"Ik
moet u waarschuwen: ik ben niet van de mooie woorden", begint meester Erik zijn
verhaal. "Ik vind het lastig. Een voorbeeld: ik weet niet wat ik de ouders van
de verongelukte kinderen dit jaar moet schrijven. Wat moet er op de
nieuwjaarskaarten? Misschien sla ik een keer over.""Velen in ons dorp zullen
gedacht hebben: 'Meester Erik, die staat sterk in zijn schoenen. Die is kapitein
bij de vrijwillige brandweer, die heeft veel gezien. En ik héb veel gezien.
Zelfmoorden langs het spoor, branden in het bejaardenhuis, gecrashte auto's...
Ik heb doden gezien, ik heb ze uit auto's moeten zagen. Maar mijn werk is
gewoonlijk technisch. Ik zorg dat de juiste mannen er zijn en dat het juiste
materieel er is. Dat de juiste procedures worden gevolgd. Als de lichamen eruit
zijn, ben ik klaar. Ik heb nooit doden hoeven te identificeren. In dat
uitvaartcentrum in Zwitserland was het mijn eerste keer."Bij het busongeval in
maart kwamen 28 van de 52 inzittenden om het leven: de twee chauffeurs, de vier
begeleiders van de Sint-Lambertusschool in Heverlee en basisschool 't Stekske in
Lommel-Kolonie, en 22 kinderen. Van die kinderen zaten er 15 in de oudste klas
van 't Stekske.
Avond
voor vertrek
"Eén
dode was een collega: de meester van het zesde leerjaar", vertelt Erik. "Een
andere was de secretaresse van de school. En er waren vijftien kinderen. Bijna
mijn hele zesde leerjaar. Slechts zeven van hen overleefden het. Ik heb hen zes
jaar lang twee uur per week turnles gegeven, dus weet hoe ze waren en hoe ze
deden. Hoe ze klommen, speelden, liepen. Ik weet precies wie bij welke familie
hoorde en naar welke middelbare school ze zouden gaan. Een maand geleden heb ik
alle overleden kinderen nog op film gezien. Een van de meisjes die het overleefd
heeft, liet alle onderwijzers van onze school de filmpjes zien die zij en
anderen tijdens de skivakantie hadden gemaakt. Eén filmpje was van de avond voor
vertrek. Dat is altijd een gala-avond. De jongens in hun beste kleren, de
meisjes fraai opgemaakt. Ze vierden het einde van de vakantie. Ze vierden dat ze
binnenkort naar het middelbaar mochten."
Blijven
hopen
"Rond
zes uur, de ochtend na die 13de maart, ging mijn gsm beneden in de woonkamer.
Dat is niks vreemds - bij een brandweerofficier staat de gsm altijd aan. Maar
even later ging de vaste telefoon, en dat gebeurt bijna nooit. 'Een zwaar
ongeval met de skibus', zeiden ze op het stadhuis. Ik dacht: 'Zwaar, één dode,
misschien.'""Bij 't Stekske waren de ouders er al. Die hadden 's ochtends vroeg
de telefoon opgenomen met het idee: 'Misschien is de bus eerder terug van
vakantie'. We wachtten. We hoorden: alle volwassenen in de bus zijn dood. We
hoorden verhalen. De kinderen van de Sint-Lambertusschool hadden hun ouders
gebeld. Onze kinderen niet, maar die mochten ook geen gsm bij zich dragen. Vijf
ouderparen van 't Stekske wisten dat hun kind leefde. Die hadden met het
ziekenhuis in Zwitserland gebeld. Maar het ziekenhuis nam op een bepaald uur
niet meer op.""Ik moest mee met het militaire vliegtuig naar Zwitserland en ging
thuis nog snel wat spullen halen. Op tv zag ik de bus, die serieus stuk was. Ik
dacht: de kinderen die voorin zaten, kunnen die het hebben overleefd? Zaten de
kinderen van 't Stekske voorin? Zaten die uit Heverlee voorin? Die hadden toch
gebeld? Hadden die allemaal gebeld? De vlucht naar Genève, de busreis naar Sion,
het wachten in het hotel in Sion... Het duurde uren en al die uren hadden de
ouders hoop. Men hoopt. Men blijft hopen. De Zwitserse politiechef vertelde in
de hal in het hotel in Sion dat de vijf ouderparen die al van het ziekenhuis
hadden gehoord mee konden.""Twee kinderen in coma waren nog niet geïdentificeerd
en toen ik en de schooldirectrice uit Heverlee naar de foto's hadden gekeken die
in het ziekenhuis gemaakt waren, mochten die ouders ook mee. Die twee koppels
waren blij. Hun kind was niet dood, hun kind lag in coma. Toen was er dat moment
waarop de eerste ouder besefte: 'Als de ouders van de gewonde kinderen weg zijn,
zijn de ouders van de dode kinderen over'. Die begon te huilen. Enkele anderen
volgden, later iedereen. Ik weet wel dat ouders - later, veel later - precies
wilden weten in welke busstoel hun kind gezeten had. Waar was de grens? In welke
stoel zou hun kind het wél overleefd hebben?"
Brok
in de keel
"Ik
ga u iets geks vertellen. U gaat het gek vinden. De ouders waren opgelucht, toen
ze een dag later bij het lichaam van hun kind zaten. Ze waren al zo veel uren
onderweg sinds dat eerste telefoontje, 's ochtends vroeg. Toen ze zagen dat het
zo was, dat het hun kind was dat dood was, was er naast al die andere emoties
ook opluchting. Ik weet nu: men moet zien om te geloven.""Ik was erbij op de dag
van de identificatie in het uitvaartcentrum in Sion. Dat ik er was, was toeval.
Het eerste ouderpaar vroeg: 'Erik, kan je mee? We kunnen het misschien niet'. Ik
dacht: 'Als ik kan helpen, help ik'. Ik ben ook met de andere ouders meegegaan
en dat zou ik nu weer doen. Die ouders hebben hun kind verloren. Ik heb een
volwassen dochter, een volwassen zoon, een kleinkind. Wie zou er aan zichzelf
denken? Ik had een brok in mijn keel, maar ik mocht niet huilen. Dat mocht niet.
Zíj hadden hun kind verloren.""Er stonden in het uitvaartcentrum twee rijen
stoelen. 28 stoelen in totaal. Voor de 28 doden. Op elke stoel lag iets van de
dode. Een riem. Een beer. Een T-shirt. Een stuk van een tas. En er lag een foto
van de dode na het ongeluk. De Zwitsers hadden gezegd: 'Als u iets van uw kind
op de stoel herkent, kunt u die foto omdraaien, als u wil'. De ouders vroegen
mij: 'Meester, kijk jij eerst?' Ik heb het gedaan en heb gezegd dat het meeviel.
De gezichten waren gaaf. Soms wat schrammen, soms een blauwe plek. Omdat ze
tegen de stoel vóór hen waren gebotst. De lichamen, die zag je op de foto niet.
De lichamen waren er erger aan toe. Er waren stoelen losgekomen, naar voren
geschoten, op elkaar gestapeld. Ook de kinderen die het overleefd hebben, hadden
botbreuken. Vijf, zes, zeven breuken. Die kinderen zijn voor de zomer niet meer
naar school gegaan en zijn nu nog aan het revalideren. De ouders van de
overleden kinderen konden beslissen of ze hun zoon of dochter ook echt wilden
zien. Ze gingen naar een andere kamer en hun kind werd op een bed binnengereden,
onder een wit laken. De Zwitsers waren zeer omzichtig. Als een van de ouders de
hand van hun kind wilde vasthouden, vroegen de Zwitsers de ouders om de kamer
even te verlaten. Ze vertelden daarna of het kon.""Lommel-Kolonie is van oudsher
zeer katholiek en er was ook een pastoor mee. Die stond achter een paar ouders
toen ze bij het lichaam zaten. 'Uw kind is een engeltje, in de hemel', zei hij.
De vader weerde hem af. Ik heb de pastoor meegenomen: laat de mensen op hun
eigen manier afscheid nemen. Sommigen hebben kracht uit het geloof geput.
Anderen zijn gestopt te geloven."
'Maakt
het uit?'
"Hoe
ga je ermee om? Als je kind de ene dag er nog is en de andere niet meer? Dat
weet ik niet. Dat weet u niet. Ouders hebben nog zo veel vragen. Vragen waar ze
toen, in Zwitserland, niet mee bezig waren. Over het ongeluk, over de chauffeur.
Of het klopt dat hij somber was en antidepressiva slikte. Of het klopt dat hij
had kunnen remmen. Dat hij nog seconden had voor de tunnelwand dichtbij kwam.
Soms zou ik willen roepen: 'Maakt het uit? Maakt het echt uit?' Maar het maakt
uit.""Wat ik in Zwitserland gezien heb, heb ik weggestopt. Het zit in een kluis
in mijn hoofd. Psychologen zeiden me: 'Erik, je moet erover praten', maar ik
geloof daar niet in. Mijn vrouw begrijpt me, gelukkig. Zij is verpleegkundige.
Zij weet alles van leven en dood. Zij weet dat ik liever bezig blijf. Ik wacht
tot de pieper van de kazerne gaat. Ik leg tuinen aan, ik hak hout. Ik trek mijn
sportkleren aan en loop langs de weilanden naar school. Ik denk er nog alle
dagen aan, dat kan ook niet anders. Veel ouders zie ik nog. Hun andere kinderen
zitten nog op school. Ik zie broers, zussen en denk dan: 'O ja, die lach, die
had hun overleden zusje ook'. De jongste van de getroffen gezinnen zit in het
eerste leerjaar. Sommige ouders op de Kolonie gaan elke dag twee keer naar de
begraafplaats vlak bij de school. Voor hun werk en na hun werk. Sommige ouders
wiens kind gewond raakte, vragen zich nog elke dag af: 'Waarom heeft mijn kind
het overleefd en het hunne niet?' Nee, voor 't Stekske is dit nog lang niet
voorbij." ©
Het Laatste Nieuws
|