Bart zijn verhalen
verhalen voor alle lezers in quarantaine
01-10-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.7 Magere jaren

Mijn 7 magere jaren

 

 

 

15 oktober 1970: een factuur moest nog ontvangen worden en de klant betaalde in muntstukken. Een zak vol losse muntstukken lag ik in het handschoenkoffertje van mijn auto. Daarna reed ik nog naar de winkel om een nieuw meettoestel, een Megger, op te halen. Vervolgens begaf ik me naar onze bouwwerf te Schoten.

Rond 17 uur stapte ik in mijn auto en reed fluitend naar huis. Ik was goed gezind, ik had veel werk verzet en alle kleine problemen waren opgelost. Op een hoofdbaan met drie rijstroken reed ik op de rechterbaan. Ik zag het verkeerslicht op groen staan en vrolijk fluitend reed ik verder naar het groene licht.

Het werd zelfs niet zwart voor mijn ogen, maar ik zag me zelf liggen in een oranje schijnsel. Er is iets gebeurd, besefte ik en heel even had ik nog zorgen: “mijn Megger” probeerde ik te zeggen. Daarna werd alles rustig om mij heen, alle zorgen gleden van mij af. Ik voelde niets meer, geen pijn en geen zorgen. Ik zag mezelf op de grond liggen in het oranje licht van de straatverlichting. Ik beleefde dit als het zaligste, gelukkigste en mooiste moment van mijn leven.

Wat was er gebeurd?

Een Simca reed op het middelvlak naast mij en wilde links afslaan. Een Porsche kwam tegen hoge snelheid in tegenrichting aangereden. De bestuurder dacht dat de Simca afdraaide en om de Simca te ontwijken knalde hij in volle snelheid linksvoor tegen mijn Cortina.

In die tijd waren er nog geen gordels in de auto waardoor ik vooruit met mijn hoofd op het stuur vloog en mijn voeten tegen de pedalen. De achterste zetel kieperde over mijn hoofd door de voorruit naar buiten. Het klein geld in mijn handschoenkoffertje vloog in alle richtingen door de auto. Mijn zo geliefde droomauto werd op amper 1 seconde omgetoverd tot een wrak.

Wat er verder gebeurde heb ik alleen horen vertellen. Een verpleger zag plots een blaasje op mijn lippen (ik vroeg naar mijn Megger) en besloot me toch maar mee te nemen naar het ziekenhuis. Op de operatietafel moet ik mijn naam nog gezegd hebben, maar daar weet ik niets meer van.

De politie belde bij mij thuis aan en mijn schoonzuster, die in haar zesde maand was, deed open. Toen de agent de dikke buik zag, moest hij toch enkele malen slikken: hoe moet ik dat vertellen dacht hij. Als bleek dat zij niet mijn vrouw maar mijn schoonzuster was, voelde de agent een hele opluchting. Dat mijn vrouw in haar derde maand was, kon de agent natuurlijk niet weten. Na het verschrikkelijke nieuws verteld te hebben, vroeg hij haar:

“Mevrouw, wil je dit even natellen en dan tekenen voor ontvangst?” De plastieken zak vol kleingeld legde hij op een tafeltje in de hal. Mijn arme vrouw deed of ze telde maar haar gedachten waren helemaal niet bij die rotte muntjes.

Toen ik in het hospitaal mijn ogen opendeed en een beetje bewust werd van wat er gebeurd was, vertelde men mij dat mijn eigen moeder mij alleen maar herkende aan mijn linker vinger. Mijn schoonvader maakte de vergelijking met een geslacht varken. Mijn kin was opengescheurd, beide kaakscharnieren waren verbrijzeld zodat ik mijn mond zelf niet meer open of dicht kon doen. Mijn gelaat was dubbel zo breed dan normaal. Onder mijn tong was alles opengescheurd. Mijn heup was ontwricht maar dat had men die avond van het ongeval reeds terug in elkaar gezet.

De volgende dag werd ik weer naar de operatiezaal gebracht. Men zou mijn aangezicht weer in vorm brengen, of liever in vorm duwen en trekken. Ik was nog half verdoofd van het gebeuren en terwijl men mij bewerkte, stak ik mijn hand omhoog. Vol paniek stopte het operatieteam onmiddellijk en vroeg me wat er scheelde. Ik prevelde want spreken ging nog steeds niet goed: “Kun je een koud washandje op mijn voorhoofd leggen.”

Na de operatie werd ik terug naar mijn kamer gebracht. Ik zwom in mijn eigen zweet, heel mijn pyjama was nat en zelfs mijn onderbroek kon ik uitwringen. Omdat ik verging van de pijn kreeg ik een pijnstiller met morfine, 20 minuten later sliep ik als een marmot.

Om mijn kin op zijn plaats te houden, had men mijn tanden met elastiekjes aan elkaar gebonden. Daar enkele voortanden door het ongeval uitgeslagen waren, kon ik met een rietje vloeibaar voedsel drinken. De dag dat ik naar huis ging, had mijn moeder voor iedereen frietjes gebakken met biefstuk, voor mij had ze een glas Ovolmaltine met een rauw ei klaargezet. “Jij moet aansterken” zei ze. Trouwens met mijn tanden aan elkaar gebonden kon ik moeilijk vast voedsel en zeker geen frieten met biefstuk eten.

Daar ik geen trappen kon doen, bleef ik zolang bij mijn moeder op de benedenverdieping wonen.

In het vorig hoofdstuk vertelde ik dat ik mijn eigen huis aan het bouwen was. In mijn huis stonden nog geen binnendeuren, geen vloerbekleding, geen witte bepleisterde muren, geen wasbak om af te wassen, geen trap met leuning, binnenshuis geen raamtabletten en er was niets volledig afgewerkt. Ik was invalide, kon en mocht niet werken, mocht geen trappen doen en mijn huis was maar half afgewerkt.

Na 2 maanden mocht ik eindelijk trappen doen en besloot om het hoognodige in mijn huis te laten afwerken. De trap en trapleuning moest ik zeker laten plaatsen om mijn laatste deel van mijn lening te kunnen ontvangen. Ik dacht immers weldra weer te mogen gaan werken, totdat mijn moeder plots zei: “Bart, jij gaat als een oud manneke, dat is nog lang niet in orde met uw heup, ga eens terug naar de dokter!” Ik volgde mijn moeder haar raad op en ging terug naar de dokter, maar die nam mij niet ernstig en zei dat ik komedie speelde. Ik kon over 14 dagen gerust gaan werken beweerde hij.

Mijn schoonbroer was voetballer en die raadde mij aan om naar een sportdokter te gaan. De sportdokter duwde hard achter op mijn bil en ik vloog bijna door het plafond.

“Niet goed” zei de dokter “we gaan terug platen nemen maar ditmaal niet alleen voor en achter maar ook de zijkanten, binnen en buitenkant.”

Nu bleek dat er aan de binnenkant een stuk van de heup afgebroken was: “het is nu te laat om daar nog iets aan te doen meldde hij me, maar om te beginnen gaan we er 8 maanden niet meer op steunen.” Dat kwam aan als een donderslag bij heldere hemel. In de winter gingen we iedere zondag schaatsen, dat zou niet meer gaan, hardlopen, springen, zelfs werken, ik mocht het allemaal vergeten. De eerste 8 maanden al zeker en daarna moest ik het nog afwachten.

Omdat ik zelfstandige was, kreeg ik geen dopgeld. Daar ik niet in fout was, kreeg ik geen geld van de ziekenkas. Omdat ik geen RSZ meer kon betalen kregen we ook geen kindergeld. De tegenverzekering van de Simca en de Porsche kwamen niet overeen en ik moest maar wachten op het geld waar ik toch recht op had.

Mijn financieel plan viel in duigen. Nog eens 8 maanden zonder geld, hoe moest ik dat klaren? Mijn zuster werkte als chef bij een plastiek fabriek die kunstbloemen maakten. Dat deden thuiswerkers voor haar. Het werd niet veel betaald maar alle beetjes hielpen. Zes grote zakken werden bij ons thuis afgezet. De kamer stond vol en we moesten nog een plaats vinden om de bloemen te kunnen ineensteken. De blaadjes moest ik 1 voor 1 van elkaar trekken en dan monteren op een bloemsteeltje. De blaadjes van elkaar trekken, kostte mij al enkele uren en dan moest ik nog beginnen met de bloem en blaadjes op de steel te duwen. Heel de kamer lag vol losse blaadjes, zakken met afval, nieuwe blaadjes, kartonnen dozen en afgewerkte bloemen. Het was veel uren werken voor weinig geld. Na een volle dag hard doorgewerkt te hebben had ik nog minder verdiend dan 1 luttel uurloon. Dat gaat veel te traag besloot mijn broer. Twee dagen later kwam hij al met een machientje dat hijzelf had gemaakt. De blaadjes konden onmiddellijk na aftrekken op de steel geplaatst worden. Vanaf toen ging het minsten 4 keer zo snel. Daarbij kwam nog dat ik pijnstillers van de sportdokter had gekregen met 2 bijkomende nevenwerkingen: ik had steeds honger en at veel te veel. De kilo’s kwamen er verschrikkelijk bij. De tweede nevenwerking kwam voor mij beter uit: ik was nooit moe en werkte gezwind van 4 h tot 24 uur s ’nachts. Ik kwam met 4 uur slapen toe. Zo kon ik uiteindelijk toch mijn gezin rechthouden. Door heel zuinig te leven konden we in leven blijven. Om kleren te kopen moesten we wel maandenlang elke frank sparen. Uitgaan, gaan eten of een dagje uit kon niet meer. Ondanks dat ik bij het ongeval wel volledig in mijn recht was, leefde ik nu in armoede. Toen ons kadestraal inkomen betaald moest worden, kon ik het niet meer bolwerken en ging ik uiteindelijk met lood in mijn schoenen naar de openbare onderstand. Dit was in die tijd een echte schande. Ik had geen keus, mijn kinderen moesten toch eten.

Op een zomerse dag nam een familielid me weer eens mee naar het buitenverblijf dat mijn ouders huurden. Ik zat naast hem en wilde een Groene Michelle (een sigaret) aansteken. Toen dacht ik, ik smoor en blaas geld in de lucht terwijl mijn vrouw en kinderen zo in armoede leven. Resoluut stak ik mijn aansteker weer weg. Nooit heb ik nog een sigaret aangestoken.

Ik was inmiddels al 11 maanden thuis. Mijn dokter verklaarde mij voor 75% werk bekwaam en ik mocht weer gaan werken. Daar ik nog steeds ingeschreven stond als zelfstandige bouwvakker kon ik niet gaan stempelen waardoor ik dringend werk moest zoeken. Ik mankte nog zeer zwaar en was invalide verklaart. Zo begon ik als elektricien voor mijn zoektocht naar werk.

“Je mankt zo, wat is er gebeurd?”

“Oh ik heb een auto-ongeluk gehad.”

“Ach zo, oh we hebben niemand meer nodig en toch stond de vacature nog steeds open.

Zo ging het telkens weer opnieuw. Ik vroeg me af: waarom toch? Waarschijnlijk was men bang dat ik als invalide teveel in ziekenkas zou gaan.

Mijn vader ging bij de burgemeester ten rade. Die raadde mij aan om bij “Den Bell” te gaan horen. 14 dagen later was ik aan het werk, zittend werk als tester. Het was de beginperiode van de IC’ s of in de volkstaal de chips om telefooncentrales te maken. Deze job was nu echt iets voor mij. Een zittend werk en testen van ingewikkelde schakelingen was een uitdaging voor mij. Al snel kreeg ik de moeilijke gevallen om uit te zoeken wat er fout was en nog later de prototypes om uit te testen. Deze kaarten waren nog nooit door iemand getest en er was ook geen testprogramma voor handen. Ik voelde mij thuis en gewaardeerd in mijn werk. De directie wist van mijn armmoedige financiële toestand, zo mocht ik overuren maken en ook op zaterdag komen werken.

 

 

Iedere week nam iemand van de familie me wel mee naar het buitenverblijf. Samen met een oudere broer experimenteerde we met zonnepanelen om water te verwarmen. We namen golfplaten, legden er zilverpapier in of schilderden ze zwart. Zwart omdat zwart warmte aantrok. We plaatsten koperen buizen of plastiek tubes in de golven en vulden deze met water. Boven op de golfplaten probeerden we met enkel, dubbel of driedubbel glas. Na iedere test werd alles opgetekend en de gewonnen temperaturen werden netjes genoteerd. Uiteindelijk heeft mijn oudere broer nu een zelfgemaakte installatie op zijn dak liggen.

Wij leefden nog steeds sober. We hadden een grote lening voor ons huis af te betalen en aan het huis zelf waren nog veel kosten. Op reis gaan zat er nog steeds niet in. Iedereen ging naar de zee of naar het buitenland, wij niet. Met Sinksen was er ieder jaar de sinksenfoor, ons gezinnetje moest echter uit geldgebrek thuisblijven. Iedere week werden de centjes netjes in enveloppen verdeeld: één enveloppe voor eten, een andere voor gas, water en elektriciteit, een derde voor afbetaling van de lening huis enz. Toch voelden we ons niet echt ongelukkig. We hadden moeilijke momenten, maar ook schone en plezante dagen. Ik ontdekte opnieuw de fiets en samen met mijn zuster fietsten we door het Vlaamse land. We stippelden nieuwe routes uit en zochten de kleine stille binnenwegen op.

Op “Den Bell” werd de testafdeling opgedoekt en ik zou van arbeider naar bediende evolueren, maar als bediende zou ik geen overuren meer kunnen maken. Mijn job bestond uit 2 dikke boeken naast elkaar leggen en regeltjes overschrijven waar met potlood iets bij stond geschreven. Iedere dag opnieuw 2 boeken naast elkaar en zoeken maar, helemaal niet mijn job. Het was saai en geen waardering. Dat heb ik iets meer dan 2 jaar volgehouden en toen vroeg ik mijn overplaatsing aan. Ik verhuisde naar de herstel- en onderhoudsdienst van de computerzaal.

Het was inmiddels 7 jaar na mijn ongeval en de verzekering betaalde mij eindelijk uit.

01-10-2020 om 13:02 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)


Inhoud blog
  • GEDICHTENBUNDEL
  • Dromen
  • Op naar mijn pensioen
  • Alles komt goed.
  • 7 Magere jaren
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Archief per week
  • 15/02-21/02 2021
  • 02/11-08/11 2020
  • 26/10-01/11 2020
  • 28/09-04/10 2020
  • 21/09-27/09 2020
  • 14/09-20/09 2020
  • 17/08-23/08 2020
  • 03/08-09/08 2020
  • 27/07-02/08 2020
  • 20/07-26/07 2020
  • 13/07-19/07 2020
  • 25/05-31/05 2020
  • 18/05-24/05 2020
  • 11/05-17/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 16/03-22/03 2020
  • 09/03-15/03 2020

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!