"Geschiedenis is van iedereen. We zijn er allemaal het product en soms het slachtoffer van. Even terugblikken op een episode zoals de Grote Oorlog zet aan tot bescheidenheid, voorzichtigheid en seriniteit. Een samenleving mag dit niet verwaarlozen."
Luc Vandeweyer, historicus verbonden aan het Algemeen Rijksarchief Brussel, Knack, 7 november 2007 en VIFF flash 26.2, maart-april-mei 2008.
De mensen van voorbij
De mensen van voorbij De mensen van voorbij, ze blijven met ons leven. De mensen van voorbij, ze zijn met ons verweven in liefde, in verhalen, die wij zo graag herhalen, in bloemen, geuren, in een lied, dat opklinkt uit verdriet. De mensen van voorbij, zij worden niet vergeten. De mensen van voorbij, zijn in een ander weten. Bij God mogen ze wonen; daar waar geen pijn kan komen. De mensen van voorbij zijn in het licht, zijn vrij!
In Vlaanderens velden bloeien de klaprozen tussen de kruizen, rij aan rij, die onze plaats aanwijzen. En aan de hemel blijven de leeuweriken vliegen en dapper kwelen, tussen 't geschut beneden nauwelijks te horen.
Wij zijn de Doden. Enkele dagen geleden nog leefden we, voelden de ochtendstond, zagen de gloed van de avondzon, beminden en werden bemind en nu liggen wij, gevelden, In Vlaanderens velden.
Zet onze strijd met de vijand verder. Met falende handen reiken wij u over de toorts. Aan u haar hoog te dragen. Doet gij dit niet, dan zullen wij in deze aarde geen rust kennen, ondanks de klaprozen In Vlaanderens velden.
In Vlaamse velden klappen rozen open Tussen witte kruisjes, rij op rij, Die onze plaats hier merken, wijl in 't zwerk De leeuweriken fluitend werken, onverhoord Verstomd door het gebulder op de grond.
Wij zijn de doden. Zo-even leefden wij. Wij dronken dauw. De zon zagen wij zakken. Wij kusten en werden gekust. Nu rusten wij In Vlaamse velden voor de Vlaamse kust.
Toe: trekt gij ons krakeel aan met de vijand. Aan u passeren wij, met zwakke hand, de fakkel. Houd hem hoog. Weest gij de helden. Laat de doden Die wij zijn niet stikken of wij vinden slaap noch Vrede - ook al klappen zoveel rozen open In zovele Vlaamse velden.
De doden met hun ogen van aarde met handen en voeten van gras zijn de stilste doden der wereld. Zij zijn gelijk halmen en aren verbaasd zonder woede gevallen. De weerloze akker van Vlaanderen ligt van hun aanwezigheid vol.
Zij roepen hun boodschap van vrede met wrede verhakkelde monden met modderspatten en wonden. De levenden moeten het weten het nooit meer moedwillig vergeten terwijl zij ademen en eten in het heilige rijk der gezonden.
door priester-dichter Anton Van Wilderode (1918-1998)
Bekijk afloop Eerste Wereldoorlog Einde WOI herdacht
Het is negentig jaar geleden dat de Eerste Wereldoorlog ten einde kwam. Op veel plaatsen wordt dit herdacht. Het aandeel van de Amerikaanse strijdkrachten en de afloop van de oorlog werden prachtig in beeld gebracht door de nieuwsdienst van het Amerikaanse leger. Bekijk de beelden hier. Bron: VPRO Geschiedenis
Droeve Tijden
’t Zijn droeve tijden als de oorlog woedt, Als menschen men slacht ‘lijk dieren, Als menschenbloed bij beken vloeit. Als vrede en liefde liggen geboeid Als haat En kwaad, Als nood En dood Grijnzen en vloeken en tieren.
uit "Uit het Hart"
De Oorlogsblinde
Ja kleine, ik kom, ‘k zal je niet laten schreien, Bewaar jij je tranen, zoo kostbaar als goud! Ke kunt ze gebruiken in latere jaren, Als ’t kindje is groot en je vader is oud.
Wanneer ik vertel dat ik, toen je nog klein waart, De plaats van je moeder bij ’t wiegje innam Omdat ik eens vechten ging tegen mijn broeders En blind en verminkt van het front wederkwam!
Nu blijf ik te huis en je moeder gaat werken, Verdienen het voedsel voor jou en voor mij Om ’s avonds te keeren naar twee hulpeloozen; Het lichaam vermoeid, maar de ziel ó zoo blij!
Kom schat, leg je hoofdje maar tegen mijn wangen; Je vader zal dragen zijn kindje zoo licht, Ik zal voor je zingen de slaapdronken liedjes; Dan vallen je oogjes ook spoediger dicht!
Maar als dan je slaapje is uit, lieve kleine, Dan openen d’oogjes en zoeken het licht; Maar vader zijn oogen zien altijd het duister, Die blijven bij dag en bij nacht immer dicht...
Maar als je eens groot bent, mijn hulp’looze schat, Dan zijn deze oogen twee heldere lichten Voor jou in de wereld op ’t duistere pad Om beter je werk te verrichten!
Aan een moeder Haar zoon viel op het slagveld
Je hebt me gezegd: <Mijn zoon is gevallen,- jij hebt hem niet gekend, zijn voorhoofd niet, of zijn lippen niet of zijn handen; geen van allen die nu naast mij zijn, hebben hem gekend, maar enkel waar mijn zoon is gevallen,- op het veld van eer. Als ik stappen hoorde op de straat zei ik: zo zal zijn heimkeer zijn. Dat luisteren en verwachten hoeft nu niet meer. De penningen die ik heb willen besparen om hem een jas te kopen, liggen nog in de kast, naast de oorlogprentjes uit zijn jeugdjaren. Je moest voor mijn zoon een gedicht maken, dat leg ik dan naast de prenten in de kast.>
Ik weet, moedertje, je zou graag lezen: <Wapengeweld, slagveld, held,> want als een eervolle trits, heeft men je die woorden voorgespeld, en van je zoon heb je niets meer dan dat. Woorden die je troosten moeten, omdat je je zoon niet meer zult wekken; je zult zijn koffie niet meer bereiden, steeds als de klok dezelfde uur slaat, hem nooit meer nakijken als hij de straat langs gaat en nou moet je niet meer de woorden bepeinzen die je hem zeggen zou in stervensnood.
Slagveld, veld van eer, vaderland, en de zaak van het recht. Maar ook staat dit geschreven: Je zult niet liegen, niet bedriegen. De laatste kreet van je zoon was: <Moedertje, belieg mij niet, belieg mij niet. Mijn vaderland is dood, in de zoenegloed van mijn moeder die ik derven moet.> -
Je zoon, moedertje, viel niet voor een gerechte zaak, maar zijn bloed werd hem afgeperst door allen, omdat ons de menselike goedheid is ontvallen. Maar ik, wij, wij allen zijn de moordenaars van je zoon en elk woord als eer en held is smaad en hoon. Elk soldaat die valt in de krijg, hij werd getroffen door een sluipmoordenaar. Dit zijn wij allen, allen die het geloof verloren.
Je zoon heeft me gezegd: dit is de goede weg, en ik heb hem gewezen: ja, die weg is de ware. Wij hebben gelogen. <Demokratie>: wij hebben bedrogen.
Als je zoons zoen aan de bloednatte Aarde nu niet de waarheid heeft vrijgekocht, betaald met zijn warm vlees, dan is er weer niets gebeurd. Om je zoon, om je zoon die viel, werp de glazen kralen van je dwaze woorden weg. Als je zoon die viel, als mijn broeder die nog in de kiel staat van de loopgraven, als al de zoons en al de broers, als de miljoenen verlossers,-laatste teken van de visfiguur,- die weerom brengen de bloedige offerande op dit uur, volgens de oude wet, als de miljoenen kruisen, die zij niet te dragen hadden, dan enkel houten armpjes en rij aan rij, niet hebben vrijgekocht de nieuwe erfzonde van machtbegeren en van waan, dan wordt dit sakrifisie, volgens de oude wet gedaan, weer nutteloos.
Alles is schoonheid. -Herinner je nog je zoon toen hij tegenover je aan de ontbijttafel zat. - wij moeien ons eigen geweten, ons begrijpen bevrijden van de waanzonde.
De miljoenen zwarte fatum-kruisen zijn zwijgend, maar hun zwarte, wijd-open wonde heeft het woord gevonden: Alles is waan, alles is zonde; levenden, vergaart de kleine krachten die u nog blijven tot geloof in het levende leven. Alles is zo grenzeloos schoon, luistert naar dit ontluikend begrijpen in ons geweten.
Uit: Paul van Ostaijen - Het Sienjaal - 1918
"In memoriam" (Moederken)
Van oorlogswee ’t verdelgen Ontvluchtend, met de Belgen, Oud-moederken alleen, Ging zij met strompelschrêen
Den weg, den droeve-lange Der ballingschap. Zoo lange En bevend hield de hand Zij uitgestrekt naar ’t land
Van ’t broedervolk, dat sprekend Haar taal, verstond wat smeekend Zij bad, in deernis groot: "Heb meelij! Och ontbloot
Van ’t kroost, dat troost moest geven, Mijn weduwstaat, verdreven Van land en erf beroofd Van ’t plekje grond, waar ’t hoofd
Zoo jaren-zwaar, zoo moede Ter rust reeds neigde…." – En goede Lief-zachte hande’ om God Verlichtten ’t harde lot
Der arme. En in haar oogen Weer glansde, als uit den hooge Gezongen licht, een lach Van vrede. – Doch haar dag
Was om! De ziel heur banden Verbrak en trouwe handen Beschaduwden nog zacht ’t Gelaat, dat vredig lacht
Tot in den dood. – Wij vragen Oud-Moederken te dragen, Ten God’s-troon, om den vreê Voor ’t Vaderland, uw bêe!
Uit het ‘Geïllustreerd Zondagsblad’ van de Nieuwe Tilburgsche Courant Bijschrift: ‘Aan een arm kinderloos "Moederken", weduwe, naar Nederland gevlucht en daar overleden.’ d.d. 8 januari 1916
In Flanders Fields
In Flanders Fields staan de papavers rood onder het zwart gelid der houten kruisen. De leeuwerik vliegt tegen vuur en dood gevederd in de hemel van Diksmuide en zaait zijn lied tussen schrapnels en schroot. Wij zijn de doden thans. Maar kortgeleden nog levenden die liefhadden en streden voor dat schoon land waarvan wij zonen waren. Nu liggen wij alleen in Vlaanderens aarde, in Flanders Fields!
In Flanders Fields staan de papavers rood tegen de grijze schilden van de zerken. De wind waait als een boom boven het groot landschap tussen Langemark en Klerken dat zich beschermt gelijk een moederschoot. Wij zijn de doden thans. Maar kortgeleden nog levenden met leuzen en gebeden voor dat schoon land waarvan wij zonen waren. Nu liggen wij voorgoed in Vlaanderens aarde, in Flanders Fields!
In Flanders Fields staan de papavers rood als roest gespat over verminkte graven. De blauwvoet met zijn zuivere vleugels stoot tegen de hiërogliefen van de namen, de regen leest de zwarte letters bloot. Wij zijn de doden thans. Maar kortgeleden nog levenden almachtig aangetreden voor dat schoon land waarvan wij zonen waren. Nu liggen wij doodstil in Vlaanderens aarde, in Flanders Fields!
Anton Van Wilderode naar John Mc Crae uit de bundel: "Zachtjes, mijn zoon ligt hier." Facet 1988
Eerste initiatiefnemers van "Oeren, 11 november 2008" waren Luc Klaps uit Genk (beheerder, in samenwerking met de Dienst Toerisme, cultuur en informatie, gemeente Alveringem), Leon De Winter uit Zulte (+), Joris Ryckeboer uit Westouter, en Patrick Vancoillie uit Roeselare.
01-03-2022
Coene Kamiel
Graf 311
Coene Kamiel geboren te Sijsele op 24 augustus 1886
soldaat 1e klas, milicien 1906 7 Linie / 11 Cie overleden op 1 november 1917 om 22.45 uur begraven te Oeren op 3 november 1917, oorspronkelkijk graf 205
Op de website http://www.geneachtimi.com ontleenden we een aantal gegevens die we verder onderzochten. Blijkt dat er slechts één van deze gesneuvelden momenteel nog te Oeren ligt begraven.
Graf 114
Vander Ougstraete Arthur Louis geboren te Tielt op 22 juli 1894 soldaat 2 klasse, mil 1914 1 Genie / 1 Cie overleden op 9 juli 1917 begraven te Oeren op 10 juli 1917
Familie: mogelijkerwijze dhr. Jooris Van der Ougstraete [JOOVDO] Verwanten: bekend bij de gemeente Alveringem.
Blaimont Edmond Joseph Ghislain afkomstig van Nalinnes geboren te Loverval soldaat 2 klasse, oorlogsvrijwilliger 21 Linie / 7 Cie overleden op 15 december 1917 oorspronkelijk begraven te Oeren op 21 december 1917 (graf 451) Deze gesneuvelde ligt momenteel niet meer begraven te Oeren.
Médot Emile Joseph Ghislain afkomstig van Ham-sur-Heure soldaat 2 klasse, oorlogsvrijwilliger 6 Genie / 2 Bn Sapeurs Mineurs overleden op 13 november 1915 oorspronkelijk begraven te Oeren Deze gesneuvelde ligt momenteel niet meer begraven te Oeren.
Pérignon Georges Oscar Joseph né le 13 (17) novembre 1886 fils de Pierre Joseph et de Josépine Loriaux époux de Jeanne d'Hotel
soldat 2ème classe, combattant volontaire de la guerre Genie 6 D.A. / Peloton Projecteurs (ex) décédé et mort pour la Belgique le 3 octobre 1915 enterré à Oeren le 5 octobre 1915
Henri De Vusser, grootvader van verwante John Martensblangs moeder's zijde, op bezoek bij het graf van zijn broer Jules net na de tweede wereldoorlog.
Op de foto verder ook Irma De Vusser (zus van Jules), Emile De Vusser (broer van Jules) en Mathilde De Vusser (zus van Jules)
Het graf van Jules De Vusser in 2009.
Getuigenis van Marina De Backer: Ik kwam hier heel toevallig op jullie site terecht en wil graag het volgende met jullie delen: vermoedelijk zomer 1998 maakte ik een fietstocht vanuit Veurne. Een eerste stopplaats om een appeltje te eten was de militaire begraafplaats van Oeren (ik had voordien nooit van Oeren gehoord). Ik zeg tegen mijn vrienden: "ik ga eens kijken of ik hier familie heb..." En ik kom daar Jules De Vusser tegen, mijn schoonvader heette ook Jules De Vusser... Ik ga het graf zoeken en zie dat Jules op dezelfde dag geboren is als ikzelf: 7april. Daar werd ik koud van. Mijn schoonvader werd inderdaad genoemd naar de gesneuvelde broer van zijn vader. Een hele eigenaardige ervaring die ik niet vergeet.
Als bijlage vind je de uitnodiging voor de herdenkingsplechtigheid ‘Helden van Hoop’ op 11 november 2021 in de kerk van Oeren.
HELDEN VAN HOOP
Donderdag 11 november 2021 – 11 u. Kerk Oeren
Op 11 november 2021 worden in de kerk van Oeren de slachtoffers van de Groote Oorlog herdacht met de artistieke evocatie ‘Helden van Hoop’. Sinds jaar en dag brengen we hulde aan onze (vergeten) ‘helden van de oorlog’. Maar in de meeste verhalen van deze ‘helden’ sluipt het woordje ‘hoop’. Soldaten zijn ‘de hoop des vaderlands’, onze ‘hoop in bange dagen’, ze strijden ‘op hoop van zegen’, zweven constant ‘tussen hoop en vrees’, maar bovenal koesteren ze de ‘hoop op betere tijden’…
Het inspireerde scenarist en regisseur Paul Houwen tot de creatie van de artistieke evocatie ‘Helden van Hoop’, met tekst en zang door acteurs van het PanTheater, aangevuld met live muziek door Sofia Feys en Enya Coffyn. De evocatie in de kerk gaat naadloos over in de bloemenhulde op de militaire begraafplaats. Op elk graf wordt een bloem neergelegd.
De vredestrein
Na de bloemenhulde, omstreeks 12.15 u., vertrekt de ‘vredestrein’ aan de kerk van Oeren. Het treintje rijdt een deel van de buiten-gewone vredesroute ‘Onder de lindeboom’. Deze route verbindt veertien zomerlinden, verspreid over de verschillende dorpen van Alveringem. Onder elke boom vind je een vredesboodschap: een stukje poëzie, een fragment uit een aangrijpend lied of een krachtig citaat over dit uitermate belangrijke thema. Onderweg vertelt Ingeborg Sohier pakkende verhalen over oorlog en vrede. We houden halt in ’t Hof van Commerce in Stavele voor een ‘boerestutte’ en een trappist (of ander drankje).
Tickets voor de Vredestrein en lunch: € 15
Info: Mens & Vrije Tijd | 058 28 88 81 | cultuur@alveringem.be
Gosselin Maurice geboren te Temse op 9 juni 1893 zoon van Francis Xaveer en Maria Julia Van Cleemput, gehuwd te Temse 25.04.1888 wonend in de Vierstraat te Temse schrijnwerker
soldaat 2e klas, milicien 1913 1 Genie / 2 Cie overleden te Grognie (Diksmuide) aan de Yzer op 17 april 1918 om 09.15 uur begraven te Oeren op 18 april 1918
Bron: Temsche ter gedachtenis, oorlog 1914-1918 uitgave De Landtsheer Temsche Informatie: André De Clercq en Rositta Van Havere
Bourgeois Jozef J. geboren te Vollezele op 23 november 1892
soldaat 1 Lansiers overleden te Oeren op 31 december 1917 en aldaar begraven Het graf van de gesneuvelde is één van de 5 overgebleven heldenhuldezerkjes te Oeren. Zie http://blog.seniorennet.be/bmb_oeren/archief.php?ID=57.
Bron: dank aan dhr. André De Clercq. Verwanten: Mevr. Marie-Jeanne Mersch uit Denderwindeke.
Inghelbrecht Eloi François geboren te Eernegem op 29 november 1896 zoon van Petrus en Louise Cordier
soldaat 2 kl, oorlogsvrijwilliger 3 Jagers te Voet / 2 Cie overleden te Kaaskerke nabij Diksmuide op 18 maart 1918 om 06.00 uur ten gevolge van "d'eclats d'obus à la tête" begraven te Oeren op 21 maart 1918
Eloi Inghelbrecht werd op dezelfde dag begraven net als Robert Coffijn (gestorven na gasintoxicatie), Henri Blommaert (hoofdwonde door obus), Gustave[G]rison (meerdere wonden door obus), René Martin (openbuikwonde door obus), Louis Vanden Bosch (interne wonden na ontploffing), Jean Noterange (meerdere wonden door obus), Philippe Royemans (meerdere wonden door obussen en granaten), Alexandre Wallaert (geen opgave doodsoorzaak) en MarcelDevos (wonden door obus). Deze mannen stierven op 18 maart 1918 voornamelijk rond 5 à 6 u 's morgens tijdens een Duitse raid op de Belgische loopgraven. Die zelfde dag vielen er nog veel meer doden te betreuren. Zij werden reeds een dag eerder, dus op 20 maart 1918, begraven in Oeren. 20 en 21 maart 1918 waren 2 zeer treurige dagen op het kerkhof van Oeren. De stoet lijkkisten die na de begrafenisplechtigheid in de kerk van Alveringem naar Oeren afzakt wordt pakkend beschreven door Max Deauvillein "la boue de Flandre".
Bron: Dhr. Willem Walckenier, auteur van het boek "Alveringem in de Grote Oorlog", uitgegeven door De Klaproos in 2006.
Bron (E. Inghelbrecht): Eernegemse gesneuvelden via http://members.lycos.nl/eerneghem/. In de eerste wereldoorlog sneuvelden 38 in Eernegem gedomiciliëerde soldaten. Sommigen stierven op het slagveld, anderen in verzorgingsinstellingen. Sommigen werden begraven nabij het slagveld of hun overlijdensplaats. Anderen kregen een laatste rustplaats in het buitenland. Van enkelen verdwenen de graven door oorlogshandelingen of werden de laatste overblijfselen niet herkend.
Van Steenbergh (Van Steenberge) Victor Juliaan Maria geboren te Dendermonde op 21 december 1894 zoon van Henricus en Justina Coleta Josephina Maria Roegiers ongehuwd
soldaat 2e klas, oorlogsvrijwiliger 2 Linie / 1 Cie overleden te Kaaskerke 5 juli 1917 begraven te Oeren op 7 juli 1917
Eén van de vele familiedrama's, rust in vrede beste broers.
Graf 318
Van de Velde Joseph Egidius
geboren op 22 augustus 1895 te Duffel ongehuwde zoon van Jean Charles en Maria Theresia De Gand student wonende te Duffel
soldaat 2e klas eenheid: 11e Artillerie / 1e Bij Obus 120 mm rang: S overleden op 2 november 1917 te Hoogstade begraven te Oeren, grafnummer 318
Extra info: 1,65 meter groot en heeft kastanjebruin haar. Op 12 april 1915 treedt hij als oorlogsvrijwilliger in dienst van het Belgisch leger. Joseph raakt op 31 oktober 1917 zwaar gekwetst in Diksmuide en wordt geëvacueerd naar het Belgisch militair hospitaal van Hoogstade, dat gevestigd is in het Gasthuis Clep. Hij overlijdt daar aan de opgelopen verwondingen op 2 november 1917 om 11.30 uur. Het slachtoffer wordt op 5 november 1917 begraven op de Belgische militaire begraafplaats van Oeren.
Ook zijn broer Xavier Van de Velde ligt begraven te Oeren, naast hem, grafnummer 319. Hij is op 8 oktober 1918 in Moorslede gesneuveld.
Ook al lukt het ons niet steeds familie van de gesneuvelde op te sporen, met het project Geen koude grafsteen maar een mens brengt dhr. Patrick De Wolf een lovenswaardig initiatief op gang.
Graf 262
Vandevelde Jean Guillaume geboren te Laken op 25 maart 1885 gehuwd met Maria De Keuleneer vader van een zoontje, René
soldaat 2e klasse, mil 1907 2 Genie / 3 Cie overleden op 20 oktober 1917 om 16.00 uur begraven te Oeren op 22 oktober 1917
Bron: scan van bidprentje ons bezorgd door P. De Wolf Familie: nog op te sporen
Oeyen Jozef geboren te Eindhout op 5 augustus 1887 zoon van Franciscus en Maria ´T Seyen
sergeant-foerier, beroepsvrijwilliger 1906 7 Linie 1/3 overleden te Oudecapelle-aan-den-IJzer (Hosp.) op 9 augustus 1917 begraven te Oeren op 13 augustus 1917
Hij staat vermeld op het monument van de gesneuvelden, opgericht na de eerste wereldoorlog, vlak aan het kruispunt Steenweg op Meerhout en de Oude Vorstseweg te Eindhout. De letters "S. F." achter zijn naam op het monument verwijzen naar zijn graad. Jozef Oeyen was voorheen werkzaam als bediende bij de N.M.B.S. te Arendonk.
Ook zijn schoonbroer Gilis Pieter sneuvelde tijdens de Eerste Wereldoorlog. Pieter was de zoon van Joannes Baptista Gilis en Maria Constantia Theresia Bries, geboren te Eindhout op 1 juni 1884, milicien 1903. Hij was korporaal bij het 7de linieregiment. Hij was gehuwd te Eindhout, de eerste keer op 12 augustus 1911 met Carolina Ludovica Oeyen en een tweede keer, eveneens te Eindhout, op 10 juni 1913 met Carolina Oeyen. Beide vrouwen waren gezusters en Pieter was dus de schoonbroer van Jozef Oeyen. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werkte Pieter bij de N.M.B.S. als onderstationchef te Schaarbeek (Brussel), waar hij ook woonde. De letters: "Kap" (Kapitein) op het monument achter zijn naam zijn foutief. Pieter Gilis was geen kapitein maar korporaal, zoals te lezen staat in de kerk. Pieter sneuvelde te Lombardzijde in november 1914.
De Coster Hendrik geboren te Nieuwkerken 5 september 1891 zoon van Pieter en Maria Livina De Maeyer, gehuwd te Melsele 08.07.1879 wonend in de Gaverstraat 6 te Sint-Gillis-Waas ongehuwd
korporaal V.M.P. 1911 17 Linie 3/10 overleden te Diksmuide 5 augustus 1917 begraven te Oeren op 6 augusuts 1917, oorspronkelijk graf 169
De gesneuvelde staat vermeld op het monument te Sint-Gillis-Waas.
geboren op 22 maart 1892 te Ukkel zoon van Jean Joseph en Maria Josephina Van Inendael wonende te Hovensesteenweg 17, Boechout adjudant 17e Linie / 2e Bn / 7e Cie overleden op 16 juni 1917 te Diksmuide, loopgracht Casbah begraven te Oeren, graf 96
Extra info: Edgard De Keyser, de ongehuwde zoon van Jean Joseph en Maria Josephina Vanmendael, treedt in 1912 als milicien in dienst van het Belgisch leger. Op 16 juni 1917 wordt hij om 10 uur door een granaat gedood in de tranchee Casbah in Kaaskerke. Het slachtoffer wordt op 18 juni 1917 begraven op de Belgische militaire begraafplaats van Oeren, oorspronkelijk onder een heldenhuldezerk. Deze grafsteen is een van de 36 heldenhuldezerken die in de nacht van 9 op 10 februari 1918 wordt geschonden. Grafschenners pleisteren er de letters AVV-VVK dicht met cement. Deze zerk wordt in 1925 op bevel van het ministerie van Landsverdediging verwijderd, vernietigd en vervangen door een Belgische militaire standaardzerk.
In Oeren liggen drie slachtoffers met de naam De Keyser begraven: Edgard, Renaat en Eduard.
Verwanten: bekend bij dhr. Coi Haverals, voorzitter van de HK Het Speelhof Boechout-Vremde
geboren op 30 september 1897 te Antwerpen ouders Jean Henri Theodoor en Maria Catharina Verrees wonende te Antwerpen korporaal 5e Linie / 3e Bn / 10e Cie overleden op 2 mei 1917 te Diksmuide begraven te Oeren op 4 mei 1917, grafnummer 94
EXTRA INFO: Charles Ramackers, de ongehuwde zoon van Jean Henri Theodoor en Maria Catharina Verrees, treedt als oorlogsvrijwilliger in dienst van het Belgisch leger. Op 2 mei 1917 krijgt hij om 16 uur in de sector Diksmuide een dodelijke geweerkogel in het hoofd en wordt overgebracht naar het militair dodenhuis van Alveringem. Het slachtoffer wordt op 4 mei 1917 begraven op de Belgische militaire begraafplaats van Oeren, oorspronkelijk onder het grafnummer 63.
Verwanten: Matthé Mike via het Dastenboek Hij is de neef van mijn overgrootvader zijn vrouw. Hoe ben ik daar achter gekomen? Mijn Bomma is 96 jaar oud is ze gaat naar een home verhuizen en met de verhuis heb ik brieven gevonden uit de 1wo van hem uit de loopgrachten en ook van 4 andere familieleden, dit ben ik nog aan het uitzoeken wie dat is. Er zijn ook foto's dat moet ik eens aan mijn bomma vragen wie dat is misschien is er nog een bij van Ramackers Charles Louis Edmond?
Bent u een afstammeling, een verwante, of zelfs een ver familielid van een gesneuvelde die begraven ligt te Oeren? *** Hebt u bijkomende informatie over een gesneuvelde?
Wilt u een berichtje achterlaten dat iedereen kan lezen? *** Spam wordt onverbiddelijk gewist.
Het kerkhof te Oeren is wellicht de meest pittoreske Belgische militaire begraafplaats. Ze is immers gelegen rond het kerkje uit de 16de eeuw. In Oeren richtte het Belgische leger tijdens de oorlog kantonnementen in voor troepen op halve rust. Vermoedelijk werden de eerste doden er begraven vanaf 1915.
Werk mee aan dit blog! Beoordeel ons blog. Doe mee aan de poll.
Last Post
Oorspronkelijk werd de Last Post gespeeld als afsluiting van de dag, tijdens de inspectie van de posten. Tegenwoordig wordt de Last Post vooral gebruikt bij militaire herdenkingen en begrafenissen. Sedert 24 juli 1927 wordt iedere avond om 20.00 uur onder de gewelven van de Menenpoort te Ieper de “Last Post” geblazen als eerbetoon aan de honderdduizenden gesneuvelden. De Last Post wordt geblazen door de klaroenblazers van het stedelijk brandweerkorps van Ieper.
Oeren is een plaats en deelgemeente van Alveringem, gelegen in de Belgische provincie West-Vlaanderen. Oeren ligt in de Westhoek aan de Lovaart. Oeren was een zelfstandige gemeente tot in 1971 en werd toen aangehecht bij Alveringem. Het landbouwdorp heeft geen echte dorpskern, maar bestaat uit de voormalige parochiekerk en enkele verspreide hoeven. De kleinste deelgemeente van Alveringem heeft een oppervlakte van 2,89 km². Oeren verloor in 2008 twee inwoners en telt er nu nog 51 (toestand per 31 januari 2009).
De kollebloemen van Vlaanderen
Vlaanderens hart bloedt in zijn kollebloemen open, tussen de kruisjes door, die, rij naast rij geplant, het simpel teeken zijn, waaronder wij steeds hoopen, dat onze milde dood de vree werd voor dit land.
Bij rooden dagerad volgden wij in het blauwe den zoeten leeuwerik, wiens jubel werd gestoord door schroot en vloek en klacht. Tot men ons kwam houwen en op dit Vlaamsche veld ons streven werd gesmoord.
Gij, die nu na ons leeft, wij reiken u de toortsen, verheft ze naar het licht, elk roepe een nieuwen held: verbreekt gij onze trouw, dan wordt in wreedste koortsen ons 't heilig verbod te slapen in dit veld: in elken kollebloem zouden wij blijvend bloeden! In Vlaanderens velden
In Vlaanderens velden bloeien de klaprozen Tussen de kruisen, rij aan rij die onze plek aangeven; en in de lucht vliegen leeuweriken, nog steeds dapper zingend ook al hoor je ze nauwelijks te midden van het kanongebulder aan de grond.
Wij zijn de doden. Enkele dagen geleden leefden we nog, voelden de dauw, zagen de zon ondergaan beminden en werden bemind en nu liggen we in Vlaanderens velden
Neem ons gevecht met de vijand weer op: Tot u gooien wij, met falende hand de toorts; aan u om haar hoog te houden Als gij breekt met ons die sterven zullen wij niet slapen, ook al bloeien de klaprozen in Vlaanderens velden.
“Waar is nu toch mijn arme man? ‘k Verga van angst! Ik sterf ervan! Ach! wat verschil bij’t voor’ge jaar! We zaten hier zoo blij te gâar. Bij ’t wiegsken van ons jongste kind. En nu zoover door sneeuw en wind. En vorst…en dan! … Och God! Och God! Heb meêlij met mijn bitter lot!"
uit "Uit het Hart"
’t Sneeuwvlokje
Weer daalt de sneeuw in dikke vlokken neder In de enge hut, gezeten bij den haard Wiegt de arme vrouw haar lieve wichtje teder; ’t Heeft buur en vriend zich al bij ’t vuur geschaard. Is alles stil... een ieder schijnt de droomen, Elk vraagt zich af: “men hoort geen Pieter meer, Waar blijft hij toch, wat is hem overkomen?” Helaas! Hij ging en nummer keert hij weer!
Refrein: Daal, koude veder, Op aarde neder, Daal, blanke sneeuw, als troosting voor ’t verdriet! Ja, dekt de graven Van al die braven Die op het veld den eeuw’gen slaap geniet.
Weer daalt de sneeuw, de vlokken volgen elkander, Leest Rosa in haar woning ’n vroeg’re minnebrief Van hem die door de grillen van een ander Op ’t slagveld stierf –haar een’gen minnaar lief-. Bij ’t minst gerucht verschrikt zij, angstig luist’rend, Doch nutteloos, haar treuren helpt niet meer; En d’arme meid, zij stierf, zijn namen fluist’rend: “Vaarwel mijn vriend! Gij ook keert nimmer weer!”
Refrein
Weer daalt de sneeuw.. en als een zinnelooze Dwaalt Lena rond, wanhoopend, ongetroost; “Waar”, roept zij steeds, “Waar schuilt de laffe booze Die me ontnam de vader van mijn kroost?” Doch niet een straal van hoop strekt haar ten rade Haar kleinen zelf begrijpt de moeder zeer Zij schreien ook, en vragen na hun vader, Hij stierf op ’t slagveld, nimmer keert hij weer!
Refrein
Nog daalt de sneeuw... en vijf gemeene moorders Voert men naar ’t somb’re strafuitvoeringsplein, Zij waren eens de vuur’ge rustverstoorders Hun straf bereid omdat het schurken zijn. Zij die weleer voor ’t recht te velden trokken Tot ’s menschen heil, waren zij eens de tolken; Zij vielen ja, doch moedig onverschrokken Met d’heil’ge kreet voor Vaderland en Volken!
Refrein
Lied van de vrede
Kanongebulder en straatgezang. In een vuile stadsregen fiets ik door de straten, helder in 't licht van de schitterende uitstalramen. Gelaten doe ik onverpoosd mijn fietsschel gaan, en kronkel ik tussen soldaten, bourgeois en parvenu's onder glimmende paraplu's als uitgespreide vlerken van vledermuizen. Tegen de gevels van de huizen in de halve duisternis, mat van 't regenwalmen, slaan de golvende galmen uit het tumult van de vredevierende stad.
Op de grote mart, onder bengalese verlichting van de katedraaltoren, en de elektriese lampions van het kiosk, getemperd door neteldoeken regen, speelt de muziek van het tweede lansiers marseillaisen en brabanconne's, meegezongen met vervrongen mond door eene oude patriot naast me, met groenomrande brokkeltanden.
O de psyche van dat volk te voelen in de regenavend. Hoor het juichen, hoor het joelen! en 't klapperen van de natte vlaggen langs de gevels.
De nooit rustende psyche van dat volk staat bloot en massaal als een grazende koe, die maalt en herkauwt, nooit moe de wijde wei verslindend poot vóór poot. De oproerige psyche van dat volk hangt boven en in de stad, maar in de zijsteeg, die ik binnenzwenk en waar het ruikt naar ammoniak, komen de kreten verdoven en zit het weer in zijn dageliks pak.
Mijn schel blijft rustig en ik word door de laatste straten gewiegd op het stille druipen van de regen - hitteverdrijvende betting op deze straten - en 't monotone ruisen van de ketting.
Nu is de laatste lantaren voorbijgeschoven. Vóór me ligt de landelike weg. Nog even komt gerekt bazuingeschal kreunend verdoven, en ver klokkegelui sterft weg. als de klank van een vingertik tegen kristal. Nog even klinkt in mijn oor de stem van het oudje met de groene tanden.
Vóór me ligt de landelike weg, niet zichtbaar in de zwarte korelanden, niet hoorbaar in het vreedzaam ruisen van de regen. Mijn hand die schelt haakt soms in de doornen van een heg. Ik voel de weg, geleid door 't licht - als uit de duimpjessprook onder de tinnen van een verwijderd dorpskasteel... 't Is leeg! 't Is goed. Is 't niets hier niet zoveel... zoveel... En schellend fiets ik de vrede binnen...
Uit: G. Burssens - Liederen uit de Stad en uit de Sel (Nederlandsche Boekhandel - Antwerpen - 1920)
De IJzer
Eerbiedig opgedragen aan Z. M. Koning Albert
Ik weet een klein, een klein Rivierken, Rivierken in het Vlaamsche Land: 't Is krom en slom, maar wijkt geen zierken Hoe 't aan zijn oevers spookt en brandt. Het komt voor eigen Vrijheid uit: 't Rivierken weert, 't Rivierken stuit Den vloed van vuur, van grauw venijn Der duivels van den Rijn.
Dat klein Rivierken is zoo Hoezee! 't Rivierken is de IJzer!
Ik weet een klein, een klein Soldaatken, Soldaatken in het droeve oord... 't Rivierken is zijn trouwe maatken; Soldaatken wordt het hart doorboord... Rioeit op zijn graf een bloemken teer, Soldaatken leeft in 't bloemken weer, En brengt zijn Landjen nog een groet Met 't bloemken van zijn bloed.
Dat klein Soldaatken is zoo groot! Hoezee! 't Soldaatken van den IJzer l
Ik weet een Koning van klein Landje, Ik weet een kleine Koningin. Hun beeltnis straalt er op elk santje, En 't santje straalt elk harte in... De Koning en zijn Vrouwelijn, Ze waken bij 't Rivierken klein, Ze waken met 't Soldaatken mijn .., En als hij valt, ze planten 't kruis, En weenen stil in 't Duinenhuis, En plukken later 't Bloemken rein, En vlechten 't Bloemken rood en schoon In eene wondre Vrijheidskroon: Voor 't Land, als 't Land weer vrij zal zijn!
Die Koning en die Koningin! Wat zijn ze groot! Hoezee! de Vorsten van den IJzer!
J. De Maegt - juni 1918
Anton van Wilderode uit de bundel: "Zachtjes, mijn zoon ligt hier" Facet 1988
Bij avondschemer is hij uitgedragen haastig en stil als werd hij weggeroofd; de zachtste klok snikte driemaal gedoofd alsof driemaal een deur dichtviel met doffe slagen.
Achter zijn uitvaart staan de zuivere dagen des zomers puilende van groen gereed om met zacht gras, traag als het menselijk leed, de plek te dempen die zijn naam zal dragen.