Op het ogenblik dat duidelijk werd dat de pandemie een enorm verwoestende kracht had, besloot de politiek afstand te doen van haar primaat. Een stapje opzij voor het primaat van de (medische) wetenschap. Daarenboven formuleerde de overheid haar voornemen om voortaan beslissingen te gaan nemen op basis van feiten. ‘Evidence based’ beleid, zo klonk het motto. De vraag die zich daarbij onmiddellijk opwerpt; luidt: “Op welke basis worden dan in normale tijden beslissingen genomen?”
Telkens als de cijfers de pan uit rezen, greep de politiek naar objectieve feiten, statistische modellen en virologische adviezen.
Daalden de cijfers dan ging de politiek terug op haar strepen staan en de wetenschappers stonden erbij en keken ernaar. Degenen die dan toch alarmbellen deden afgaan, werden scheef bekeken. Er waren er ook die begonnen te twitteren. En we weten allemaal wat dat met een mens kan doen.
Onze samenleving voltrekt zich binnen diverse denkbeelden, waarbinnen uiteenlopende waarden de richting bepalen.
De waarheid heeft haar rechten, zegt het spreekwoord. Wetenschappers verdedigen die rechten. Maar houden zij wel voldoende rekening met het gegeven dat wetenschap een zaak is van onderbouwde waarschijnlijkheden, niet van zekerheden?
De politici moeten uiteenlopende waarden tegenover elkaar afwegen en vervolgens een doordachte beslissing nemen. Zij moeten publieke verantwoording afleggen. De medische cijfers zijn één ding, economische groei en mentaal welzijn, een andere. Politici wikken en beschikken. Ze bezitten het primaat van de macht, tot zolang ze weggestemd worden!
Bron: De Standaard – 4 en 5 juni 2021 – En waarom zouden wetenschappers niet mogen twitteren? Door Rudi Laermans.