De ophaalbrug.
Onverwacht stonden ze op straat tegenover elkaar. Ze waren zo lang een echtpaar geweest. Nu waren ze vreemden. Bijna vijanden. Zij met een hart vol littekens na de pijnlijke breuk.
Hij met een hart dat klopte van liefde voor de vrouw die een wig had geslagen tussen de echtelieden die samen meer dan 30 jaar lief en leed hadden gedeeld.
Als jonge mensen hadden ze zich een toekomst gedroomd waarop ze constant op roze wolken zouden wandelen. Ze hadden een gezin gesticht, een huis gebouwd, elk een carrière opgebouwd. Hun betonnen vesting zou niet in te nemen zijn!
Stilaan vertoonden zich in de muren kleine scheurtjes zoals in de meeste huwelijken. Het echtpaar metselden de scheurtjes met het cement van de liefde geduldig dicht zodat ze zo goed als onzichtbaar werden.
De ophaalbrug die de burcht met de buitenwereld verbond kreeg te zware lasten te dragen.
Hij begon meer en meer te wankelen.
Over de wankele ophaalbrug verliet hij op een dag de vertrouwde vesting. De sirenen lonkten.
In de nieuwe, hartstochtelijke, romance waren er momenten dat hij aan zijn eerste liefde terugdacht. Er was een beurse plek in zijn hart die er vroeger niet was. Een hunkering, een verlangen om de klok terug te kunnen draaien. Het gras was inderdaad groener aan de overkant gebleken, maar het bleef stug overeind onder zijn strelende handen. De weide rond zijn vesting was vroeger zacht en buigzaam geweest. Hij kon er zichzelf zijn.
De vesting was gesloopt. De wind blies de laatste cementkorrels in het ijle.
De houten planken van de ophaalbrug verrot en als brandhout in de beschermende gracht gevallen.
Er was geen weg terug.
Zij knikten elkaar toe en vervolgden hun weg.
|