De lente was voorbij, de zomer was voorbij en de herfst begon. De keuterboer had al lang een prachtige oogst van zijn land gehaald en de kinderen hadden genoeg te eten. Het smaakte hen allemaal best, alleen de vrouw verloor haar eetlust. Voortdurend keek ze uit het raam, toen de bladeren geel werden en van de bomen dreigden te vallen. Het duurde niet lang of de bomen rondom hun huis waren helemaal kaal. En op een morgen stond daar plotseling de jagersman: op zijn hoofd het vilten hoedje een geweer over zijn schouder en in plaats van een voet had hij een duivelspoot. "Ik kom je halen," sprak hij tegen de keuterboer. "De bladeren zijn allemaal afgevallen, je tijd is gekomen." Maar de keuterboer was niet bang, en zei: "De bladeren zijn al afgevallen, dat is waar. Maar niet allemaal. Kijk maar eens in het bos daar boven." En hij wees naar de heuvel achter zijn huisje. Daar stond een jonge eikenboom; de bladeren waren wel erg geel, maar ze zaten nog aan de boom. "Je hebt gezegd, dat je mij zou komen halen als alle bladeren van de bomen zijn gevallen. En zoals je zelf ziet, zijn ze er nog niet allemaal af. Kom nog maar een keer terug." "Daar kun je op rekenen," zei de jagersman. En zoals hij gekomen was, verdween hij. Plotseling was hij weg. Na een maand kwam hij weer. Overal lag al sneeuw, de kale bomen trilden in de wind, maar de jonge eikenboom op de heuvel had nog altijd genoeg bladeren. De keuterboer lachte. Hij wist heel goed, dat de eik zijn bladeren in de winter niet verliest en hij zei tegen de jagersman: "Zoals je ziet zijn alle bladeren nog niet afgevallen. Je zult veel later moeten komen." "Daar kun je op rekenen," knarste de jagersman. Toen de lente begon en het ijs verdwenen was, kwam hij voor de derde maal. De sneeuw was al weg, de bomen werden weer groen, maar aan de eik trilden nog altijd de bladeren van het vorig jaar. De keuterboer wees lachend op de eik: "Zoals je ziet, zijn ook nu niet alle bladeren van de bomen gevallen. En ze zullen ook niet meer afvallen. Kijk maar!" Tussen de laatste oude blaadjes groeiden alweer nieuwe bladeren. De duivel zag, dat de keuterboer hem voor de mal had gehouden. Nijdig prikte hij zijn vingers in de jonge bladeren om zo zijn woede af te reageren en plotseling was hij verdwenen. De keuterboer kwam er goed van af. Maar de eikenbladeren hielden tot op de dag van vandaag de herinnering. Voor die tijd hadden ze een mooie gladde rand gehad, maar sinds de duivel er met zijn vingers in geprikt heeft, zien ze er uit als vingers. Ondanks dat vallen de blaadjes pas af in de lente, als de nieuwe bladeren alweer beginnen te groeien.
Nu moest mijn kleinkind maar gaan slapen Dus ik zeg "Welterusten"Ze probeerde met "weltruste Op.....en sliep alweer.
"De betoverde tuin" door Marie Mrstikova. Nederlandse vertaling van Els Nuijen.
|