grond. Zijn poten spreiden open. De kop breekt af, schiet met een ruk omhoog en kletst de fles whisky in stukken vaneen.

“BUITEN!” roept Francesco met rood aangelopen hoofd. “Stelletje kunstbarbaren.” “Toch zonde van de whisky,” mompelt Nestor nog terwijl ze zich snel uit de voeten maken. Even later gaan zij al proestend en lachend de keuken binnen. “Ze bellen, wie kan dat zijn? Wij verwachten toch niemand?” vraagt Jan zich af. “Waar is mijn pruik en mijn bril?” roept Yvette in paniek.

“Daar op de zetel, wacht ik geef ze wel even.” Nestor loopt naar de zetel en geeft de attributen door. Jan wil helpen om vlug de pruik op te zetten.

Maar Nestor duwt Jan bruusk opzij. “ Ik zal dat wel doen, profiteur. Ga jij maar open doen.”

“Jij wilt onder mijn duiven schieten hé. Ga de ramen maar lappen. Je hebt die emmer niet voor niks onder die koe uitgetrokken.”

“Mannekens, gaat er nu iemand opendoen? Mijn pruik staat al lang op mijn hoofd. Of moet ik zelf gaan?”

Jan mompelt wat en gaat nukkig naar de voordeur.

“Neen maar Mieke, wat een genoegen jou hier terug te zien. Wees welkom. Kom binnen. Nestor zet eens vlug verse koffie. Zo op grootmoeders wijze. Uit de koffiebeurs. Je weet wel.”

“Wat maakt jou zo vrolijk, daarnet was je nog een donderwolk, en nu ben je ineens de hemel te rijk?”

“Is het waar Yvette was hij slecht gezind?”

“Och ja, Mieke, ik mag toch Mieke zeggen hé? Och, hij wilde wat te gedienstig zijn voor mij, Nestor zette hem terug op zijn plaats. Daarom was Jan wat nukkig.” “Gelukkig gaat dat bij hem snel over. Tenminste bij goed gezelschap toch.” “Ja, dat is waar Mieke, het was zeker al over vóór dat hij jou zag. IK heb hem nog nooit lang koppig gezien.”

Nestor doet demonstratief een stap naar voor en geeft Mieke een hand. “ Ik hoop dat dat goed gezelschap ook goed nieuws bij heeft.”

“Allez Nestor ga nu eerst koffie zetten, ze zal seffens wel vertellen wat ze komt doen,” dringt Jan aan.

“Ja, die koffie hebben we misschien wel nodig nadat ze ons alles verteld heeft. Gewoonlijk is dat niet veel goeds. Dat goed gezelschap,” schertst Yvette.

“Och Yvette, Mieke heeft toch gezorgd dat het Tinnengat mocht blijven,” verdedigt Jan de maatschappelijke werkster.

Mieke maakt een lichte grimas: “Deze keer is het niet zo een goed nieuws vrees ik.” “Kom, kom, eerst koffie en dan zaken,” beslist Jan snel.

Even later komt Nestor met verse dampende koffie en vier koppen uit de keuken. Met vieren genieten ze van de heerlijke drank. Tot Yvette ongeduldig vraagt: “Wel Mieke wat voor ongelukstijding kom jij ons dan brengen.?”

“Eerst het goede nieuws: de bank werd op haar vingers getikt.”

“Op haar vingers getikt? Waarom dan wel?”

“Je weet toch dat de eigenaar van dit pand het land uit is zonder sporen na te laten. De bank mag niet zomaar een eigendom verkopen zonder de wettige eigenaar hiervan formeel op de hoogte te stellen. Wel dat hadden zij niet gedaan. Als tegenzet heeft de bank een privé detective aangesteld om de eigenaar te zoeken.”

“Ai, dat is erger,” werpt Jan tegenin.

“Ja, dat kon fataal worden, maar de detective heeft geen enkel spoor gevonden. De bank heeft het uiteindelijk opgegeven.”

“Hoera, dat is pas goed nieuws.”

“Kraai niet te vroeg victorie, Jantje, Mieke is nog niet weg,” waarschuwt Yvette met haar fijnste glimlach. “ Spijtig genoeg heeft Yvette gelijk, want de bank heeft een klacht ingediend bij de gemeente. Zij beweren dat dit pand aan het verkrotten is. Zij staven dit doordat de eigenaar al meer dan twee jaar spoorloos is.” “Wat gaat er nu verder gebeuren?” vraagt Nestor bezorgd.

“Volgende week donderdag komt de milieu-inspectie naar hier om uit te maken in hoeverre dit pand aan het verkrotten is. Indien zij besluiten dat er sprake is van verkrotting heeft de eigenaar nog een maand de tijd om het beginnen op te maken en anders kan het zijn dat de gemeente alles laat afbreken. Ik raad jullie aan de dakgoot te herstellen en misschien hier en daar een tikkeltje verf te smeren. Als de milieuinspectie niets ernstigs vindt heeft zij ook geen recht om verdere acties te treffen. De nutsvoorzieningen kunnen misschien nog een klacht indienen maar als die ook betaald worden kan er in principe weinig gebeuren. Tenminste zolang de eigenaar zelf geen klacht indient.” “De eigenaar is met de noorderzon verdwenen, zelfs de bank vindt hem niet terug. Dat is dus een zorg minder, ”besluit Nestor.

“Dan zullen we maar aan het werk gaan, hé Jantje, zo kun jij ook je centje bijdragen.”

“Ik wil dat wel eerst bespreken met die twee andere artiesten erbij. Trouwens, ik heb geen gereedschap meer. Dat konijn heeft alles voor kunst verkocht.”

“Ik roep ze onmiddellijk binnen.”

“Zo, dan ga ik maar,” neemt Mieke afscheid. Nestor loopt naar buiten en Jan laat Mieke uit.

“Bedankt Mieke, dat je ons bent komen verwittigen. Wanneer ik nieuw gereedschap heb kom ik bij jou die lusters hangen.”

“En die deur die niet sluit repareren, je hebt het beloofd.”

“Ja, ik weet het. Maar ik heb nog geen hamer of schroevendraaier. Maar dat komt allemaal wel in orde.”

“JAN! Waar blijf je nu? Xavier en Francesco zijn hier al. De vergadering gaat beginnen.” Yvette haar stem klinkt harder dan verwacht. Zij richt zich nu naar Xavier. “Jan wil het pand volledig in orde brengen, maar jij, Xavier, jij hebt al zijn gereedschap verkocht.”

“Dat is waar Yvette, maar dat was niet moedwillig en daarbij jullie hebben een kunstwerk van mijn meester vernietigd.”

Nestor springt op. “Dat was ook niet moedwillig. Ik had gewoon een emmer nodig.” Jan, die terug aan tafel zit verdedigt Nestor. “Dat alcoholverslaafde monster was een zelfvernietigende machine. De bedoeling was dat het ineen zou zakken. Alleen is dat wat sneller gebeurt dan verwacht.”

“Dat was geen monster, dat was een historisch gebouw,” werpt Xavier tegen. Maar door deze uitspraak schieten al de anderen in een luide lach. Zelfs Francesco kan een glimlach niet onderdrukken.

“Geen historisch gebouw, maar al de elementen zijn volgens de historie gebouwd, konijntje.”

“Kom mannen, hiermee geraken we niet verder. Het huis moet opgeknapt worden.” Yvette tikt hiermee zenuwachtig op de tafel. “Wie heeft er een voorstel?”

“Ik!” Roept Jan. “Ik wil het huis opknappen, maar iedereen moet helpen. En ik moet degelijk gereedschap hebben.”

“Konijntje, ga jij nu maar gereedschap kopen zodat Jan zijn werk kan doen.” “Ja, zeg,” komt Jan snel tussenbeide, “dan komt hij misschien wel met een dozenopener af in plaats van een zaag. Die man kent het verschil nog niet tussen een klauwhamer en een wulle.”

Nestor kijkt vragend naar Jan. “Maar dat ken ik ook niet. Wat is een wulle eigenlijk?”

“Met een klauwhamer kun je zowel nagels in een balk kloppen als de nagels er uittrekken, zeer handig voor een timmerman. En een wulle is voor het zwaarder werk, zoals een gat in het beton kappen.” “Phoe, eerst nagels inkloppen en ze er dan weer uittrekken. Voor wat is dat goed? Dat is net als voetbal. Ze lopen achter de bal en als ze hem hebben trappen ze hem weer weg.”

“Xavier, dat is nu van geen belang. Ik wil alleen maar zeggen dat ikzelf dat gereedschap moet gaan halen.”

“Met mijn geld zeker?”

“Ga dan samen,” komt Yvette tussenbeide. “Jan koopt en Xavier betaalt. Voilá die zaak is afgehandeld. Wat kunnen de anderen doen?”

Jan neemt de leiding weer over. “Ieder doet waar hij het best in is. Nestor kan al de ramen lappen, het huis kuisen en zo. Francesco doet het schilderwerk. Yvette zorgt tijdens de werken voor het huishouden en Xavier doet de boodschappen.”

“Iedereen akkoord?” vraagt Yvette. “Vergadering gesloten.”

“Kom Xavier neemt uw chequeboekje, wij gaan naar de ijzerwinkel.”

              Tegen de middag komen Jan en Xavier terug thuis. “Mm, wat ruikt dat hier heerlijk, vind je niet Xavier?”

“Natuurlijk, dat is stamppot, zoiets kreeg ik thuis niet. Mijn vader noemde dat arme mensen kost.”

“Ja, maar hier zijn het allemaal sukkelaars. Niettemin is kervelstomp gezond en nog heel lekker ook.”

“Dat kan ik geloven en dat met de kalfsworst die ik heb meegebracht, dat wordt smullen.” Nestor zijn ogen glunderen al van de goesting.

“Wel, ik denk dat ik door al mijn rijkdom veel gemist heb in het leven. Ik ben blij dat ik jullie heb leren kennen.”

De buitendeur vliegt open en Francesco komt buiten adem binnen. “We zijn te laat. Alle moeite voor niets. Het is een ramp. De mensheid zal nooit ofte nimmer mijn kunstwerken nog kunnen aanschouwen.”

“Daar zijn ze dan van gespaard gebleven. Wees eens rustig kunstenaartje, wat scheelt er, heb je soms een slecht visioen gehad of zo?”

“Veel erger. De werkelijkheid. Er staat een graafmachine en een zware bulldozer op de werf. Ze gaan alles afbreken. Met het grove stomme geweld alles verpletteren.”

“Bedoel je soms die twee oranje machines?”

“Ja, die twee mastodonten. Gloednieuw nog, denk ik.”

“Dat is gereedschap om de boel hier op te knappen.”

“Wablief? Je had toch maar een hamer en een schroevendraaier nodig?”

“Och, het was een promotie. Het zijn toonzaalmodellen. En iemand zei ooit: “Een grootmeester moet kunnen breken met het aardse, het slijk der aarde, het materiële. De hogere kunst fungeert als uitdrukking van een andere, bovennatuurlijke wereld die het wezenlijke herbergt, het poëtische. Wel, dat geld is slechts het slijk der aarde. En met die machines ga ik die slijkput in de hof gelijktrekken. We gaan er vers mals groen gras zaaien. De hof wordt een uitnodiging om er in alle rust naar onze muziek te komen luisteren of om uw kunst te komen bewonderen.”

“Allez, het klinkt goed, maar toch vind ik het wat overdreven om voor die ene hof…” Xavier die niet wou laten merken dat hij teveel geld besteed had, komt snel tussenbeide. “Francesco, slijk is slijk, of het nu geld is of vieze smurrie, ik heb het betaald en daarmee basta.”

“Je hebt gelijk,” merkt Yvette spottend op. “Geld is niets dan miserie. Als je het bij houdt heb je er niets aan, en als je het weggeeft ben je het kwijt. Kom de stomp is klaar. Aan tafel.”

              Vier dagen later is de hof een mooi grasperk geworden en het ganse gebouw opgeknapt. Het houtwerk is geschilderd. Kapotte ramen zijn vervangen. De deuren piepen niet meer. De wc blinkt als een spiegel. Om de pot niet meer vuil te maken gaan de mannen in het vervolg buiten tegen een boom staan. Xavier had heimelijk een degelijk slot op de poort van de galerij laten zetten. Dit op aanraden van Francesco, want tijdens de werken had de grootmeester allerlei nieuwe plannen in zijn hoofd gehaald.

“Mannen je weet morgen komt de gemeentedienst met de milieu-inspectie. Ik zal er niet bij zijn, die mannen moeten mij niet zien.”

Francesco was juist rechtgestaan maar ging langzaam terug zitten. “Yvette, ik weet, we hebben er geen zaken mee, maar…”

“Jij wilt weten waarom ik onderduik? Ik begrijp het. We kennen elkaar lang genoeg en niemand van ons vaart er wel bij door de ander te verraden. Iedereen kan gemist

worden, maar samen vormen we toch wel een goed team.”

“Ja, maar als je het liever geheim houdt...”

“Als kind was ik een zeer vlijtige student. We hadden het niet breed, maar we trokken onze plan, en wat ik als student kon bijverdienen mocht ik houden voor mezelf. Ik had twee hobby’s: mijn saxofoon en mijn pc. Ik geraakte bevriend met nog andere computerfreaks en we daagden elkaar uit om zelf een computervirus te maken. Niemand was van plan om kwaad te stichten, het was enkel maar om onze vaardigheden en kennis te testen. De ene maakt het virus, de anderen moesten hem ontdekken en vernietigen. Het virus dat het langste stand hield was de winnaar. Alles ging goed. We maakte virussen en we vernietigde ze. Mijn virus was een harde, een zeer harde. Hij infecteerde al wat hij tegenkwam en vermenigvuldigde zich razendsnel. Door louter toeval kwam hij op het internet terecht en de gevolgen waren enorm. Op enkele uren zat hij tot in Amerika verspreid. De jacht werd geopend en ik was verplicht onder te duiken. Het enig wat ik meenam was mijn saxofoon.” Jan nam het gesprek over. “Ik hoorde haar spelen. Ze zat in een oud gebouwtje, dat ooit eens als stal gebruikt werd. Het werd door de buurtbewoners het rattenkot genoemd. Yvette zat er met een pruik en een zonnebril op. Ze speelde stardust, ik bleef als verlamd staan, het ging me door merg en been, ik werd als het ware naar de klanken toe gezogen. Ik zat zelf ook in de put. Ik had een winkeltje van computers, Yvette was een goede klant, maar ik wist niet dat zij saxofoon speelde. Wij hadden het altijd enkel en alleen over computers. Met die pruik en die zonnebril had ik ze niet onmiddellijk herkend. Toen ik dichterbij kwam zodat ze mij zag schrok Yvette op, keek me even in paniek aan en snelde weg. Op dat moment herkende ik haar. Het meisje dat dweepte met de laatste nieuwe snufjes. De snelste computer kon je alleen bij haar vinden. Zij hielp mij soms om een zwaar computerprobleem op te lossen. Ik gaf dan wat zakgeld of een promotie van één of ander nieuwigheidje. Het ging allemaal razendsnel. Voor ik het goed en wel besefte liep ze weg. Ze had problemen, zware problemen, ging het door mijn hoofd. Zij had mij zo dikwijls geholpen, nu was het mijn beurt om haar te helpen, maar ze was weg. Nergens meer te bespeuren. Maar het wonder gebeurde; een kwartier later hoorde ik haar opnieuw.”

“Ja, ik kon niet anders, ik moest spelen, of ik zou zot worden. Spelen was mijn enige troost. Ik was radeloos. Ik wist niet waar naar toe. En ik dacht dat iedereen mij zocht.

Zelfs van een kind had ik schrik.”

Jan nam weer over. “Ikzelf was ook op de dool. Die dag had het gerecht mij failliet verklaard. Mijn vrouw kon geen geld beheren, zij kocht en kocht maar. De schulden stapelden zich op. Die beruchte morgen, meldde ze mij dat een andere man haar kwam halen. Ze trok naar het buitenland. Kinderen hadden we niet, die wou ze niet. Ik besefte toen dat zij met mij getrouwd was om mijn geld op te maken. Maar het was te laat. De deurwaarder was al onderweg en mijn rivaal kwam mijn vrouw halen. Ik had niets meer. Geen vrouw, geen geld, geen huis, geen thuis. Wat moet ik doen, waar moet ik heen dacht ik. Ik dwaalde door het park en hoorde de muziek, stardust, op een saxofoon. Zo vond ik Yvette, maar ze was al weer weg. Onthutst trok ik naar het park en vond de muzikante opnieuw, ditmaal zat ze op een bank. Ik sloop naar haar en griste de saxofoon uit haar handen.” “Ik werd razend,” ging Yvette verder “het enige wat ik nog had werd mij afgenomen. Ik was zeker dat ik goed vermomd was en riep kwaad naar mijn belager. Toen Jan mijn naam zei viel ik stil. Oei dacht ik. Ik ben ontdekt.”

“Yvette,” zei ik, “dat was prachtig. Ik wist niet dat jij muziek speelde.”

“Zijn zachte stem en mijn radeloosheid maakten mij gedwee. Ik keek naar Jan. De Jan van het computerwinkeltje, waar ik zo dikwijls kwam. En waar ik nooit meer zal komen dacht ik weemoedig. ‘Jan’ zei ik en barstte in snikken uit.”

“Ik begreep dat Yvette van huis was weggelopen, en ik wilde niet weten waarom, nu toch nog niet. Ik vertelde haar van mijn miserie en dat troostte haar. Ze begreep dat wij beiden in hetzelfde schuitje zaten. We waren alle twee dakloos.”

“We dwaalden wat door de wijken en uiteindelijk vonden we dit huis. Het stond al geruime tijd leeg, het gebouw was vuil en vele ramen waren kapot. Daarbij stonk het hier naar de vuilnisbelt honderd meter verderop. Maar we hadden onderdak en de dag daarop zouden we wel verder zien.”

“Ik had nog een sleutel van mijn winkel” ging Jan verder, “ik ging erheen en haalde het eten uit de ijskast, en nam nog wat proviand mee uit de keuken. Alle deuren waren verzegeld, maar ik kon toch niets meer verliezen, ik had niets meer. Op mijn slaapkamer nam ik mijn trompet.”

“Hoe kom jij dan hier terecht?” vroeg Xavier aan Nestor?

“Ik verloor mijn vrouw en kind in een auto ongeluk. Ik kon het niet verwerken. Jan en Yvette vonden mij op de stoep. Een lege fles whisky in mijn hand, Jan en Yvette hurkten naast mij en Jan begon trompet te spelen, Yvette volgde op haar saxofoon. Toen begon ik te huilen. De eerste keer in twee maanden, de eerste keer na het ongeval. Alles heb ik achtergelaten en ben met hen meegegaan.”

Francesco floot tussen zijn tanden. “Wat een miserie, wat een miserie. Maar Yvette jij durft af en toe toch nog buiten te komen?”

Jan nam het woord. “Met pruik en bril vermomd kan ze dat wel, maar ik vind ze mooier zonder al die attributen.”

“Dank u, Jan, maar morgen verstop ik me toch maar. De gemeentediensten betrouw ik niet.”

De volgende dag belt de afgevaardigde van de gemeentedienst aan. Yvette maakt zich snel uit de voeten terwijl Jan de inspectiedienst binnenlaat.

Mieke, de maatschappelijke helpster staat vooraan. “Heren mag ik vragen niet teveel lawaai te maken. Onze schepen heeft een slechte nacht gehad en vandaag barst zijn hoofd van de hoofdpijn.”

“Geen probleem, we houden het zachtjes. Ik ken dat van die barstende hoofdpijn,” zegt Nestor met een veelbetekend glimlachje.

              Yvette loopt op het grasveld en wil gaan zitten maar ze merkt dat het gras nat is, verveeld slentert ze verder de hof in. Er steeds op lettend uit het gezichtsveld van de ramen te blijven. Aan de garagepoort mijmert ze. “Toch een goed idee van mij om de garage om te dopen in een galerij. Wat zou er nu gebrouwen worden in die galerij? Waarom is dat fietsslot vervangen door dit zwaar slot? Zelfs een specialist inbreker geraakt niet meer binnen,” toen keek ze naar boven, “tenminste als de ramen gesloten waren.”

              “Zoals jullie zelf kunnen zien, edel achtbaren, dit huis is tot in de puntjes verzorgd en onderhouden. Hier is niet in de minste spraak van verkrotting. De ramen zijn goed onderhouden, er zijn geen lekken, de trap kraakt niet, of toch niet overdreven,” zei de maatschappelijke helpster met volste overtuiging.

De schepen met de hoofdpijn was nog niet echt overtuigd. “Ik zie hier alleen maar mannen. Hebben jullie dan geen huisvrouw? Of doen jullie alles zelf, met een beurtrol of zo iets?”

“Ja, maar er is toch nog ie…” Begon de maatschappelijke werkster die snel onderbroken werd door Jan.

“Ieder van ons heeft zijn taak. Een taak die voor hem het best past. Nestor is zeer op orde gesteld, dus die kuist, en lapt de ramen, Francesco is kunstenaar dus die doet de schilderwerken en verzorgt het interieur. Zo heeft ieder van ons zijn taak.”

“En maken jullie het soms niet te bont? Veel lawaai en zo?”

Francesco stond recht. “Geachte schepen, moesten hier veel storende geluiden voortgebracht worden door mijn medebewoners dan zou ik mijn inspiratie hier niet kunnen vinden. Met te veel storende elementen rondom mij zouden er esoterische invloeden van kracht moeten zijn om een kunstwerk dat het woord Art waardig is te scheppen.”

“Mieke, wat bedoelt hij nu eigenlijk?”

“Wel meneer de schepen, hij wil alleen maar zeggen dat hij in lawaai niet kan werken.”

“Zei hij niet iets over isoleren?”

“Neen, esoterisch, hij bedoelt dat er dan een wonder moet gebeuren om een werk in lawaai te kunnen afmaken.”

“Oh, dus hij bedoelt dat het hier steeds een oase van rust is?”

“Zoiets, ja, om jaloers op te zijn.”

              Yvette schuift een oude tafel onder het raam, neemt een stoel en plaatst die midden op het blad. Ze klimt op de tafel en stapt op de stoel. Door haar gewicht zakt een tafelpoot enkele centimeters in het natte gras. Verschrikt grijpt ze naar het open raam, maar de tafel blijft gelukkig in evenwicht. Ze heft haar midden in het raam en merkt dat aan de andere kant iets heel groot staat met een deken erover. Ze beseft dat zij eerst met haar voeten door het raam moet klauteren om niet voorover op dat ding te vallen. Ze stapt met één been door het raam en zet haar knie stevig op de onderkant, haar tweede knie zet ze ernaast. Ze houdt de stijlen goed vast en laat haar voet voorzichtig naar binnen zakken. Haar gestrekte been zoekt houvast. Ze voelt iets hards onder haar voet. Ze steunt nu volledig op haar gestrekte been en laat haar tweede been ook zakken tot ze weer vaste voet voelt. Ze staat op een deken maar haar voeten voelen een stevige ondergrond. Een meter lager ziet ze de begane grond. Ze springt soepel naar beneden, maar ze schuift uit in een plas olie en valt pal op een hendel.

              “Ik ben speciaal hier komen wonen omdat ik rust nodig had. Ik zat helemaal onder de stress. Niemand van mijn familie of kennissen weten waar ik verblijf. Zelfs mijn vader niet. Ik had het echt niet nodig om te verhuizen.” Het betoog van Xavier overtuigt de schepen.

“Zo dat klinkt goed genoeg. Ik denk dat wij…”

Het hendel kantelt prompt weg en de machine komt met hels lawaai op gang. De zware graafmachine is omgebouwd tot een kunstig gedrocht. Een walm met uitlaatgassen blaast recht in Yvette haar gezicht. Ze doet een stap opzij en valt met haar elleboog op een claxon. Bellen beginnen te rinkelen, toeters te blazen en de machine davert op zijn rupsbanden.

Francesco denkt onmiddellijk aan inbrekers en aan zijn kunstwerk. Hij springt recht en loopt naar de galerij. Hij draait de sleutel om en steekt het licht aan. De andere mannen waren hem gevolgd. Francesco trekt de deken van de machine en duwt het hendel in stop. De rust keert onmiddellijk terug. De stank naar vuil olie en diesel hangt als een nevel in de galerij.

“Er is een inbreker in mijn galerij. Iedereen moet mee zoeken,” beveelt Francesco verontwaardigd.

Na een half uur zoeken vinden zij enkel de tafel en de stoel aan de buitenkant van het raam.

“Er zijn wel sporen van inbraak,” zegt een ambtenaar. “Als je wilt kan je klacht in dienen.”

Jan komt snel tussenbeide. “Er is niets weg. Waarom zouden we dan een klacht indienen?”

“Als jullie geen klacht willen indienen, wil ik dat wel.” De schepen zijn voorhoofd is gefronst van de hamerslagen die door zijn hoofd denderen. “Wat we zojuist hier beleefd hebben kan ik moeilijk als rust en milieu vriendelijk beschouwen.”

“Toe kom,” verdedigde Mieke de mannen. “Het was de inbreker die het lawaai maakte. Daar kunnen zij toch niet aan doen.”

“Goed ik wil verzachtende omstandigheden aanvaarden, om dat esoterische invloeden de oorzaak kunnen zijn.”

De schepen richt zich nu naar Francesco. “Jij, mijnheer de kunstenaar, jij moet deze machine vandaag nog afbreken en mij beloven nooit iets meer te maken dat lawaai, stank, luchtverontreiniging veroorzaakt. Geen enkel milieu verontreinigend gedrocht meer, verstaan?!.”

“Jij noemt mijn kunstwerk een gedrocht?”

“Geen lawaai, stank of wat hinderlijk voor de mens is. Begrepen? Dat of allemaal verhuizen. Kies zelf maar.”

“Konijntje, schrijf die heren een check om hun kledij naar de droogkuis te doen.”

“Wij hoeven geen geld, enkel uw belofte.”

“Oké, meneer de schepen. Ik beloof het je op mijn communiezieltje.”

“Kom schrijf die check nu maar, als schadevergoeding wel te verstaan. En jullie” de schepen kijkt streng naar de anderen, “jullie controleren uw grootmeester zodat hij zijn belofte zal nakomen.”

De schepen stapt resoluut de galerij uit, gevolgd door de andere ambtenaren. Mieke knikt geruststellend naar Jan en sluit de rangen af.

De mannen staan er wat beduusd bij, totdat zij een knarsend geluid uit de hoek van de galerij horen. Nestor neemt vlug een doos vast en Jan gaat voorzichtig op het lawaai af.

“Maak een waaier, laat de dief niet ontsnappen,” fluistert Francesco.

“Zijn ze weg?” een vertrouwde vrouwenstem doet iedereen halt houden.

“Yvette ben jij dat?” roept Jan ongelovig.

“Ze zijn toch weg, hé?” fluistert Yvette met een bibberende stem.

“Ja, natuurlijk, kom maar het is gedaan met verstoppertje spelen.”

Het deksel van een doodskist die nog in de hoek was blijven staan gaat open en Yvette, zo zwart als roet kruipt uit haar benepen toestand.

“Jij had je niet moeten verstoppen, niemand die jou herkend in die vermomming. Jij bent precies Moriaantje.”

“Lach niet, ik kreeg bijna een hartinfarct. Eerst schuif ik uit op een olievlek, daarna springt dat gevaarte hier in gang alsof de motorcross naast mijn oor start. Een rookwolk valt mij aan, ik spring opzij en twintig toeters en bellen beginnen hun fanfare. Eerst wilde ik naar buiten lopen, maar de deur was op slot en dan hoorde ik jullie aankomen. In paniek liep ik naar achteren en daar stootte ik tegen deze doodskist. Ik kroop erin en dacht: ‘Ik hoef nog enkel mijn ogen maar dicht te doen’ zo bang was ik.”

“Kom zand erover. Eind goed al goed,” sust Nestor die nog steeds met de lege doos in zijn handen staat.

“Wat zit er in die doos?” vraagt Yvette.

“Niets, het is Nestor zijn geheim wapen tegen de dieven.”

“Och, jij. Ik moest gewoon iets in handen hebben, om te dreigen.”

“Zeg,” vroeg Jan tenslotte aan Francesco, “na die zelfvernietigende machine was dit dan de zelf startende machine?”

 

 

.

 

11-05-2020 om 07:04 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)


Inhoud blog
  • GEDICHTENBUNDEL
  • Dromen
  • Op naar mijn pensioen
  • Alles komt goed.
  • 7 Magere jaren
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Archief per week
  • 15/02-21/02 2021
  • 02/11-08/11 2020
  • 26/10-01/11 2020
  • 28/09-04/10 2020
  • 21/09-27/09 2020
  • 14/09-20/09 2020
  • 17/08-23/08 2020
  • 03/08-09/08 2020
  • 27/07-02/08 2020
  • 20/07-26/07 2020
  • 13/07-19/07 2020
  • 25/05-31/05 2020
  • 18/05-24/05 2020
  • 11/05-17/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 16/03-22/03 2020
  • 09/03-15/03 2020

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!