DEEL 4
REFLECTIES TEN TIJDE VAN PANDEMIE - IN WAT VOOR EEN WERELD ZIJN WE VERZEILD GERAAKT? - HET PRIMAAT VAN DE ECONOMIE
De corona-epidemie heeft het een en ander blootgelegd. Zo onder meer op het vlak van – laat ons het zeer breed benoemen – de economie, waarbij we niet over het hoofd mogen zien dat economie nauw gelinkt is aan onder meer neoliberalisme, kapitalisme, de rol van de staat/de overheid, globalisering/mondialisering en elitarisme.
Dat het economisch gebeuren – de productie, consumptie en distributie van goederen en diensten – enorm belangrijk is voor de maatschappij, hoeft geen betoog. Het belang van de gezondheid, ook daar twijfelt niemand aan. En dan zijn er nog een paar moeilijk te definiëren en vooral moeilijk te interpreteren verschijnselen zoals vrijheid, waardigheid, rechtvaardigheid en gelijkheid, die we koesteren.
Het wordt echt turbulent wanneer een pandemie een spanningsveld creëert tussen al dat.
De ontdekking van het marktprincipe 10.000 jaar geleden is de grootste culturele uitvinding van de mensheid. Alleen markten kunnen prikkels geven, die individueel werken en de voor- en nadelen zo uitbalanceren, dat op het einde globaal genomen alleen het economisch allerbeste overblijft.
Maar economie is meer dan markt alleen. Het onbetwistbaar nieuwe aan het moderne kapitalisme, zoals dat sinds bijna 200 jaar vorm geeft aan de westelijke economie, is zijn dynamiek. Het ontstaat omdat ondernemingen het geld dat ze verdienen niet oppotten, maar onmiddellijk terug investeren, bij voorkeur in nieuwe technieken en technologieën, die ervoor zorgen dat er meer en goedkoper geproduceerd wordt en er nog meer geld verdiend wordt. De ongelooflijke ophoping van kapitaal, die zo plaatsvindt, heeft een volledig nieuwe concentratie van vermogen en economische macht met zich meegebracht.
Van het kapitalisme – dat nergens in zijn zuiverste vorm bestaat – wordt verwacht dat het ‘levert’, namelijk volledige tewerkstelling, sociale zekerheid, toenemende welstand, meer vrijheid en promotiemogelijkheden voor allen.
Het kapitalisme zit echter vol met tegenstrijdigheden. Een eerste is de basisovertuiging dat het streven van de enkeling naar het eigen voordeel op het einde tot een beter leven leidt voor allen. Het kapitalisme houdt zich echter niet volledig aan de die verwachtingen. Een tweede tegenstrijdigheid is de verhouding tussen arbeid en consumptie. Het kapitalisme fungeert op zijn best wanneer er bij de arbeid uiterste discipline heerst en bij de consumptie uiterst gebrek aan discipline.
Daarnaast geldt dat ieder op zoek is naar zijn eigen profijt. Ieder voor zich. De verregaande individualisering van de mensen in hun rol van deelnemer aan de vrije markt is het probleem.
Heden ten dage wordt het woord kapitalisme, dat trouwens afhankelijk is van politieke en ideologische ontwikkelingen, vooral gebruikt door zijn critici. In de eerste plaats bundelt het begrip het onbehagen over het hedendaagse economische systeem. Over de tendens om alles in prijzen uit te drukken. Over de tendens om morele overwegingen achterwege te laten en alles in functie te zien van economisch en financieel voordeel. Over de tendens dat veel niet genoeg is. Over de tendens naar meer ongelijkheid. Over de tendens mensen en hun omgeving uit te buiten.
Deze critici geloven in het goede van de mens en in het kwade van het systeem. Zij denken dat kapitalisme, neoliberalisme en globalisering geen welvaart brengen voor iedereen, doch enkel de rijken nog rijker maken. Zij zijn ervan overtuigd dat mondiale netwerken, digitale vooruitgang en ongebreideld financieel kapitalisme enkel een kleine elite dient en de meeste mensen van de rijkdom afsluit.
Meer en meer wordt het voor een utopie gehouden dat markteconomie automatisch tot democratie leidt. En ook groeit de twijfel dat economische groei de mensen werkelijk gelukkiger maakt, want de huidige verhouding van het individu ten opzichte van de economie is onderwerping. De minst vrije mens is de consument. Hij of zij koopt dingen die hij niet nodig heeft en wordt zo een doorgeefluik van de winkelketens naar de vuilnisbelt. Daar ligt geen geluk in verscholen.
We hebben te lang uitsluitend op efficiëntie gefocust en zijn de maatschappelijke en culturele effecten uit het oog verloren. De sociale ontwikkeling volgt de economische vooruitgang niet. De prijs die we betalen voor het achteloos alles herleiden tot efficiëntie is groot.
Veel perspectieven zijn aan het verschuiven. De nieuwe conflictlijnen verlopen niet meer tussen links en rechts, maar eerder tussen voorstanders van een open gezelschap en degenen die zich wil afsluiten.
Het is vanzelfsprekend dat het kapitalisme mee schuld heeft aan wat er in de wereld allemaal verkeerd loopt. Maar het heeft ook veel goeds gebracht. Denk aan welvaart, grote voordelen inzake individuele vrijheid en het terugdringen van de armoede in de wereld.
In tijden van crisis tieren de theorieën welig dat nieuwe tijden aanbreken. We hebben eindelijk begrepen dat we anders zullen moeten leven, werken en reizen. Er zal een andere economie, een andere politiek, een andere ecologie, een andere mens ontstaan. Dat moet dan leiden tot een samenleving die het kapitalisme niet afschaft, maar wel aanvult. Dat betekent de dynamiek van het kapitalisme en het marktmechanisme behouden en aanwenden, maar niet meer als doel op zich, maar wel om ruimte te scheppen voor nieuwe vormen van samenleven, arbeid en economie. Een utopie?
In normale tijden heeft de vrije markt geen burgers nodig. Dan wordt iedereen verondersteld een competitieve manager van zijn eigen leven te zijn. Gewoon hard werken voor het eigen loon en gewoon hard consumeren voor de eigen lol. De ‘Onzichtbare Hand’ van de markt maakt dan wel dat al de rest vanzelf gebeurt. Vandaar dat de staat moet uitgekleed worden, want die belemmert het natuurlijke economische proces. Vandaar ook dat alle domeinen van ons leven tegen het alleenzaligmakende licht van de winstberekening wordt gehouden. Wie succes heeft, verdient het dus om te blijven bestaan. Wie steun nodig heeft, heeft geen recht van bestaan. De goeie tijden hebben de ondernemers en de superrijken aan zichzelf te danken en we worden verondersteld hun voorbeeld te volgen.
Tot er een crisis komt. Dan mag de overheid de brand blussen. Met herstelplannen, bijzonder veel belastinggeld en (niet-populaire) ingrijpende maatregelen. Dan zien we voor onze ogen hoe het neoliberalisme ten grave wordt gedragen. Een soort van ‘keynesianisme’ is dan terug van weggeweest. Er wordt terug aanvaard dat de staat een beduidende en actieve rol speelt op economisch gebied, en dat dit noodzakelijk is om uit crisis te raken. Het dogma dat de staat zo weinig mogelijk moet tussenbeide komen in de economie en zo weinig mogelijk moet investeren, wordt voor even opgeborgen. Het primaat van de politiek komt in de plaats van het primaat van de economie.
Later, als de crisis afgewend is wordt het weer business as usual, met de handen gewassen in de onschuld. Dat is pas het echte mirakel van het marktfundamentalisme. Telkens als de economie gered is, overvalt haar profeten weer een acute aanval van geheugenverlies en wordt de ‘Alleenzaligmakende Markt’ opnieuw bewierookt. Gelijk worden de staat en bijvoorbeeld instellingen in verband met gezondheid, zorg, cultuur, onderwijs en academisch onderzoek weer te pletter gesaneerd en wordt opgeroepen voor ‘burgerzin’ en ‘solidariteit’. Dat is de onwasbare onzichtbare hand van de vrijemarkteconomie.
Maar gaan de twijfels over de legitimiteit van het kapitalisme niet veel verder, zelfs tot de vraag wat het voortdurend uitkijken naar het eigen voordeel en alles te linken aan prijs doet met de mens? Kapitalisme wordt niet enkel technisch-economisch in vraag gesteld, maar ook filosofisch. Kapitalisme is ook een vraag naar waarde en waardigheid. Intrinsieke motivatie en het behalen van solidaire effecten verdwijnen te vaak in het niets vanaf het moment dat er sprake is van geld.[1];[2];[3];[4];[5];[6]
Corona-ervaringen
Het is een boeiende oefening om tegen de achtergrond van deze theoretische bespiegeling een handvol gebeurtenissen te plaatsen uit onze coronaervaring. Want een aantal dingen zijn wel heel sterk aan de oppervlakte gekomen.
Wereldwijde toeleveringsketen
De pandemie is wereldwijd en toch vindt de wereld geen gemeenschappelijk antwoord. In tijden van een wereldwijde toeleveringsketen geldt een wederzijdse afhankelijkheid. Dat wordt niet als een bedreiging aanzien, zelfs integendeel. Tot er een pandemie uitbreekt die zich over de ganse wereldbol verspreidt. Dan beginnen landen plots die afhankelijkheid als een bedreiging te percipiëren en willen ze terugkeren naar het oude protectionisme. Eigenlijk zou de pandemie een aandrijver van de globalisering moeten zijn.[7]
En wat doet de bevolking in zo’n situatie? Toen een aantal bevoorradingen in gevaar kwam – of men dacht dat zulks het geval zou kunnen worden – werd onmiddellijk tot hamsteren overgegaan. Eerst het allerbelangrijkste, W.C.-papier, en dan alle andere levensnoodzakelijke producten. We moeten toch voorbereid zijn op het ergste en kopen zit ons in de genen.
Koop(zon)dagen, reizen, corona- en lockdownfeestjes
Van zodra er sprake is van een of andere vorm van lockdown, beginnen attente burgers als we zijn te shoppen en zelfs te funshoppen, alsof er hoegenaamd niets aan de hand is. Goed wetende dat het in de overvolle winkelstraten zelfs levensgevaarlijk kan zijn voor onszelf, de anderen en de hele maatschappij, schrijven en spreken de media over ‘een gezellige drukte’. Wat is er aan de hand met ons? Hoe zijn we erin geslaagd een maatschappij te worden die zo vreemd doet en zo cynisch is?
Wij gaan winkelen omdat het moet van onze godsdienst. Want consumptie is onze grootste religie. We gaan als het ware op bedevaart in de winkelstraat.
Hetzelfde geldt voor ons reisgedrag. Of het verantwoord is of totaal onverantwoord, reizen doen we toch. Testing en quarantaine gelden enkel voor de anderen.
En feesten, als dat al niet mag. Als we het hier niet kunnen, dan trekken we desnoods wel naar het buitenland.
Volgens al die zondaars is dat coronagedoe een inbreuk op onze waardigheid.
Is er dan iets mis met genieten? Natuurlijk niet. Een mens mag al eens gaan shoppen, wat flaneren, op reis gaan en feesten. Maar als we in acuut levensgevaarlijke tijden zo geobsedeerd blijven kleven aan onze gewoonten, bereiken we dan niet een ernstige graad van fundamentalisme?[8]
Vaccinaties
De farmaceutische bedrijven hebben voor Covid-19 sneller dan ooit vaccins ontwikkeld. Het was allemaal heel nieuw. Het moest snel gaan. Het moest in enorme hoeveelheden gebeuren. En eigenlijk ontbreekt er expertise op het vlak van dergelijke dringende en wereldwijde uitdagingen. Er bestaat ook geen aangepast juridisch kader. Corona laat zien dat de pandemiebestrijding rust op een fragiel systeem, met alle gevolgen van dien.
Een van die gevolgen is dat alle landen in de wereld afhankelijk zijn van een paar grote bedrijven. Die staan niet te popelen om kennis te delen. De vaccins zijn gepatenteerd, de farmaceuten in kwestie wensen geen discussie over de intellectuele eigendomsrechten en aanvaarden niet dat de vaccins een tijdelijk statuut van publiek eigendom zouden verkrijgen, zodat de vaccins ‘aan het volk’ zouden toebehoren. Dat het vanuit gezondheidsperspectief beter is infectieziekten wereldwijd in de kiem te smoren, voor ze de wereld in een crisis storten, daar heeft ‘big pharma’ geen boodschap aan. Zij drijven handel volgens de logica van de vrije markt. Dat kan tot de vraag leiden of ingeval van pandemie er tijdelijk een soort noodeconomie op poten gezet moet worden, op initiatief van de overheid, en gerund volgens een soort oorlogseconomie, met bijvoorbeeld dwanglicenties voor volksgezondheid, zodat iedere fabrikant aan de regering kan vragen het farmabedrijf in kwestie te dwingen hem een licentie te verlenen om het onder het patent staande vaccin te produceren? Een soort tijdelijk ‘communisme’? In tijden van crisis is het geen ‘business as usual’, dan gaat het om dingen gedaan krijgen, ‘getting things done’.
Een ander gevolg is dat van het vaccinnationalisme. Niettegenstaande de globalisering werd het vrij vlug duidelijk dat een aantal – rijke of invloedrijke – landen er met het gros van de vaccins vandoor wil gaan en landen van de derde wereld zullen moeten wachten op het overschot, als dat er ooit zal zijn. Het is rationeel om zoveel mogelijk vaccins te willen bemachtigen. Maar collectief kunnen we pas gered worden als iedereen een redelijke toegang tot de vaccinatie heeft, zodat we zo snel mogelijk een algehele groepsimmuniteit kunnen bereiken. Daar speelt echter het prisoner’s dilemma; een gedachte-experiment uit de speltheorie, dat aangeeft dat in bepaalde omstandigheden mensen uit gemeend eigenbelang niet samenwerken, ook al is het in hun belang dat wel te doen.[9];[10];[11];[12]
Rol van de overheid
Tijdens de coronacrisis heeft de bevolking hoge verwachtingen van de overheid. Er wordt van de overheid actie verwacht. Niets doen, wordt niet getolereerd. De mens is een onrustig wezen dat altijd meer wil en verontwaardiging ligt in zijn natuur. Van de overheid wordt niet enkel verwacht de pandemie zo vlug, daadkrachtig en efficiënt mogelijkheid te bestrijden, en de bevolking zo weinig mogelijk daarbij lastig te vallen, maar ook dat de overheid met aanzienlijke steunpakketten alle financiële gaten dicht, die het gevolg zijn van die pandemie. De overheid als ultieme redder en geldschieter in nood. De overheid doet daarbij beroep op de banken om zich voor de ondernemingen die door de coronacrisis in nood zijn geraakt flexibel en behulpzaam op te stellen op het vlak van leningen en terugbetalingen. Dat bij wijze van compensatie, omdat de banken ten tijde van de bankencrisis ook door de overheid en de belastingbetalers werden bijgesprongen. Een legitieme vraag, die niets afdoet van de vaststelling dat banken uiteraard banken blijven.
Niettegenstaande de inspanningen van de overheid wordt deze er vrij vlug van verdacht geen risicomanagement te hebben, alle macht naar zich toe te trekken, misbruik te maken van de situatie en meer bezig te zijn met zichzelf te profileren dan met hulp te bieden. Er vallen dan woorden als staatsdictatuur, politiestaat, inbreuken op de democratie, schending van de grondwet en diens meer. Met demonstraties tot gevolg, die vaak uitlopen op vernielingen en geweld, en waarbij de (re)actie van de politie wordt beschouwd als bevestiging van de vermoedens van politiestaat, schending van de democratische rechten en van de waardigheid van het individu.
Opvallend is ook dat de overheid overgaat tot een ander taalgebruik. Het wordt meer gericht op solidariteit en burgerzijn, dan op het bejegenen van publieke goederen als koopwaar. De taal die de laatste jaren gebruikt wordt in de politiek komt uit de commerciële context, waar consumenten en verkopers elkaar ontmoeten op een ‘vrije’ markt en er een tijdelijk contract sluiten. De gebruikte taal bulkt dan van de bedrijfseconomische termen, waarin bijvoorbeeld ‘efficiëntiewinsten’ de nieuwe term is voor ‘besparingen’. Mensen (burgers, kiezers, ingezetenen,...) worden systematisch ‘klanten’ genoemd. De ideale overheid heet ‘modern, innovatief en klantgericht’ te zijn. Zelfs belastingplichtigen worden ‘klanten’ van de fiscus. Er is geen publiek gesprek meer mogelijk als politieke rekenmeesters elk debat, elke tegenspraak of elk actief burgerschap dood meppen met strikt kwantitatieve, in geld uitgedrukte feitelijkheden – hoe wankel die zelfs in de economie vaak ook blijken te zijn, want de begrippen uit de economische wetenschappen zijn helaas geen natuurwetenschappelijke grootheden.[13];[14]
[1] Der Spiegel – Heft 19/5.5.2018 - “Schöne neue Welten”. Von Markus Brauck.
[2] De Standaard - 16 maart 2020 - “De Onwasbare Hand”. Door Tom Hannes.
[3] Der Spiegel – Heft 17/18.4.2020 -“Am Anfang war das Virus”. Von Ullrich Fichtner.
[4] Der Spiegel - Heft 15/6.4.2019 - “Das Beste liegt erst noch vor uns” “Das Beste liegt erst noch vor uns”. Von Markus Brauck, Alexander Jung.
[5] Der Spiegel - Heft 27/2017 - “Selbstbetrug mit System”. Von Alexander Jung.
[6] De Standaard - 15 oktober 2020 - “Het is nu officieel: het neoliberalisme is dood”. Door John Vandaele.
[7] Der Spiegel – Heft 27/27.6.2020 – “Wir sehen, was wir vorher nicht sehen konnten”. Von Lothar Gorris.
[8] De Standaard - 3 november 2020 - “Bedevaart in de winkelstraat”. Door Tom Hannes.
[9] De Standaard – 28 januari 2021 – “Farmaceuten niet voorbereid op nieuwe pandemie”. Door Chris Hensen en Karel Berkhout.
[10] De Standaard – 26 januari 2021 – “EU voelt zich belazerd, maar kan enkel eisen dat AstraZeneca contract naleeft. Door Bart Beirant.
[11] De Standaard – 30 en 31 januari 2021 – “Flipfloppen met patenten”. Door Ruud Goossens.
[12] De Standaard – 1 maart 2021 – “Haal alles uit de kast, ook de dwanglicentie”. Door Geertrui Van Overwalle.
[13] De Standaard - 21 en 22 maart 2015 - “Bent u burger, druk 1”. Door Marc Reynebeau.
[14] De Standaard - 29 augustus 2020 - “Hoe dienen we ons te gedragen?”. Door Ignaas Devisch.
Het volgend deel handelt over 'Democratie'.
|