.
Mijn moeder
Zou ik niet mijn moeder eren?
Ach ! wat doet ze niet voor mij?
Wat goed voor mij is, mag ik leren ;
Ben ik vrolijk, ze is blij.
Ben ik ziek, ik hoor haar klagen
en wanneer ze bij mij zit
met het oog, omhoog geslagen
dan geloof ik, dat zij bidt.
Ja dan bidt ze , dat ik spoedig
mag bevrijd zijn van mijn smart.
Wordt ik beter, hoe blijmoedig
en hoe dankbaar is haar hart!
Ik zal altoos haar beminnen,
Alles doen wat haar behaagt;
Nimmer wil ik iets beginnen,
waar mijn moeder over klaagt.
***
|