We kwamen al vroeg in de Albanese hoofdstad aan en maakten al meteen een fikse wandeling langs brede lanen met grote gebouwen, langs kerken en moskeeën, langs straten met honderden terrasjes, en we dronken een glas wijn in het huis van de overleden schilder Sali Shijaku.
Eerst zagen we nog even buiten Shkodër de beroemde Ottomaanse brug van Mesi, en dan reden we eerst door naar Lezhë waar we het mausoleum van Skanderbeg bezochten. En dan werd het beter weer en kwamen we in Krujë aan, met vanop ons hotelbalkon een mooi uitzicht op de burcht. We waren in het museum van Skanderbeg (wie dat was vis je best zelf op het internet uit - het was de grote Albanese held uit de 15de eeuw, die decennia lang succesvol tegen de oprukkende Ottomanen streed) en daarna in de bektashi-tekke waar we een bekwame rondleiding kregen (de bektashi's zijn een zeer tolerante soefi-orde die in Albanië erg talrijk zijn). Tenslotte keken we in de lange oude bazaarstraat onze ogen uit.
Vanochtend regende het pijpenstelen en dus gingen we na de markt schuilen in het Fotografiemuseum: sedert 1853 waren al fotografen actief in de stad. Daarna klaarde het weer wat op en zagen we orthodoxe en katholieke kerken, moskeeën, overheidsgebouwen en vooral de Rozafa-vesting die hoog boven het ommeland uit torent en die sedert de 3de eeuw vóór Christus bewoond werd.
We namen afscheid van de charmante en gastvrije familie van Hyrmet Demushi in Valbonë en namen de veerboot over het Koman-stuwmeer (dat in de 70er jaren aangelegd werd) om dan langs een lange slechte weg langs het Vau i Dejës-stuwmeer (vroeger Mao Zedong-stuwmeer) de stad Shkodër aan het gelijknamige meer te bereiken.
Weer een zonnige dag, dus besloten we er nog een wandelingetje bovenop te doen en stapten door de stenen rivier en de bossen tot aan het gehuchtje Kukaj, waarbij Yvan heel even ten val kwam maar enkel zijn broek wat bevuild zag. Zo is het leven! En de laatste foto bewijst dat werken niet tot de straatweg beperkt zijn, maar ook in de (stenen) rivier voorkomen ... Kortom: weer een mooie dag!
Vanuit ons verblijf stapten we eerst naar de "grote waterval" van Valbonë, die van heel hoog valt maar waar nu net weinig water in zat. Daarna stapten we een heel stuk op het beroemde pad van Valbonë naar Theth, tot aan de mijlpaal van Simoni's Kafe. Het was af en toe wat vermoeiend, maar het weer was prima en de uitzichten waren magnifiek. Een mooi gebied!
Uiteindelijk hebben we dan toch ons reisdoel Albanië bereikt! Kort vóór de grens passeerden we nog de moeder-tekke van de Alijei-Halveti-dervisjengemeenschap. Na een probleemloze rit kwamen we dan in ons eerste Albanese stadje, Bajram Curri, en daarna reden we door naar het langwerpige dal van de Valbona-rivier in de Albanese Alpen, waar we al een korte wandeling maakten en incheckten in ons nederige verblijf midden in de natuur (maar toch wel voorzien van internet). Hier willen we enkele langere tochten maken ...
De mooiste stad van Kosovo is Prizren, waarheen we dus reden en onderweg nog een mooie Turkse voetbrug zagen. Prizren telt heel wat moskeeën uit het Ottomaanse bezettingstijdperk, waaronder de Enim Pasja-moskee en de Sinan Pasja-moskee, maar ook enkele orthodoxe en katholieke kerken. Over de rivier Drina ligt ook een eeuwenoude stenen brug: in die buurt wemelt het van terrasjes en mensen. Boven het geheel uit torent de vesting, die we beklommen en van waaruit we van een heel mooi panorama konden genieten. De hele oude binnenstad ademt nog de Turkse geest, inbegrepen wat de gebakjes betreft ...
Morgen trekken we de Albanese alpen in, naar Valbonë. De kans is groot dat we daar geen internetverbinding hebben; in dat geval vragen we onze volgers even geduld te hebben ...
Door een mooi berglandschap reden we van Novi Pazar - waar we een moderne vorm van een minaret zagen - naar Montenegro, waar de hoofdweg plots afgesloten bleek en we een smalle en bochtige en lange omweg maken moesten om pas daarna naar Kosovo te kunnen doorreizen. In de stad Pejë kuierden we over de oude bazaar en bezochten dan het prachtige 13de-eeuwse patriarchaat, waar de Servisch-orthodoxe patriarch verblijft (niet in Belgrado, zoals je zou kunnen denken). Enkel toeristen mogen daar binnen: Serviërs niet want die mogen het land niet in, en Kosovaren niet want die zouden de zaak kunnen vernielen zoals ze dat in 2000 met de meeste middeleeuwse Servische kloosters aldaar gedaan hebben.
Het weer was vandaag wat natter en frisser, maar dat weerhield er ons niet van om drie van Servië's beroemdste middeleeuwse kloosterkerken te bezoeken, met muurschilderingen t'allen kant: Klisura, Studenica en Sopocani. Al bij al een rustige dag, die we beëindigden in de Zuidelijkste en meest islamitische stad van het land: Novi Pazar.
We reden even Bosnië-Herzegovina binnen, waar we al meteen het oude kloosterkerkje van Dobrun zagen, om dan in Visegrad de 16de-eeuwse brug van Mehmed Pasja over de Drina te bewonderen, voor we de "stenen stad" van filmregisseur Emil Kusturica bezochten. Op de terugtocht naar West-Servië gingen we naar het "houten dorp" van dezelfde regisseur, waar alle straatjes naar een beroemde filmacteur of -regisseur genoemd zijn, en we stopten in Mokra Gora bij het treinstation waar de beroemde toeristische achtbaan begint.
Vanuit Belgrado bereikten we eerst het stadje Valjevo, waar in 1805 de Servische opstand tegen de Ottomaanse overheersing begon. Dan stopten we even bij het klooster in Lelic en reden we lange tijd langs onwaarschijnlijk primitieve wegen om uiteindelijk in ons logies in Uzice aan te komen, waar we pruimen plukten en kennis maakten met een bange waakhond, een bende kippen, een aantal schapen en vooral een erg religieuze gastvrouw.
Enkele representatieve grote gebouwen tonen we u (het eerste is het parlement); enkele standbeelden, waaronder dat voor de kinderen die stierven door de NAVO-bombardementen van 1999 op de Servische burgerbevolking, en dat voor de anti-Ottomaanse opstandelingenleider Karadjordje, en dat voor Nikola Tesla, de ontdekker van de wisselstroom, wiens museum we tevens bezochten; enkele orthodoxe kerken, van monsterlijk groot tot klein en intiem; een wandeling langs de kaaien van de Sava-rivier; en tenslotte een namiddagwandeling naar het Veliko Blato-meer in de buurt van ons hotel, in Bortsja.
Goed aangekomen in de Servische hoofdstad! Met de bus naar het centrum, waar we allereerst enkele uurtjes rondkuierden over de Kalemegdan, de parkheuvel waar zich de eeuwenoude vesting (van de Turken en later de Oostenrijkers) en heel wat andere bezienswaardigheden bevinden en van waaruit je een mooi zicht op de wijde bocht van de Donau en zijn bijrivier de Sava hebt.
Eerst weer een monument voor de zoveelste gruweldaad in de Balkan, namelijk de massamoord die de Hongaarse fascistische bezetters in januari 1942 in Novi Sad pleegden: 3100 Servische burgers werden in de ijzige rivier gegooid waar ze verdronken, omdat ze geen Hongaren waren. Aan de overkant van de rivier pleegden de Kroatische fascistische bezetters van de Oestasja soortgelijke misdaden. Dat wordt allemaal in de Balkan NIET vergeten en NIET vergeven.
Vanochtend waren we in de vesting Petrovaradin, aan de overkant van de Donau. Midden in de rivier zie je nog de pijlers van de oude brug, die net als alle andere bruggen van Novi Sad in 1991 door bommenwerpers van de NAVO - waaronder ook Belgische !!! - vernietigd werd (ook verder op onze reis zullen we geregeld dergelijke "heldendaden" van de NAVO zien). Op Petrovaradin is ook het stadsmuseum, dat wij bezochten. En na een lange voettocht in de hete zon gingen wij op het Visserseiland een lekkere vismaaltijd eten ...
Vanuit Osijek kwamen we Oostwaarts eerst voorbij Vukovar bij het herdenkingsmonument voor één van de vele gruwelijke massamoorden uit de Joegoslavische burgeroorlog in 1991 e.v., in Ovcara: Servische troepen hebben toen alle patiënten én dokters én verplegers van het Ziekenhuis van de grensstad Vukovar 's nachts mee weggevoerd, doodgeschoten en allemaal in een vooraf gegraven put gegooid.
Daarna staken we de Donau over en waren we in Servië, om dan aan te komen in Novi Sad, de hoofdstad van de Vojvodina. Dit is altijd een veeltalige streek geweest (op het verkeersbord zie je Servisch én Hongaars én Slovaaks én Roetheens) met kerken van minstens tien varianten (wij tonen onze lezers de sinagoge, de katolieke kerk en de orthodokse kerk) en ook morgen gaan we hier een beetje rondsnuffelen.
De stad Osijek heeft wel wat te bieden: een reeks art-nouveau-gebouwen, een reusachtige kerk, een rivier met veerpontje, een dubbele vesting uit de baroktijd, en last but not least lekkere en niet al te dure vis in het restaurant.
Na weer een erg lange rit zijn we in de hoofdstad van Slavonië aangekomen: Osijek. Deze stad ligt aan de Drava-rivier en heeft zeer erg geleden door de Servisch-Kroatische burgeroorlog na het uiteenvallen van socialistisch Joegoslavië in de vroege 90er jaren, wat ook in de vesting - waar we verblijven - duidelijk merkbaar is. We pikten ook in het raam van de cultuurzomer van Osijek een vrij openluchtconcert met aria's uit verschillende opera's mee, prima door professionele zangers voor een geestdriftig publiek gebracht.
Koning Ludwig 2 van Beieren was heel erg rijk en heel erg van lotje getikt. Hij heeft een aantal super-de-luxe paleizen in zijn land neergepoot, waarvan wij op het Herreninsel in de Chiemsee zijn naar Versailles gemodelleerde paleis bezochten (hij was een echte fan van wijlen de Franse Zonnekoning Louis 14). Binnen mochten wij geen foto's nemen, dus maar buiten en elders op het eiland. In het klooster aldaar werd in 1949 de oprichting van het aparte Westen van Duitsland, de Bondsrepubliek, uitgepraat en voorbereid. Een zonnige dag ...
Vandaag hebben we zo'n 850 kilometer gereden tot aan de Chiemsee in de Beierse Alpen. We tonen foto's van het uitzicht op de bergen vanop ons balkonnetje, van het dorp Prien en van het Chiemsee-treintje.