HET BOUWEN VAN EEN KLAVECIMBEL DEEL 2
Met dank aan Adriaan Ceulemans.
De zijkanten in mahoniehout met in het midden een vlak uit notelaar, omkadert door een fijn stripje palmhout.
Een mooi puntverstek tussen de twee panelen vormt alzo een een extra versiering.
Met een speciaal aangepaste drijfpin worden de hitchpins in het hout gedreven.
De geelkoperen pinnen op de brug moeten de snaren op de juiste stand houden. De afstanden worden strikt in een gedetailleerd plan opgegeven.
Dit gereedschap eigen aan de instrumentbouwer, dient om de hitchpins lichtjes achterover te buigen zodat de snaren niet van de pinnen zouden afglijden.
Dokken, tuimelaars en plectra’s allemaal klein materiaal nodig om de snaren aan te tokkelennadat een toets is ingedrukt. De plectra’s vervangen de vroegere pennen uit de vleugels van raven.
De dokken worden in twee registers geplaatst die elk hun eigen klankkleur aan de muziek zullen geven.
De klavecinist kan zowel de register afzonderlijk als te samen bedienen.
Achter de kam bevindt zich nog een derde register, een toemaatje om van deze klavecimbel ook nog de klanken van een luit te bekomen.
Op de brug bevinden zich in geel koper de afstandspinnen en de tegenpinnen. Tegenpinnen dienen om de snaren goed aan te drukken om zo een optimale druk bij de bassnaren te bekomen.
De dokkenlat, de onderkant hier bekleedt met rode vilt, wordt boven de dokken geplaatstom uitwippen te vermijden.
Tevens bevorderen zij het terugvallen bij een snel virtuoos spel.
Bij middel van een koperen haakje wordt de dokkenlat vastgeklemd.
|