Volwerk is het gesloten deel van de kant datgewoonlijk het motief voorstelt. Het wordt geklost in linnen-, halflinnen-, of gewrongen slag.
Grondwerk is het open of luchtiger deel van het werk dat de motieven onderling verbindt. Het grondwerk wordt gemaakt uit tralies, vlechtenof vullingen.
Alle draden worden bovenaan het werk vastgemaakt en geheel het werk doorzowel voor het "volwerk" als voor het "grondwerk" gebruikt. Men klost altijd van boven naar onder.
Kant met afgeknoopte draden.
De motieven worden afzonderlijk geklost. Telkens worden de draden geknoopt en afgeknipt. De reeds gekloste delen worden door middel van een haakpen aanelkaar gehaakt.
Kant is een opengewerkt weefsel, een soort fijn vlechtwerk, dat op zichzelf kan bestaan, zonder de hulp van een onderlaag, als het ware "in de lucht" vervaardigd met een naald of klossen.
Soorten kant :
- Naaldkant : wordt op een papier vervaardigd met naald en draad (het papier wordt als het werk beeindigd is, verwijderd).
- Kloskant : wordt op een kussen gemaakt met behulp van klossen en spelden. Deze kant wordt ook speldewerkkant genoemd.
Alle kantsoorten behoren tot één van deze twee groepen, er bestaan echter ook gemengde kantsoorten. Als een werkstuk zowel naaldkant als kloskant bevat binnen hetzelfde geheel spreken we van een gemengde kant.
Andere soorten weefsels zoals frivolité, macramé, filet, open haakwerk worden normalerwijze niet als kant beschouwd, evenmin als Liers borduurwerk.