|
Een vriend had mij verlaten.
Ik was in alle staten
van ontreddering.
Uit mijn ogen was gevlogen
de glinstering.
De bodem van de teil vol tranen
waarin hij verzonk
duwde hem omhoog voor hij écht verdronk.
Blijdschap kijkt mij vanuit de spiegel aan.
De grimlach rond mij mond
tot een glimlach omgebogen.
Eén hand ligt geborgen in mijn schoot,
de ander steunt mijn kin.
Mijn vriend is terugekomen.
Tot mijn verwondering
heeft het leven weer zin!
De naam van mijn vriend is HOOP.
|