Grijze wolken pakken zich tezamen boven de boom voor de ramen waar ik woon. Een vogel fluit op hoge toon zijn lustig lied. Het naderend onweer deert hem blijkbaar niet. Dan stort de regen kletsend neer. Het gezang verstomt voor een flits die uit de wolken komt gevolgd door rollende donder. Maar oh wat een wonder na al dat geweld fluit in de boom onze held op hoge toon weer rustig zijn lied.
In het groen van de boom voor mijn deur waar ik woon, werk en leef valt nu de avond. De vogel hoor en zie ik niet meer maar zijn lied trilt nog na in in de geur van de nacht. Ik sta voor mijn deur en droom van een wereld vol vrede vol zingende vogels en blije mensen. De vraag over het hoe en waarom het niet zo mag zijn stel ik mijzelf keer op keer. Op deze avond leg ik er me bij neer dat ook vandaag ik het antwoord niet vond.
Ik heb je lief soms kan ik je haten. Ik hou van jou soms wil ik je verlaten. Ik streel je haar maar je ontwijkend gebaar doet mijn vingers bevriezen. Ik wil je nog kussen maar weet ondertussen dat ik je mond ga verliezen. Ik wil je voelen op, in en onder mij maar je duwt me opzij Laat me voelen mijn plaats aan je zij is voorbij.