PARAPLU
Een zwarte paraplu en een automatische. Daar had ik al heel mijn leven van gedroomd. Een mens had dat al lang kunnen kopen maar het was er nog nooit van gekomen. Kent ge dat? Niet echt nodig, geen tijd; altijd iets vinden om de aankoop maar uit te stellen. Op een zonnige woensdagmorgen slenterde ik wat rond op de markt. Voor mij, nog geen drie meter voor mij, stond een man die paraplus verkocht. Zolang de zon scheen kon hij gerust een frisse pint gaan drinken en zijn kraam onbeheerd achterlaten. Wie koopt er nu een paraplu tijdens een hittegolf. Daar in het midden van de toonbank, een schone zwarte paraplu en een automatische. Voor slechts vier honderd negen en negentig frank. Gewoon op een knop duwen en floep, de zwarte boog springt open. Dat wordt de mijne dacht ik. Nu alleen nog wachten op regen.
Veertien dagen lang zonneschijn en niet willen regenen. Iedereen liep met een “smile” tot aan zijn oren, alleen ik was slecht gezind omdat het maar niet wilde regenen. Mijn paraplu stak nog steeds ongebruikt in mijn aktetas. Ik haastte me juist van het werk naar huis toen er plots een grote druppel recht op mijn neus viel. Het begon te regenen. Haastig nam ik mijn paraplu uit mijn aktetas en met een elegante druk op de knop floepte hij open. Toch gemakkelijk zo een “automatiek”.
Toen ik aan de tramhalte kwam was het al behoorlijk aan het gieten. Om nog wat van mijn aanwinst te genieten bleef ik gezellig naast het afdak in de regen staan. In de verte zag ik tram zeven aankomen. Hij stond nog voor het rood verkeerslicht. Ik nam alvast mijn tramkaart tussen duim en wijsvinger. Mijn aktetas hing aan mijn overige drie vingers. De tram kwam dichter en het werd stilaan tijd om mijn paraplu dicht te doen. Een duw op de knop en... en mijn paraplu bleef open staan. Nog twintig meter en de tram zou de halte bereiken. Mijn boekentas zette ik op de grond en met mijn tramkaart tussen de lippen begon het gevecht met mijn paraplu. De deuren van de tram gingen open. De aankomende passagiers stapten uit. Ik wrong aan de steel en duwde met alle macht op de knop onder de baleinen. Krak. Twee stukken. Een zwarte doek opgespannen met baleinen in mijn rechter en een ijzeren steel in mijn linkerhand, mijn aktetas terug aan drie vingers en mijn tramkaart tussen mijn lippen, zo stapte ik op de tram.
Ik nam mijn tramkaart uit mijn mond en met een halve achterwaartse draai probeerde ik ze te ontwaarden. Het natte kartonnetje plooide dubbel. Ik besloot dan maar om eerst een plaatsje te zoeken zodat ik alle rommel kon wegzetten. Achteraan, op de derde laatste rij was een plaats vrij. Ik schuifelde naar achteren. De inzittenden volgden nauwgezet mijn bewegingen. Ik plaatste zo achteloos mogelijk mijn aktetas op de stoel en probeerde de paraplu op de grond te leggen. Omdat die steeds wegrolde besloot ik de nog altijd geopende paraplu en mijn doorweekte tramkaart terug naar de wattman te gaan. De ontvanger bezag mijn kaart, zonder woorden legde hij die opzij en gaf mij een andere. Alle hoofden waren nu voorwaarts gericht. Terug op mijn stoel besefte ik dat de tram nog steeds stilstond. Niemand zei een woord. Muisstil was het. Ik voelde me schuldig. Vooraan in de tram waren de ogen van de wattman nog steeds op mij gericht. Uiteindelijk vertrok de tram, de spanning was te snijden.
Toen ik thuis kwam vroeg mijn vrouw:
" Waarom hebt ge uw paraplu niet gebruikt, ge bent doornat."
|