Onverwacht stonden ze op straat tegenover elkaar. Ze waren zo lang een echtpaar geweest. Nu waren ze vreemden. Bijna vijanden. Zij met een hart vol littekens na de pijnlijke breuk.
Hij met een hart dat klopte van liefde voor de vrouw die een wig had geslagen tussen de echtelieden die samen meer dan 30 jaar lief en leed hadden gedeeld.
Als jonge mensen hadden ze zich een toekomst gedroomd waarop ze constant op roze wolken zouden wandelen. Ze hadden een gezin gesticht, een huis gebouwd, elk een carrière opgebouwd. Hun betonnen vesting zou niet in te nemen zijn!
Stilaan vertoonden zich in de muren kleine scheurtjes zoals in de meeste huwelijken. Het echtpaar metselden de scheurtjes met het cement van de liefde geduldig dicht zodat ze zo goed als onzichtbaar werden.
De ophaalbrug die de burcht met de buitenwereld verbond kreeg te zware lasten te dragen.
Hij begon meer en meer te wankelen.
Over de wankele ophaalbrug verliet hij op een dag de vertrouwde vesting. De sirenen lonkten.
In de nieuwe, hartstochtelijke, romance waren er momenten dat hij aan zijn eerste liefde terugdacht. Er was een beurse plek in zijn hart die er vroeger niet was. Een hunkering, een verlangen om de klok terug te kunnen draaien. Het gras was inderdaad groener aan de overkant gebleken, maar het bleef stug overeind onder zijn strelende handen. De weide rond zijn vesting was vroeger zacht en buigzaam geweest. Hij kon er zichzelf zijn.
De vesting was gesloopt. De wind blies de laatste cementkorrels in het ijle.
De houten planken van de ophaalbrug verrot en als brandhout in de beschermende gracht gevallen.
Dit leven verlaten, je doet het dag na dag. Op elke zonsopgang volgt een zonsondergang. We staan er niet bij stil, gelukkig maar!
Ieder uur, iedere minuut, ieder moment komen we ik een stapje dichter bij het testament. Stapje voor stapje, met elke traan en elke lach met elke klaagzang of met vrolijk gezang raap ik de inhoud van mijn testament bij elkaar. Zo graag liet ik de wereld iets kostbaars na iets wat de mensen gelukkig zou maken en men positiever zou gaan denken. Ik zou vrede willen schenken waardoor het eeuwig ruziemaken en het oorlog voeren eindelijk zou staken. Helaas, ik krijg dat niet voor elkaar mijn talenten zijn te pover... ik kan amper overleven al wat ik had is weggegeven… Er is niets meer over.
Mijn papieren testament is niets waard. Wel hoop ik dat men aan mij
Mijn inzendingen hebben niet hetzelfde resultaat als die van jaren geleden. Geen enkele reactie. Wel af en toe een eenzame bezoeker die weer stilletjes verdwijnt. Dus gooien we het vandaag op een andere boeg. Namelijk op de actualiteit. In vergelijking met de jaren stilletjes is er onnoemelijk veel veranderd en zeker heden ten dage waarin ik bruut met mijn verleden wordt geconfronteerd. Ik was namelijk een weeskind, een hoerenjong, een brillenjood, een beddenpisser en een vuile Belg die door het toedoen van haar vluchtende voorouders voor het geweld van de Eerste Wereldoorlog (1914-1918), in 1935 op de Nieuwe Haven te Rotterdam werd verwekt. Om kort te gaan. Ik werd als kind stevig gepest. In Mei 1940 overleefde ik het bombardement in een schuilkelder. Mijn ouderlijk huis was een smeulende puinhoop waar geen plaats meer was voor een levende persoon en ik belandde in het weeshuis in Schiedam aan de Lange Achterstraat. Zo kwam ik aan de scheldnaam ‘wezenkind’. Om het nog mooier te maken zongen mijn pesters de slogan ‘wezenkind, je onderbroek stinkt’, wanneer ik inderdaad met een onderbroek gevuld met het resultaat van mijn angsten, de horde ontvluchtte. Mijn stiefmoeder gaf mij bij mijn thuiskomst er nog klappen bij vanwege de vuile broek. Het nieuws van vandaag is de oorlog in Oekraine en mijn hart bloedt als ik denk aan al dat leed dat de mensen, de kinderen en de dieren wordt aangedaan. Al die huizen en gebouwen die worden platgebombardeerd. Getransformeerd tot smeulende puinhopen waarop blauwgele vlaggen worden geplaatst. Het tweede nieuws is dat er een jongetje dat ooit is gepest, nu als volwassen man, meer dan 30 jaar na de pesterijen, iemand heeft vermoord met 101 messteken. Het gebeuren doet mij denken aan een voorval in mijn jeugd. Op een dag ben ik op een bouwwerf op een grote, hoge rioolbuis geklommen. Eén van mijn pesters kwam voorbij. Ik sprong onverwacht op zijn nek. Mijn vader moest op school komen om mijn wandaad te bespreken. Door mijn optreden werden de pesterijen wel verleden tijd. Ik had geleerd om mijn verstand en mond te gebruiken. Gelukkig is het bij dit ene voorval van agressie gebleven. Ik denk dat de vele mensen die ‘goed’ voor mij zijn geweest, mij hebben behoed voor een slechte afloop van het pestgedrag. Mijn inzending heeft vandaag tot doel: laten wij reageren wanneer we pestgedrag ontdekken en niet naar de andere kant kijken zoals in het verleden te veel is gebeurd.