a) de paren wringen (de pootjes vormen) b) verwisselen van de paren c) speld in het midden steken d) verwisselen van de paren e) de paren wringen (de pootjes vormen)
Uitwerking.
a) de paren 3x wringen (aangeduid met drie dwars streepjes) b) beginnen me de 2 middenste paren en werken van rechts naar links met linnenslagen 1-2-3-4 ieder pootje doorwerken met linnenslagen 5-6-7-8 9-10-11-12 13-14-15-16 c) speld in het midden steken d) zelfde bewerkingen als in het bovenste deel met linnenslagen 17-8-19-20 21-22-23-24 25-26-27-28 29-30-31-32 e) de paren 3x wringen
Naast het volwerk en de tralies komen in stropkant ook versieringen voor waaronder de spinnen. Ze worden ook wel eens boontjes, koorngraantje of kobbetjes genoemd. Soms maakt men een soort spinnetjes in reeksen die we doorsneden spinnen noemen. In spinnen wordt er altijd met een even aantal paren gewerkt , 4-6-8-10 of meer, zo spreekt men van een spin met 4-6-8-10 of meer pootjes.
De geslotenspeldslag wordt gevormd door een halve slag plus eenmaal wringen boven de speld en een halve slag plus eenmaal wringen onder de speld. Het symbool wordt in het bruin voorgesteld.
De dieppe slag wordt gevormd door een halve slag boven de speld en een halve slag plus eenmaal wringen onder de speld. Het symbool wordt in het oranje voorgesteld.
De eenvoudige tralie is een omsloten figuur en bestaat uit minstens vier eenvoudige slagen in een welbepaalde volgorde geklost. De omsloten figuur wordt op de prikking gevormd door vier speldegaten die in de vorm van een vierkant op zijn punt zijn aangebracht. De eenvoudige tralies worden genoemd naar de eenvoudige slagen waaruit ze zijn opgebouwd :