Bart zijn verhalen
verhalen voor alle lezers in quarantaine
25-05-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.5 Argeloos zwijgen

Argeloos zwijgen

 

%%%FOTO1%%%

Het Ontslag.

 

     Dromerig staarde ze in het voorhof. De rozengeur bedwelmde haar, het kleurenpalet was betoverend. Enkele aantekeningen lagen verspreid op haar schoot. Verstrooid graaide zuster Celine door de papieren. Iemand klopte op de deur. Onverschillig las ze het kattenbelletje voor de derde maal over: ‘Zuster Marleen overhalen om naar moeder overste te gaan.’

Hoe moest ze dat nu doen? Opnieuw werd er geklopt, ditmaal dringender. ‘Ogenblikje graag,’ zei ze licht geïrriteerd. Snel stopte ze de aantekeningen in haar tas en legde de tas op het bovenste schap, draaide de kast op slot en stak de sleutel in haar zak. Voor de derde maal werd er geklopt. ‘Ogenblikje ik kom’

Zuster Celine opende de deur en zag de zuster Marleen voor haar staan. Met haar hoofd naar de grond gericht vroeg ze: ‘Zuster Celine, mag ik je eens iets vragen?’

‘Natuurlijk zuster Marleen, voor jou staat mijn deur toch altijd open. Toe kom binnen en zet je.’

De zuster deed enkele passen naar voren en bleef weer stilstaan. ‘Mag de deur dicht? Het is nogal persoonlijk.’

‘Natuurlijk, ga maar zitten. Vertel eens waar kan ik je mee helpen?’

‘Herinner jij je nog ons gesprek over mijn moeder?’

‘Jouw moeder? Had jouw moeder niet iets met planten?’

‘Ja, ze is tuinierster. Ze heeft me opgebeld. Ze wil mij komen bezoeken. Ik voelde me aanvankelijk heel blij haar stem te horen, maar toch heb ik geweigerd haar te ontmoeten. Ik weet het niet goed. Ze klonk zo bezorgd, ze vroeg maar steeds hoe het met mij was. Ze wilde dringend een afspraak regelen. Er waren problemen met mijn familie, maar ik heb helemaal geen familie, enkel mijn moeder. Ik vind dat zo raar. Ik durf die ontmoeting niet goed aan. Misschien vraagt zij mij wel om terug naar huis te keren en het kloosterleven vaarwel te zeggen maar daarvoor is het nu te laat. Zoiets kan echt niet meer. Ik ben er niet gerust in, mijn moeder klonk zo bezorgd. Ik kan bij niemand anders terecht dan bij jou. De andere zusters weten niet dat mijn moeder nog leeft. Wat moet ik nu doen. Ik zou dolgraag mijn moeder willen ontmoeten, maar ik durf het echt niet.’

‘Lieve zuster Marleen, jij mag je moeder niet blijven ontwijken, jij moet trachten te praten met haar. Als zij twee lange jaren gewacht heeft en nu plots met jou wil spreken dan moet daar wel een grondige reden voor zijn, denk je ook niet?’

‘En de andere zusters dan, mijn medezusters, zij denken allemaal dat ik wees ben. Hoe moet ik aan hen uitleggen dat ik tegen hen gelogen heb?’

‘Niemand hoeft te weten dat mevrouw Lenissen jouw moeder is. Zeg haar dat ze een afspraak met mij moet maken. Ik zorg dan wel dat jullie met elkaar in contact komen.’

‘Dat is geen slecht idee, maar welke smoes ga je dan verzinnen zodat ik ongestoord mijn moeder kan spreken?’

‘Laat dat maar aan mij over, zuster Marleen, ik vind wel iets.’

‘Zuster Celine, als je dat voor mij wilt doen! Je kunt niet geloven hoe gelukkig je me maakt.’

Met een snelle groet verdween de zuster weer uit de kamer en keerde weer naar haar eigen wereldje waar geen plaats was voor anderen, amper voor haar eigen moeder.

     Twee dagen lang hoorde zuster Celine niets meer. Op de derde dag, ze stond in de keuken aan de afwas en zuster Fernanda kwam met haastige pas binnengelopen: ‘Laat die vaat maar staan, die doe ik wel verder. Er is bezoek voor jou. Een zekere mevrouw Lenissen. Kun je haar afhalen? Ze wacht op je bij de ingang.’

‘Goed, zuster Fernanda, ik zal mevrouw Lenissen maar niet laten wachten en bedankt dat je de vaat voor mij wilt doen. Ach ja, zuster weet jij soms waar zuster Marleen is, ik zou haar iets willen vragen?’

‘Oh, die heb ik naar de refter zien gaan. Voor wat, dat weet ik niet maar ze ging in ieder geval naar de refter.’

Zuster Celine haastte zich naar de ingang. Ze hoopte dat moeder overste even in haar kantoor zou blijven zodat ze geen vervelende vragen zou kunnen stellen. In de verte zag ze reeds mevrouw Lenissen staan. ‘Dag mevrouw Lenissen, ik ben zuster Celine, kom, laten we naar mijn kamer gaan, daar kunnen we rustig praten.’

‘Ria, ik ben zo nerveus, zal het lukken, er hangt zoveel van af.’

‘Noem me zuster Celine, ik wil geen twijfels zaaien aangaande onze ontmoeting. Kom maar binnen en zet je. À propos heb je het dagboek bij?’

‘Hier, kijk, ziet het er niet oud en versleten uit? Dit vond ik op een rommelmarkt. Het is een oud dagboek maar het was nog onbeschreven. Ik heb alles nog met pen en inkt ingevuld. Hier en daar een vlek, maar zo lijkt het echt. Jij mag het lezen als je dat wilt, ik kan het zelf niet voorlezen, want mijn handen beven te hard van de stress.’

‘Ik geloof je wel. Jij zal dat heel goed gedaan hebben. Luister nu goed, eerst breng ik je naar het prieeltje in de hof. Daar wordt je niet gestoord. Daarna ga ik zuster Marleen zoeken en vertel haar dat jij een vraag hebt over stokrozen. Iedereen hier weet dat zuster Marleen heel veel weet over stokrozen en jij had daar toevallig een vraag over. Veel moed en maak er het beste van. Kom laten we naar het prieeltje gaan.’

Met haar twee handen hield mevrouw Lenissen haar handtas vast terwijl ze de zuster op de voet volgde. Bij het prieeltje aangekomen liet zuster Celine de vrouw achter en spoedde zich naar de refter.

‘Zuster Marleen, ben jij in de refter?’ Riep ze al van ver: ‘Ik ben het, zuster Celine. Ik heb je even nodig, er is hier een zekere mevrouw Lenissen die iets over luizen en stokrozen wil vragen.’

‘Zuster Celine, ik ben zo zenuwachtig, waar is ze, wat moet ik tegen haar zeggen?’

‘Hoeveel koppen koffie heb je al op? Je beeft over gans je lichaam. Zo kun je niet naar je moeder. Kom, eerst vijf maal diep ademhalen door je buik, zoiets kalmeert. En langzaam ademen.’

De zuster deed haar best om diep te ademen: ‘Mm, dat kalmeert wel, ik voel me al veel beter, waar is de mevrouw? In de kapel misschien?’

‘Neen, slimmerd, zij komt om te praten niet om te bidden. Zij wacht op je in de tuin, in het prieeltje. Niemand zal je daar storen, daar zorg ik wel voor. Ga nu maar.’

Met gekruiste vingers keek zuster Celine door een kier van de zijdeur. Ze kon net een stuk van de tuin en het prieeltje zien. Tussen de rozen door zag ze de zwarte vlek van het nonnenkleed. Plots hoorde ze voetstappen achter haar. Met een ruk draaide ze zich om en keek in het verwonderd gezicht van de tuinman. Zij moest hem tegenhouden voordat hij de deur zou opendoen en naar het voorhof zou gaan. Moeder en dochter mochten niet gestoord worden. Vlug klampte ze hem bij de arm: ‘Mijnheer Debelder, jij kent zeker veel boeken over tuinieren. Ik zou graag wat meer willen weten over eetbare bloemen. Welk boek kan ik dan best lezen?’

‘Ach wat vraag je me nu. Eetbare bloemen? Daar weet ik niet veel van, maar wacht eens, ik zal eens op zolder kijken, daar liggen nog enkele boeken van mijn voorganger. Die was wel eens met kruiden en zo bezig. Is het dringend? Och kom ik wilde toch maar even naar de hof gaan, ik ga wel eerst even naar de zolder. Ik zie je straks wel.’

De tuinman draaide zich om en verdween terug in de gang. Zuster Celine liet een zucht van verlichting maar toen ze weer door de kier naar buiten keek zag ze de zwarte vlek niet meer.

Ze zag wel dat zuster Marleen met snelle passen de deur naderde. Zuster Celine schrikte recht en vluchtte de gang in. Met een sprong wipte ze veilig het toilet binnen. Gespannen luisterde ze aan de deur naar de stappen die dichterbij kwamen en plots ophielden. Even werd het stil en dan opnieuw stappen die weggingen. De achterdeur werd in een haast dichtgeslagen.

Zuster Celine liep terug naar de achterdeur en zette deze behoedzaam weer op een kiertje. Door de spleet zag ze zuster Marleen het prieeltje binnengaan. Met een flits bemerkte ze nog net het kleine boekje in haar rechterhand. Bruusk sloot zuster Celine de deur en draaide twee keer in het rond om met een sprong tot stilstand te komen. Snel liep ze naar de keuken en lichtte de losse tegel op. Het boekje was weg.

‘Yes’ zei ze en op wolkjes liep ze naar haar kamer. Ze liet zich op de stoel ploffen en sloot haar ogen.

‘Zuster Celine mag ik binnenkomen?’

Zuster Celine schrok recht. In haar euforie had ze de deur open laten staan en nu was ze die totaal vergeten. In het deurgat stond mevrouw Lenissen. ‘Natuurlijk, mevrouw Lenissen en doe de deur dicht achter je. Is het gelukt?’

‘Kijk maar, ik heb de twee boekjes.’

‘Vertel me alles van A tot Z.’

‘Het begon niet zo goed, ik zei nog maar gewoon Rosa en mijn dochter antwoordde ferm en kortweg dat zij voortaan zuster Marleen was en ik mevrouw Lenissen. Ik liet me echter niet van de wijs brengen en ging recht op mijn doel af. Ik begon over mijn dagboek en een bladzijde die zij zeker moest lezen. Zij nam het boek aan en begon te lezen. Ik durfde niet naar haar te kijken, maar ik hoorde dat ze haar neus snuitte. Ik keek heel voorzichtig naar haar en zag dat er een glimlach over haar lippen kwam. Plots lei ze het boek naast haar neer en vroeg me even te wachten, ze had ook iets voor mij. Ze liep weg en kwam terug met haar dagboek. Kijk maar, hier is het. Ik mocht het niet opendoen voor ik weer thuis was. Dat vond ik niet erg, ik wist toch wat er in stond. Ze vroeg me om haar morgen weer op te bellen, daarna hebben we elkaar omhelsd en zijn naar buiten gegaan. Ik ben recht naar hier gekomen.’

‘Prachtig, we hebben het pleit gewonnen denk ik, mevrouw Lenissen. Ik zal je nu maar buiten laten, hopelijk krijgt hier niemand argwaan van.’

De namiddagzon stond hoog. Voor de zoveelste maal begon zuster Celine opnieuw te lezen maar steeds werd ze weer afgeleid. Het beeld van zuster Marleen gebukt over de rozen kon ze niet van haar afzetten. Ze had het zich niet verbeeld: er was een traan in zuster Marleen haar ogen. Dat was echt. Hoe meer ze er over nadacht hoe meer ze begreep dat de zuster hier in het klooster niet thuishoorde. Hoe kon ze haar in ’s hemelsnaam er toe bewegen hulp te gaan vragen bij moeder overste.

De zon brandde dwars door haar zwarte rok, de zuster haar billen gloeiden. Even kwam de verleiding om de zware stof omhoog te schuiven, maar toch durfde ze niet. Er moest eens iemand langs komen.

Haar gedachten waren nog vers toen iemand op de deur klopte. Dat was telepathie, dacht ze terwijl ze naar de deur liep. ‘Ja, ja, ik kom. Of kom maar binnen de deur is toch open.’

Zuster Marleen kwam binnen.

‘Dag zuster Marleen. Wat aangenaam om mij te komen bezoeken. Heb je mevrouw Lenissen kunnen helpen? Kom neem een stoel en zet je naast mij op het terras.’

‘Ik kom je bedanken. Door jouw hulp kon ik met mijn moeder spreken. Het was een hele openbaring voor mij.’

Zuster Celine moest een glimlach onderdrukken. Zuster Marleen sprak over haar moeder en niet over mevrouw Lenissen. Dat was positief, ze erkende dan toch dat ze een moeder heeft die nog leeft. ‘Geen dank, zuster Marleen, elkander helpen is, als non, zo een beetje onze plicht is het niet? Het gesprek met je moeder was een hele openbaring, zeg je. Was het dan zo belangrijk nieuws? Of wil je er niet over praten? Want ik wil je tot niets verplichten. Indien je enkel hier komt om me te bedanken dan praten we de rest van de avond alleen nog maar over koetjes en kalfjes.’

‘Of over rozen en luizen die beschutting zoeken onder de blaadjes, zeker. Neen, het moet me van het hart, ik ben er zo mee begaan. Ik moet het aan iemand vertellen en aan wie kan ik het beter vertellen dan aan jou. Jij die mij zo goed geholpen hebt.

Sinds mijn kinderjaren loop ik reeds met frustraties en een heleboel misverstanden aangaande mijn moeder. In het begin was ik ontgoocheld en verlegen voor haar en besloot daarom nooit met iemand hierover te praten. Ik keerde volledig in mezelf en leefde teruggetrokken. Toen ik twintig werd besloot ik om voor mijn moeder te gaan boeten. Ik ging in het klooster en had alle contact met mijn moeder verbroken. Ik begreep toen niet dat zij hierdoor nog meer te lijden zou hebben dan ik. Het was me zelfs gelukt om nooit meer over haar te praten. Totdat jij kwam. Waarom dat weet ik nog altijd niet, maar plots begon ik een gesprek over mijn moeder en over de serres. Vanaf dan is alles in sneltreinvaart gegaan en plots stond ik weer oog in oog met mijn moeder. Het gesprek dat daar uit vloeide was verhelderend want wat bleek nu: mijn beslissing om in het klooster te gaan berustte op totaal verkeerde basis. Daarom heb ik besloten dat vanaf nu mijn moeder regelmatig op bezoek mag komen. Dit brengt voortaan wat kleur in mijn grijze leven.’

‘Rosa, zo mag ik je toch even noemen hé? Rosa denk je echt dat God van jou verlangt dat jij je belofte moet blijven houden? Na al wat er gebeurd is? Heb jij nog niet genoeg geboet voor uw verkeerde besluiten?’

‘Een gelofte kan je niet breken.’

‘Rosa, een gelofte kan je niet breken. Denk jij echt dat jij in het klooster moet blijven? Ook al was uw besluit sterk beïnvloed en steunend op onvolledige of misschien wel verkeerde informatie uit het verleden?’

‘Een gelofte is een gelofte en die kan ik niet verbreken, ook al wist ik toen niet alles. Ik kan en mag mijn gelofte niet verbreken.’ Zuster Marleen stond met haar hoofd naar de grond gericht. De tranen prikten in haar ogen maar toch klemde ze haar lippen stevig op elkaar. Zuster Celine keek naar haar smalle lippen en vatte moed. Nu moest ze het zeggen: ‘Jij hebt gelijk, zuster Marleen. Jij mag en kan uw gelofte niet verbreken, maar uw oversten kunnen en mogen je wel ontslaan van uw gelofte.’

‘DE PAUS? Daar durf ik niet naar toe te gaan en wie zal die reis betalen? Wat moet ik tegen hem zeggen en wat als hij weigert. Ik ben maar een gewone kloosterzuster, hij weigert mij zelfs te ontvangen! Daar durf ik niet eens aan te denken.’

Zuster Celine nam haar handen in de hare: ‘Zuster Marleen,’

Ze voelde hoe de handen koud aanvoelden en hoe de angst te lezen stond in de droeve ogen. Dit is allemaal teveel voor haar, ik moet haar kalmeren, dacht zuster Celine: ‘Blijf kalm en huil niet. Het is waarschijnlijk niet alleen de Paus maar een afgevaardigde zal ook wel bevoegd zijn om jou te helpen. Ga eens praten met moeder overste zij zal zeker naar je luisteren. Zij is een verstandige vrouw en kan ook heel goed zwijgen. Vertel haar alles, over je jeugd jouw frustraties, verkeerde beoordelingen, misverstanden en lichtzinnige beslissingen. Je hoeft haar dan niet eens te vertellen dat jij je hier niet op uw plaats voelt. Zij zal dat zelf wel begrijpen en misschien komt zij wel met een voorstel af. Jij moet niet altijd trachten alles op je eentje te willen oplossen. Er zijn rondom jou vele mensen die van je houden en je willen helpen.’

‘Ik zal over uw woorden nadenken, zuster Celine. Bij jou lijkt het leven toch zo eenvoudig, maar wanneer ik op mijn kamer kom is het alsof ik in een doolhof terechtkom.’

‘Jij hoort hier niet thuis. Jij hoort de wijde wereld in te trekken en niet in die kleine donkere kamer te blijven. Indien je nog raad nodig hebt of je wilt gewoon eens komen praten dan staat mijn deur voor jou altijd open, vergeet dat niet.’

‘Dank u, zuster Celine. Ik zal jou niet zo snel vergeten.’

     Niemand vermoedde het, maar enkele dagen later na de mis ging moeder overste vooraan in de kapel staan en sprak de zusters toe. ‘Zusters, ik heb twee meldingen te doen: eerst wil ik jullie vertellen dat zuster Marleen ons gaat verlaten en het kloosterleven opgeeft. Ik wens haar hierbij een christelijk en gelukkig leven. Ik heb besloten dat wij een klein afscheidsgelegenheid zullen organiseren. Om praktische redenen zal dit volgende woensdag plaats hebben. Praktische redenen zeg ik want op die dag komt onze eerwaarde deken met een afvaardiging van het bisdom. Ieder van ons zal zijn taak krijgen zodat dit voor ons allen een onvergetelijke dag zal worden. Ik hoop dat wij allen volwassen genoeg zijn om over het afscheid van zuster Marleen niet te spreken en zeker geen roddels rond te strooien. Kwaadspreken van iemand, hoe klein ook, is zondig. Vergeet dat niet. Zo, ik wens jullie verder nog een christelijke werkdag.’  

     Het ontslag van zuster Marleen was als een bom ingeslagen, toch werd er niet over haar geroddeld. Zelfs de oldies zwegen in alle talen. Moeder overste had toch invloed op haar zusters.

Met het naderen van de beruchte bezoekdag werd moeder overste steeds wat onrustiger. Verleden zondag na de hoogmis nam ze zuster Celine even terzijde en vroeg haar met een zenuwachtig stemmetje: ‘Zuster weet jij toevallig waarom die afvaardiging van het bisdom mee langs komt.’

Zuster Celine keek naar de rozenstruik naast haar: ‘Controle zeker, zorg maar dat alles goed in orde is. Zijn uw boeken volledig ingevuld en is de boekhouding correct? Credit en debet klopt het allemaal. Ik heb horen zeggen dat er een expert bij zal zijn.’ Met lange pas ging moeder overste weer terug naar haar kantoor en bleef daar de hele zondag. Zelfs het middag en avondmaal sloeg ze over.

     Woensdag, iedereen was zenuwachtig. Zuster Marleen moest inpakken. Moeder overste dacht aan haar boekhouding en zuster Marlies bereide zich voor om de afscheid mis te zingen. Alles verliep naar wens. De mis was prachtig met zuster Fernanda als organist. Zelfs de deken had de heldere stem van zuster Marlies opgemerkt en keek af en toe stiekem naar het hoog zaal. Op de kansel zei hij het volgende: ‘Bij deze gelegenheid wens ik aan allen mee te delen dat ons volgend congres binnen veertien dagen in Rome zal plaatshebben. Wij mogen allen fier zijn want wegens het vooruitstrevend beleid in dit klooster heb ik de eer in de naam van het Vaticaan moeder overste uit te nodigen. Samen met mij en vijftien andere geestelijken mag zij ons naar Rome vergezellen. Deze eer is een jaarlijkse gewoonte. Ofwel hebben deze mensen een grote dienst bewezen ofwel gewoon hun werk gedaan in alle eenvoud. In dit klooster is zowel de eenvoud als een uitstekend beleid in aanmerking gekomen. Moeder overste zal samen met ons afreizen om haar vermelding in ontvangst te nemen.’

     Na het avondmaal rond zeven uur werd de poort definitief achter Rosa Lenissen gesloten. Haar moeder was haar komen afhalen en de deken met moeder overste hadden haar uitgeleide gedaan. Zuster Celine kwam hen in de rozentuin tegemoet.

‘Wel, eerwaarde deken,’ hoorde zij moeder overste zeggen, “Er verandert niet zoveel in een klooster en toch sinds zuster Celine hier is, is het me opgevallen dat de sfeer hier veel gemoedelijker geworden is. Ik denk dat zij meer weet dan wij vermoeden.’

Snel mengde zuster Celine zich in het gesprek en voordat de deken kon antwoorden zei ze: ‘Kom, moeder overste, het schijnt dat de rijstpap warm is en de deken lust geen koude pap. Laat ons gaan voordat alles lauw is.’

 



Geef hier uw reactie door
Uw naam *
Uw e-mail *
URL
Titel *
Reactie *
  Persoonlijke gegevens onthouden?
(* = verplicht!)
Reacties op bericht (0)



Inhoud blog
  • GEDICHTENBUNDEL
  • Dromen
  • Op naar mijn pensioen
  • Alles komt goed.
  • 7 Magere jaren
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Archief per week
  • 15/02-21/02 2021
  • 02/11-08/11 2020
  • 26/10-01/11 2020
  • 28/09-04/10 2020
  • 21/09-27/09 2020
  • 14/09-20/09 2020
  • 17/08-23/08 2020
  • 03/08-09/08 2020
  • 27/07-02/08 2020
  • 20/07-26/07 2020
  • 13/07-19/07 2020
  • 25/05-31/05 2020
  • 18/05-24/05 2020
  • 11/05-17/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 16/03-22/03 2020
  • 09/03-15/03 2020

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Klik hier
    om dit blog bij uw favorieten te plaatsen!


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!