Zoeken in blog

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
einstein

31-05-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.jan van eyck










31-05-2016 om 09:56 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.JAN VAN EYCK

Jan van Eyck (Maaseik?, ca. 1390 - Brugge9 juli 1441) was een kunstschilder uit de Bourgondische Nederlanden en naast Rogier van der Weyden de voornaamste vertegenwoordiger van de Vlaamse Primitieven. Jan van Eyck was tijdens zijn leven wellicht de beroemdste schilder van Europa en stond al vroeg te boek als de "uitvinder" van de olieverfschilderkunst Dit laatste werd in de 20e eeuw als een legende ontmaskerd, maar het staat vast dat Jan van Eyck in de ontwikkeling van deze techniek een doorslaggevende rol heeft gespeeld. Jan van Eyck introduceerde in de schilderkunst een nooit eerder gezien naturalisme dat zijn wortels heeft bij eerdere ontwikkelingen in de miniatuurkunst. De verfijnde olieverftechniek en de op waarneming gebaseerde weergave van de zichtbare werkelijkheid waren de belangrijkste elementen van de Eyckiaanse kunst die spoedig in heel Europa navolging zouden krijgen. De innovaties van Jan van Eyck lopen verbazingwekkend parallel met ontwikkelingen in de Florentijnse schilderkunst van het quattrocento. Over de banden tussen Van Eyck en zijn Italiaanse collega's (MasaccioDomenico Veneziano e.a.) is door kunsthistorici al veel gespeculeerd, maar alsnog ontbreken tastbare bewijzen of documenten die deze verbanden kunnen concretiseren. Jan van Eyck verpersoonlijkt ook de overgang van de schilder als een naamloos en bescheiden ambachtsman naar een zelfbewust, geleerd en beroemd individu. Jan van Eyck signeerde en dateerde veel van zijn werken op de lijst of verborgen in het schilderij. Op sommige lijsten is ook zijn devies "Als ich can" aangebracht. Deze elementen wijzen op Jan van Eycks trotse en zelfbewuste houding, een attitude die in de toekomst typerend zal worden voor de kunstenaars van de renaissance.

Er blijft onzekerheid omtrent de geboorteplaats van Jan van Eyck. De familienaam "Van Eyck" zou verwijzen naar de Belgische stad Maaseik. Algemeen wordt aangenomen dat deze stad inderdaad de geboorteplaats is geweest van Jan van Eyck en zijn enigmatische broer Hubert van Eyck. Enkele geschriften uit de 16e eeuw, dus ruim een eeuw na Van Eycks dood ontstaan, bevestigen deze veronderstelling. De 16e-eeuwse kroniekschrijver Marcus van Vaernewijck beschrijft het als volgt: "maer hy was van nativiteyt uut dat ruydt Kempenlant van een verworpen stedekin gheleghen by de Rivier van der Mase... dit stedekin is ghenoemt naer die zelve Riviere Maseyck waarnaer hy ende zijn broeder toeghenoemt waren van Eyck". Ook de Gentse kunstschilder en rederijker Lucas d'Heere schrijft: "Van Maesheyc gheboren den Vlaemschen Apelles" en verder "Die uut dat onnosel [in de toenmalige betekenis van 'onooglijk'] Maesheyc is becleven". De hypothese wordt verder door nog wat secundaire elementen ondersteund die haar toch een grote geloofwaardigheid verlenen. Zo zijn er de studies naar het "dialect" van Jan van Eyck. Deze zijn op twee bronnen gebaseerd; de (naar men aanneemt eigenhandig) geschreven indicaties op de getekende studie (Dresden, Kupferstichkabinett) voor het portret van kardinaal Niccolo Albergati, en op het devies "Als ich can" dat op vele van de originele lijsten van Jans bewaarde werken voorkomt. Deze studies wijzen eenzijdig naar een Maaslands dialect. Een tweede element is het feit dat Jans dochter Livina in 1448 in Maaseik in het klooster trad. Dit wijst er op dat de banden tussen de familie Van Eyck en hun streek van herkomst nog levendig moeten zijn geweest, zelfs na de dood van Jan.

Sinds enige tijd werpt de Kempense gemeente Arendonk in het oude hertogdom Brabant zich op als alternatieve "geboorteplaats" van Jan van Eyck. Vanuit de kunsthistorische wereld heeft deze hypothese weinig aandacht gekregen, omdat de exacte geboorteplaats of herkomst van een schilder - veel minder dan bijvoorbeeld de plaats waar iemand zijn opleiding genoot - niet zo veel uitmaakt voor de interpretatie van diens werk. Toch zijn de claims van Arendonk niet geheel uit de lucht gegrepen en hoeven zij ook de Maaseikse herkomst van Van Eyck niet geheel tegen te spreken. Zo bleek uit de kwartierstaat van Jan van Eyck die door Elisabeth Dhanens werd herontdekt dat "het vaderlijke blazoen, in goud, drie molenijzers van lazuur, was eigen aan het kwartier van Peelland in de meierij van 's-Hertogenbosch; eigen aan veel Brabantse families. Het moederlijk blazoen, in goud, een slangenkoppenkruis van keel, is afgeleid van het wapen van Sittard; men vindt het veel bij Maaslandse families. Mogelijk was grootvader of vader Van Eyck, uit Brabant herkomstig, gehuwd met een vrouw uit de streek die we thans Limburg noemen, en te Maaseik gevestigd".[2] In een werk van Jan Goris ("geheim van Het Lam Gods ontsluierd" d.d. 1971), een Arendonkse historicus, komen toch sterke bewijzen naar voor om de herkomst van Jan van Eyck in Arendonk te situeren. Hij vermeldt onder andere een citaat van prof.dr. V. Denis: "Il faut admettre que jamais encore on n'a réussi, ni en faveur de Maaseik, ni en faveur d'aucun autre lieu de naissance "possible" de Jean Van Eyck, un faisceau aussi impressionnant et aussi convergent de témoignages, de coïncidentes et de reflexions.Que faire dès lors, si ce n'est pas retenir, ne fût qu'à titre provisoire, la commune d'Arendonk comme berceau du grand artiste". Meerdere geschiedkundige documenten, geput uit een eigentijds schepenregister te Arendonk, hebben vorige gegevens bekrachtigd. Daar komt nog bij dat je op schilderwerken van Jan Van Eyck een honderdtal boeken vindt. De meeste zijn gesloten afgebeeld, enkele zijn geopend en laten een tekst zien. Op het middenpaneel van Het Lam Gods heeft de eerste links geknielde profeet een boek open in de handen met volgende tekst: ISTE ERAT ELECTUS ALIOS ELIGI NEC LICET TESTIS DEEST ET EIS ESTO TESTIS EST IGITUR JAN VAN DER MOELNERE EX ARENDONCA CIVITATE... Dit eigenhandig geschrift van Jan van Eyck vermeldt ook de bijnaam Van der Moelen, aan het molenaarsbedrijf ontleend, zoals hij te Arendonk in de schepenakten voorkomt, samen met de herkomst en de handtekening van de schilder.

Ook over de geboortedatum van Jan van Eyck bestaat heel wat controverse. Er zijn geen authentieke bronnen bekend en alles hangt dus af van interpretaties van de wel gedocumenteerde gebeurtenissen uit het leven van Jan van Eyck. Karel van Mander schreef in zijn Schilder-boeck uit 1604 dat Hubert van Eyck omstreeks 1366 was geboren en dat zijn broer Jan aanzienlijk jonger was. Lucas d'Heere en Marcus van Vaernewijck beweerden in de 16e eeuw dat Jan van Eyck jong was gestorven. Dit komt niet overeen met de geboortedatum rond 1390 die vandaag algemeen door kunsthistorici wordt gehanteerd en die gebaseerd is op de gedocumenteerde elementen van Jans loopbaan, zijn stilistische evolutie en de verhouding daarvan tot de algemene kunsthistorische evolutie. De 51 jaren die Jan van Eyck in dat geval moet hebben bereikt waren een relatief hoge leeftijd in een tijd waarin de gemiddelde levensverwachting waarschijnlijk nog geen veertig jaar bedroeg.

Waarschijnlijk geïnspireerd door de zogenaamde "kwatrijn" (een tekst aangebracht op de lijst van Het Lam Gods, zie verder) gingen De Heere en Van Vaernewijck er beiden van uit dat Jan door zijn oudere broer Hubert werd opgeleid. Deze bewering werd door de meeste andere oude schrijvers overgenomen, onder meer bij Lampsonius en in het Schilder-boeck van Karel van Mander. Deze bewering kan niet worden bevestigd noch ontkracht, aangezien haast alle historische gegevens aangaande Hubert van Eyck ontbreken of moeilijk zijn te interpreteren. ReedsPietro Summonte (1524) beweerde dat Jan van Eyck als "verluchter" van handschriften begon, wat ook blijkt uit de zorgvuldige en verfijnde techniek en de gedetailleerde stijl die het werk van Jan kenmerken. Volgens een bron die is verloren gegaan of die tot nog toe niet meer kon worden opgespoord, zou Jan van Eyck in 1439 zijn betaald door Filips de Goede voor het verluchten van initialen in een handschrift.

Uit de vroegste documenten in verband met Jan van Eyck blijkt dat hij in 1422 een gerespecteerd schilder was. Hij wordt vernoemd als "Meester" en werkt met een assistent in dienst van Jan van Beierengraaf van Holland in Den Haag. Over het algemeen wordt aangenomen dat Jan van Eyck door Jan van Beieren werd ontdekt toen deze laatste nog prins-bisschop van Luik(1389-1418) was, waarvan Maaseik en het Maasland toen deel uitmaakten. Deze stad met vele rijke kapittels, kerken en kloosters en het luisterrijke prins-bisschoppelijke hof waren dan ook heel aantrekkelijk voor jonge kunstenaars en ambachtslieden. Aan het hof in Den Haag werd Jan tot officiële hofschilder benoemd. In 1423 kreeg hij er een tweede assistent bij en hij ontving een vast salaris tot bij de dood van de graaf in januari 1425.

De vroege werken uit de Hollandse periode zijn slechts onrechtstreeks bekend uit tekeningen en kopieën. Een "Aanbidding der koningen" is bekend door een tekening in Berlijn (Kupferstichkabinett) en komt ook voor in verscheidene verluchte handschriften van Hollandse herkomst. De kleren van de figuren verwijzen naar de mode van voor circa 1420. De uiterst verfijnde en uitgelengde figuren staan in een uitgebreid landschap dat zeer opmerkelijk is voor die tijd. Een tekening in Parijs (Louvre) is de neerslag van een compositie die wellicht in de vorm van een verloren monumentale wandschildering of een wandtapijt was uitgewerkt. Het toont een adellijk gezelschap dat aan het hengelen is rond een vijver of een stroom in een park. De figuren zijn te identificeren als Jan van Beieren en zijn vrouw Elisabeth van Görlitz. De compositie vertoont nog tal van raakpunten met de hoofse stijl van de zogenaamde "internationale gotiek" en met name met het werk van de gebroeders Van Limburg. De figuren zijn lang en uitgelengd en dragen elegante kleren.

Felomstreden zijn de miniaturen in het beroemde en deels verloren gegane "Turijn-Milaan-Getijdenboek" (Turijn, Museo Civico, Ms. 47). Hierin zijn miniaturen opgenomen die duidelijk verwijzen naar een oorspronkelijk ontstaan aan het hof van de graven van Holland en die ook naar de latere stijl van Jan van Eyck vooruitwijzen. Hieronder bevinden zich werken die getuigen van de vaardigheid waarmee Van Eyck landschappen, binnenruimtes en atmosferische effecten wist weer te geven. Moderne vorsers hebben echter ontdekt dat de miniaturen door verschillende "handen" gemaakt zijn en dat ze waarschijnlijk uit de jaren 1440 (dus na de dood van Jan van Eyck) dateren. Vandaag wordt er meestal van uitgegaan dat Brugse navolgers van Jan van Eyck modellen hebben gekopieerd die Jan van Eyck zelf in zijn Hollandse periode had gecreëerd.

Na de dood van Jan van Beieren verhuisde Jan van Eyck naar Brugge. Op 19 mei 1425 staat hij geregistreerd als hofschilder en kamerdienaar van hertog Filips de Goede. Uit de archieven blijkt dat Jan bijzonder in de gunst van deze machtige vorst moet hebben gestaan. Hieruit blijkt de bijzonder geprivilegieerde status die Jan van Eyck genoot en die voor een kunstenaar in die tijd zeer ongewoon was.

Welke werken Jan van Eyck in deze periode schiep is niet geheel duidelijk. Geen enkel werk uit deze periode is in het origineel overgeleverd en men kan alleen maar vermoeden dat twee kopieën van een "Kalvarie" (VenetiëCa' d'Oro en een miniatuur [fol. 48v°] uit het Turijns-Milanees getijdenboek) een verloren werk van Jan van Eyck uit deze tijd weerspiegelen. Dit vermiste werk van Jan van Eyck was baanbrekend in de ontwikkeling van de landschapschilderkunst. Van Eyck stelde het kruis en de figuren daaromheen op de voorgrond, op een soort van natuurlijke verheffing in het landschap. Deze heuvel op de voorgrond verbergt het middenplan dat wel door een diepte tussen voor- en achtergrond wordt gesuggereerd. De achtergrond bestaat uit een zicht op het hemelse Jeruzalem waarachter zich in de diepte een weids berglandschap uitstrekt. Jan van Eyck paste hier het "atmosferisch perspectief" toe dat reeds tevoren door de Boucicaut-meester in de miniatuurkunst was geïntroduceerd en dat Jan op paneel tot nooit geziene hoogten zou voeren. Deze techniek om diepte in een landschap weer te geven bestaat erin de kleuren te doen vervagen naarmate een plek verder van de beschouwer verwijderd is. Het groen van het landschap wordt blauwer en uiteindelijk bleek, naarmate het de einder nadert. Ook de kleur van de lucht verbleekt en lost uiteindelijk aan de horizon op in de kleur van het landschap.

Waarom Jan van Eyck in deze periode minder actief was, was wellicht omdat hij geregeld in opdracht van Filips de Goede verre reizen diende te ondernemen. Uit de archieven blijkt dat aan Jan grote sommen werden betaald voor het maken van reizen waarbij meestal niet duidelijk wordt gepreciseerd waartoe die reizen dienden en waarheen ze hebben geleid. Jan maakte een pelgrimstocht in opdracht van de Hertog, en men is er wel eens van uit gegaan dat die hem tot in het Heilig Land heeft gebracht. Jan werd ook betaald voor het maken van "geheime" reizen. Wellicht ging het om diplomatieke missies, waarbij Jan onder meer de taak zou hebben gehad onderweg tekeningen en aantekeningen te maken die dienst konden doen voor toekomstige militaire campagnes van de hertog. Men mag niet vergeten dat Europa op dat moment nog niet in kaart was gebracht. Kennis over de ligging van wegen, rivieren, passen, bergketens, bronnen, steden en fortificaties waren erg waardevol voor het plannen van militaire operaties. Jans meetkundige en cartografische kennis blijkt ook uit de verloren "Mappemonde" (wereldkaart) die hij nog voor de hertog zal maken (zie verder). Het is aannemelijk dat Jan tijdens deze tochten ook Italië bezocht. Hier kan hij in contact zijn gekomen met de nieuwste ontwikkelingen in de schilderkunst van het Quattrocento, die ook zijn eigen werk duidelijk hebben beïnvloed. De Alpijnse landschappen, onder meer in de hierboven genoemde Kruisiging, maar bijvoorbeeld ook in de Rolin-madonna, getuigen wellicht van zijn tocht door de Alpen.

In 1426 en 1427 was Jan van Eyck in Rijsel aan het werk. Mogelijk werkte hij er aan de decoratie van de muren van de hertogelijke residentie, het zogenaamdePalais Rihour. Wellicht was Jan van Eyck de "Johannes Peintre" die op het feest van Sint-Lucas (patroon van de schilders) in 1427 in Doornik werd ontvangen door het stadsbestuur en er erewijn kreeg aangeboden. Dit zou tevens de vroege contacten kunnen bevestigen tussen hem en de Doornikse schilders (Robert CampinJacques DaretRogier van der Weyden).

In 1432 kocht de schilder een Brugs huis in de Nieuwstraat, parochie Sint-Gillis (nu Gouden-Handstraat nr. 6). In datzelfde jaar ontving hij er de Brugse raadslieden in zijn atelier. De huur bedroeg dertig schellingen en werd ook na zijn dood verder betaald door zijn weduwe Margaretha (tot 1444). Van Eyck werd begraven in het kerkhof van de Sint-Donaaskerk. Een jaar later bekwam zijn broer Lambert zelfs van het kapittel dat Jans lichaam naar het koor werd overgebracht (notitie van 21 maart 1442).

Van Eycks beroemdste werk is het retabel Het Lam Gods, dat oorspronkelijk hing in de Vijdkapel van de Sint-Baafskathedraal te Gent, en sinds 1986 in de Villakapel aldaar. Het werk werd begonnen door zijn broer Hubert, op bestelling van Joos Vijd. Jan werkte het af, waarna het werd ingehuldigd op 6 mei 1432. Het werk is sindsdien altijd veel bewonderd geweest, en kreeg nog extra bekendheid door de diefstal in 1934 van twee panelen, het paneel met St-Jan De Doper, dat vrij vlug werd terugbezorgd, en het paneel van De rechtvaardige rechters, dat tot op heden nog steeds niet is teruggevonden.

Op 1 oktober 2012 werd bekend dat een tekening van Van Eyck was ontdekt die van 13 oktober 2012 tot 10 februari 2013 in het Rotterdamse Museum Boijmans Van Beuningen werd tentoongesteld in de expositie De weg naar Van Eyck.

Slechts een relatief klein aantal van de werken van Jan van Eyck is bewaard gebleven en wordt in diverse beroemde musea tentoongesteld. Andere werken zijn soms gedocumenteerd, maar zijn in de loop van de geschiedenis verloren gegaan. Vandaag worden de werken in de lijst hieronder algemeen als authentieke werken van Jan van Eyck aanvaard. Werken die als kopieën of als werken van navolgers worden beschouwd, zijn hier niet opgenomen. Authentieke werken van Jan van Eyck zijn dus uiterst zeldzaam en komen ook niet meer op de kunstmarkt voor. Sommige werken bestaan wel uit meerdere panelen. Het grootste bewaarde werk van Jan van Eyck is Het Lam Gods (24 panelen) dat nog steeds in de kerk wordt bewaard waarvoor het werd geschilderd:

 

























31-05-2016 om 09:55 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
30-05-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.boten
















30-05-2016 om 09:33 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BOTEN

Het onderscheid tussen 'boot' en 'schip' is onscherp. Tegenwoordig gebruikt men de term boot veelal voor een vaartuig dat vanwege het formaat meestal voor het plezier gebruikt wordt; een schip komt vaker voor in de beroepsvaart. Maar dat is geen wet van Meden en Perzen. Veel vissers verdienen hun brood met een relatief kleine vissersboot, mensen wonen of houden kantoor op een woonboot en voormalige beroepsvaartschepen worden - zeker in Nederland - nog vaak recreatief gebruikt.

De verwarring tussen 'boot' en 'schip' is al terug te vinden in 19e-eeuws Nederlands, met de invoering van de stoomboot, eerst kleine scheepjes met aan boord een stoommachine als drijvende kracht. Toen deze stoomaandrijving werd aangebracht in wat nog steeds gedeeltelijk zeilschepenwaren, vervaagde het begrip en werden deze vaartuigen soms 'stoomschip' of soms 'stoomboot' genoemd. Uit deze eeuw immers stamt de "Hollandse Stoomboot Maatschappij", een onderneming met zeeschepen in de grote vaart.

Het woord 'bodem' (in het Engels 'bottom') betekende een zeeschip, zowel voor de handel als oorlogvoering en in zekere mate is deze betekenis overgegaan op 'schip'. In het Engels wordt het eveneens onscherpe onderscheid tussen 'boot' en 'schip' nog wel aangeduid met de frase: een schip kan een boot aan boord nemen, maar een boot kan geen schip aan boord nemen. Grosso modo zou je kunnen zeggen dat elk schip een boot is, maar niet elke boot een schip.

Een open vaartuig van geringe afmetingen. Een halfgedekte boot is een boot met een vast voordek. Een gedekte boot is een boot met gangboorden en een voor- en achterdek. Een boot van redelijke afmetingen, als zelfstandig vaartuig voor het uitoefenen van beroep of bedrijf gebruikt, noemt men een schuit of in sommige gevallen een praam.

























30-05-2016 om 09:32 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.paardensport
















30-05-2016 om 09:30 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.PAARDENSPORT

Paardensport, of hippische sport is een verzamelnaam voor internationaal hoog aangeschreven vormen van sport, waarbij een of meerpaarden gebruikt worden. De internationale paardensport wordt geregeld door de sportfederatie Fédération Equestre Internationale en inNederland door de Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie. In België wordt de paardensport geregeld door de Koninklijke Belgische Ruitersportfederatie, waarbij langs de Nederlandstalige kant de Vlaamse Liga Paardensport de paardensport organiseert.

Er zijn vele verschillende manieren om facetten van de paardensport te beoefenen:

  • Buzkashi - Afghaanse ruitersport om het karkas van een geit.
  • Carrouselrijden - showrijden met meerdere ruiters en amazones. De ruiters rijden naast elkaar en maken synchrone figuren.
  • Chileense rodeo - Chileense variant van de rodeo, met veedrijvers en rundvee
  • Drafsport - draverijen: snelheidssport met sulky's: draf
  • Dressuur - gehoorzaamheids- en bewegingstraining.
  • Endurance een uithoudingsproef/ marathon voor paarden.
  • Eventing - gecombineerde wedstrijden in de natuur.
  • Fantasia groepen Berberruiters voeren een charge uit en lossen een salvo uit hun geweren dat moet klinken als één schot.
  • Gangenwedstrijdengangenpaarden moeten hier hun drie basisgangen en de andere gangen (tölt, telgang, walk) zo mooi mogelijk laten zien.
  • Gymkhana - behendigheidsparcours te paard
  • Hogeschool dressuur - dressuur voor gevorderde ruiters en paarden
  • Horse and dog trail - paard, hond en ruiter leggen als drietallig team een parcours af
  • Horseball - teamsport met een grote bal
  • Mennen - recreatief aangespannen rijden met een koets
  • Mensport - gecombineerde wedstrijden: marathon, hindernisrijden, dressuur- en behendigheidsproeven
  • Military - de oude benaming van eventing; met een cross-country over het platte land
  • Natural horsemanship (natuurlijk paardrijden) - opleiden en trainen van paarden door kennis van hun instinct en communicatie
  • Polo - hockey te paard.
  • Polocrosse - teamsport te paard. Een mengvorm van lacrosse en polo.
  • Reining - westernrijden met snelle stops
  • Rensport - snelheidssport: galoppade en steeplechase - meestal bereden paardenrennen
  • Ringsteken - sport waarbij het de bedoeling is om te paard met een lans door een opgehangen ring te steken
  • Rodeo - sport voor bereden veedrijvers met rundvee
  • Springen - hindernisparcours met snelheidswedstrijd
  • Tentpegging - een combinatie van vaardigheden in het zadel met sabel, lans en revolver. In vliegende galop werden met de lans houten tentharingen (tentpegs) uit de grond gewipt en meegevoerd.
  • TREC: Techniques de Randonnée Équestre de Compétition; een afgeleide van de test voor het Franse ruiterbewijs in competitievorm. Een wedstrijd bestaat uit drie onderdelen: de POR; een oriëntatierit, de MA; de beheersing van de gangen (men moet 150 meter afleggen in een zo traag mogelijke galop en terug in een zo snel mogelijke stap) en de PTV; een hindernissenparcours opgebouwd uit hindernissen welke men tijdens een trektocht zou kunnen tegenkomen. Een wedstrijd kan één of twee dagen duren.
  • Voltige - gymnastische oefeningen en acrobatiek te paard
  • Vossenjacht - jacht met honden, de imitatie hiervan wordt "sleepjacht" genoemd
  • Westernrijden - rijden en opzadelen in de traditie van de cowboys

Benamingen van verschillende soorten wedstrijden:

Een ruiter die deelneemt aan springwedstrijden noemt men een springruiter. Een ruiter die aan dressuurwedstrijden deelneemt wordt een dressuurruiter genoemd. Een vrouwelijke ruiter wordt soms ook amazone genoemd. Een beoefenaar van de mensport noemt men een koetsier. Iemand die bij paardenrennen een renpaard berijdt noemt men een jockey. Een trainer van dravers en de bestuurder van een sulky noemt men een pikeur.

Recreatief paardrijden houdt in dat een ruiter of amazone een rit maakt op een paard ter vermaak. Dat heet een buitenrit, en gebeurt vaak in het bos of op het strand. Er bestaan speciale maneges die vooral gericht zijn op recreatief paardrijden, men kan daar geen rijles krijgen maar wel een buitenrit maken.

Een bericht op de website van de regering meldde in juli 2006 als statistisch gegeven dat er in Nederland ongeveer 400.000 paarden waren, waarop ruiters en amazones jaarlijks ongeveer zeventien miljoen keer een recreatieve buitenrit maakten.

























30-05-2016 om 09:29 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
29-05-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.auto
























29-05-2016 om 09:45 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.AUTO

Voordat de automobiel bestond (en nog lange tijd erna) verplaatste men zich door middel van paard en kar. Stap per stap is men van deze getrokken kar tot een zichzelf voortbewegende (auto-mobiel) auto gekomen. De eerste voorloper van de auto was wellicht de zeilwagen. Die zou, volgens sommige bronnen, al rond de 1830 voor Christus bestaan hebben. In de 18e eeuw was hij in gebruik in Europa. Later hadden de Chinezen voertuigen die werden aangedreven door buskruit, maar hiermee konden geen lange afstanden worden afgelegd. Een missionaris inChina, de jezuïet Pater Verbiest, bouwde in 1678 een stoomvoertuig voor de Chinese keizer Kangxi.[1] Over dit voertuig is niets bekend buiten het feit dat het bestaan heeft. Omdat de stoommotor pas in 1705 werd uitgevonden wordt verondersteld dat het om een schaalmodel ging.

Rond 1897 werd door een Amerikaanse uitvinder in Philadelphia een motor ontwikkeld die werkte op buskruit. De motor werd op een fiets gemonteerd waarmee men zo'n 160 km kon rijden. Volgens een artikel in een magazine uit die tijd verspreidde de motor weinig rook en geur doordat weinig buskruit tegelijkertijd tot ontploffing werd gebracht. Er werden experimenten met motoren op buskruit uitgevoerd, maar uiteindelijk werd er vanaf gestapt.

De eerste kar die autonoom kon rijden werd op het einde van de 18e eeuw ontworpen door de Franse officier Nicolas-Joseph Cugnot en gerealiseerd door M. Brezin in 1769. Cugnot begon in 1765 te experimenteren met stoom-aangedreven voertuigen om zware kanonnen te kunnen trekken. Zijn driewieler zou 4 ton hebben kunnen trekken aan 4 km/u. De boiler moest wel elke 15 minuten worden bijgevuld. In 1771 veroorzaakte hij het allereerste automobielongeval ooit door met zijn voertuig op een stenen muur te rijden. Dit soort wagens bleek enkel geschikt te zijn om op een stevig en vlak terrein te rijden. Daarop bouwde men voor deze voertuigen wegen die bestonden uit 2 metalen rails. De stoomwagens werden groter en zwaarder en waren in staat om een aantal andere wagens te trekken. Hiermee werd de stoomtrein een feit.

In 1860 patenteerde Etienne Lenoir een motor die op turfgas draaide. Die werkte echter niet goed en hij verving het turfgas door petroleumgas. Dat was de eerste motor die door aardolie werd aangedreven. De motor had een behoorlijk succes en werd onder andere gebruikt om elektrische stroom op te wekken voor de Parijse straatverlichting. Lenoir installeerde zijn motor op een koets en maakte een rit van 11 km, waar hij 3 uur over deed. Te voet was hij dus sneller geweest. Hierna stopte hij met voertuigen bouwen.

In 1862 ontdekte Alphonse Beau de Rochas hoe hij het brandstofmengsel in een motor kon comprimeren in dezelfde cilinder als waarin het tot ontploffing werd gebracht. De cyclus met 4 stappen die aldus werd uitgevonden (gasmengsel inbrengen, samendrukken, tot ontploffing brengen en uitlaatgassen uitstoten) werd later door Nicolaus Otto gepatenteerd omdat de Rochas dit had nagelaten. De Duitser Nicolaus Otto ontwierp in 1862 een motor met deze 4 slagen. Die ottomotor of viertaktmotor stond mee aan de basis van de uitvinding van de automobiel. Carl Benz en Gottlieb Daimler doorbraken later het patent ten behoeve van hun uitvindingen omdat de Rochas de eigenlijke uitvinder van het concept was.

Ook in Groot-Brittannië werd gewerkt aan de ontwikkeling van de automobiel. In 1801 bouwde de Britse ingenieur Richard Trevithick een driewieler stoomwagen met achterwielaandrijving. Er werd echter een wet van kracht die de verplichting oplegde dat een automobiel op de openbare weg moest worden voorafgegaan door een persoon te voet die met een rode vlag moest zwaaien ('s nachts moest dat een rode lantaarn zijn) en op een hoorn blazen. Daardoor viel de auto-ontwikkeling daar stil en ging men zich in Groot-Brittannië op de ontwikkeling vanspoorweglocomotieven richten.

Siegfried Marcus bouwde naar verluidt in 1868 een wagen die hij op een tentoonstelling in Wenen toonde en die later Strassenwagen werd genoemd. Hiervan bouwde hij 2 types waarvan er een in het Weense Technisch Museum staat die nog steeds zelfstandig kan rijden. Deze auto, echter, is waarschijnlijk veel later gebouwd en de Oostenrijkse autobond heeft deze claim ook afgedaan als mythe.

Hoewel de eerste proeven met elektrische auto's al in de jaren 1830 werden gedaan (o.a. door Sibrandus Stratingh), kwamen rond 1890 de eerste elektrische auto's op de markt. Deze voertuigen, die een batterij hadden die met netstroom moest worden opgeladen, hadden het voordeel erg stil te werken en weinig onderhoud te vragen. Ze genoten ook enigszins aanzien omdat enkel gegoede mensen in die tijd netstroom hadden en de auto opladen als stijlvoller werd beschouwd dan hem voltanken met benzine. Omdat elektrische voertuigen ook nog eenvoudig in gebruik waren werden ze het populairste vervoermiddel, vooral voor vrouwen.

 

























29-05-2016 om 09:44 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.fietsen












29-05-2016 om 09:43 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE VELO

Een fiets is een voertuig dat door spierkracht wordt aangedreven. De snelheid kan variëren aangezien de gebruiker zelf kan bepalen hoeveel energie hij/zij in het aandrijven steekt. De hedendaagse fiets bestaat uit ten minste twee wielen, een frame, een zadel, een stuur en een trapasmet pedalen. Sommige fietsen hebben een (hulp)motor. Fietsen met een elektrische motor als aandrijving worden ook wel "e-bikes" genoemd. Tot 1966 was de wettelijke term in Nederland rijwiel. In Vlaanderen wordt ook het Franse vélo gebruikt.

Het grootste deel van de fietsen heeft een kettingaandrijving, hoewel een asaandrijving of riemaandrijving ook mogelijk zijn.

Van de fiets zijn andere vervoermiddelen afgeleid, zoals de vooral in Azië populaire riksja en becak, en enkele gemotoriseerde varianten die als uitvindingen een "eigen" leven zijn gaan leiden: de bromfietssnorfietsscooter en motorfiets.

De herkomst van het Nederlandse woord 'fiets' is onduidelijk. Het artikel in het Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT), geschreven in 1919, geeft twee etymologieën. Ten eerste zou het woord afgeleid zijn van de naam van een volgens deze bron Wageningse wagenmaker, E.C. Viets, die rond 1880 rijwielen maakte. Deze voor de hand liggende verklaring werd in eerste instantie van de hand gewezen, toen bleek dat het woord sinds 1870-1879 in Nederland voorkwam (hoewel het toen niet gebruikelijk was). Het Etymologisch woordenboek van Van Dale zei hierover: "Het is in geen geval afgeleid van de Apeldoornse rijwielhandelaar E.C. Viets (1847-1921), zoals vaak is gesuggereerd: onder kostschooljongens in de buurt werd fiets als gebruikt voordat Viets zijn handel begon." Aan de eerdere verklaring werd toch weer wat meer geloof gehecht toen Brouwer in 2012 aantoonde dat Viets in 1870 weliswaar nog geen rijwielen produceerde, maar wel leverde, onder meer naar Leeuwarden.

Een tweede verklaring van het WNT is dat het een verbastering is van het wat lange en lastig uit te spreken Franse 'vélocipède'. Tussenvormen als 'fielsepee' kwamen bijvoorbeeld in Twente voor.

Van Dale noemt als mogelijke herkomst "het oudere dialectwoord vietsen [zich snel verplaatsen]".

Volgens een hypothese uit 2012 van onder anderen Gunnar de Boel, hoogleraar vergelijkende taalkunde aan de universiteit van Gent, is het woord fiets ontstaan uit het Duitse woord Vize-Pferd. Dat was destijds de Duitse naam voor dit nieuwe tweewielige vervoermiddel en betekent letterlijk vicepaard ofwel "vervangpaard". Vize-Pferd werd meestal tot 'viez' verkort, wat uitgesproken wordt als 'fiets'.[3] Later werd in Duitsland dit woord officieel door 'Fahrrad' verdrongen.

Andere verklaringen zijn gezocht, zoals een verbastering van het Franse 'vitesse' (met betekenis 'snel' of 'snelheid'), maar voor deze geldt watEwoud Sanders indertijd schreef: "De herkomst van het woord fiets laat zich in twee woorden samenvatten: 'etymologie onbekend'."

In bijna alle andere talen gebruikt men afleidingen van het Franse 'vélocipède' of het Engelse 'bicycle'. In het Frans zijn zowel 'vélo' als 'bicyclette' bekend. Het Nederlandse 'fiets' is ook bekend in het Afrikaans en (informeel) in het noorden van Duitsland; in het Fries is het 'fyts'. In de Poolse taal wordt 'Rower' gebruikt naar de door John Kemp Stanley in 1885 gebouwde 'Rover' met kettingaandrijving. In Nederland was 'rijwiel' aanvankelijk de officiële term, waarschijnlijk een rechtstreekse vertaling van het Duitse 'Fahrrad'. Het IJslands kent 'reiðhjól', wat ook letterlijk rijwiel betekent.

In de 19e eeuw gold het woord 'fiets' als enigszins onfatsoenlijk, vergelijkbaar met hedendaagse woorden als 'maffen' en 'bikken'. In de wetgeving werd 'rijwiel' gebruikt, maar 'fiets' was in het begin van de 20e eeuw het normale woord in de volksmond. In 1966 werd in Nederland het woord 'rijwiel' in de wetgeving vervangen door 'fiets'. Niemand zal tegenwoordig nog het woord 'rijwiel' gebruiken, maar in combinaties als 'rijwielpad' en 'rijwielstalling' komt het oude woord nog vaak voor. Een rijwiel is echter niet precies hetzelfde als een fiets: de wetgeving kende tot 1966 rijwielen met en zonder hulpmotor, bromfietsen en fietsen dus, terwijl een fiets nooit een motor heeft, behalve dan de elektrische fiets.

In de Belgische wegcode (Algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg) is nog wel sprake van het woord 'rijwiel' en wordt het onderscheid gemaakt tussen een rijwiel en een fiets, waarbij de fiets een tweewielige vorm van het rijwiel betreft. Rijwiel wordt in deze wegcode omschreven als: "elk voertuig met twee of meer wielen, dat wordt voortbewogen door middel van pedalen of van handgrepen door één of meer van de gebruikers en niet met een motor is uitgerust, zoals een fiets, een driewieler of een vierwieler. De bevestiging van een elektrische hulpmotor met een nominaal continu vermogen van maximaal 0,25 kW, waarvan de aandrijfkracht geleidelijk vermindert en ten slotte wordt onderbroken wanneer het voertuig een snelheid van 25 km/u bereikt, of eerder, indien de bestuurder ophoudt met trappen, brengt geen wijziging in de classificatie als rijwiel."

Baron Karl von Drais bedacht een zogeheten loopfiets. Deze bestond uit een houten frame, houten wielen met een smeedijzeren velg, een zeer eenvoudig zadel, een nog niet goed ontwikkeld stuur en een soort rem op het achterwiel. De loopfiets had geen trappers; de berijder bewoog zich voort door zich af te zetten tegen de grond. Het eerste exemplaar ontstond in 1817. Von Drais noemde zijn toestel velocipede[6]. Later (ca 1830) ontwikkelde hij ook een handkar die op het spoor gebruikt kan worden. Men noemde zo'n wagentje een draisine naar Von Drais. 

Hoewel de berijder van de draisine de voeten op de grond hield, was toch heel wat balanceerkunst nodig. Dit werd vervelend gevonden, en decennialang werden daarom driewielers en vierwielers gebouwd. Ze werden aangedreven op de manier waarop een spinnewiel of scharensliepwordt aangedreven, met een trapplank en een stangenstelsel.

Pas in 1865 ontstond een toestel dat op onze fiets leek. Het was een tweewieler, gebouwd door de Fransman Pierre Michaux en zijn zoonErnest. Hun vélocipède (snelle voet, van Latijn: velox, snel en pes, voet) had een ijzeren frame en ijzeren wielen. Aan de voorwielen waren trappers gemonteerd; deze voorloper van onze fiets kende nog geen kettingaandrijving.

Door het ontbreken van een kettingaandrijving was er ook geen overbrengingsverhouding. De snelheid van de fiets kon alleen maar worden opgevoerd door het wiel waarop de trappers waren gemonteerd steeds groter te maken. Zo ontstond rond 1870 de hoge bi (bi van bicyclette, tweewieler), een fiets met een zeer groot voorwiel en een klein achterwiel. Het balanceren op zo'n hoge fiets was niet gemakkelijk en bij obstakels op de weg schoot de berijder over zijn voorwiel. De Hoge Bi die gezien wordt als de start van het Hoge Bi tijdperk was de Ariel, gebouwd door James Starley in 1871. Het was een stalen fiets (geen houten wielen) met radiaal geplaatste spaken, die op spanning gebracht werden door een ingenieus mechanisme dat de spaken in een keer allemaal aanspande.

In 1868 werd de eerste fiets met een kettingaandrijving gebouwd. De trappers zaten nu niet meer aan het wiel, maar aan het frame. Aanvankelijk werd deze aandrijving op driewielers toegepast. In 1885bouwde John Kemp Starley de Rover, een fiets met een kettingaandrijving, en een frame uit stalen buizen. De beide wielen waren vrijwel even groot. Dit type fiets werd safety genoemd, omdat het fietsen erop veel veiliger was dan op de hoge bi.

In 1888 vroeg John Dunlop patent aan op luchtgevulde fietsbanden, die de banden van massief rubber vervingen. Daarmee was de ontwikkeling van de fiets vrijwel voltooid. Het patent moest hij later weer intrekken, omdat Thomson hem in 1845 al voor was geweest. Hij behield het patent op het ventiel.

Sindsdien is er aan het ontwerp van de fiets niet zoveel meer veranderd. Wel worden tegenwoordig andere materialen toegepast. De frames worden thans vooral gemaakt van aluminium ofstaal, maar voor duurdere sportfietsen worden ook wel (lichtgewicht) metalen als magnesium en titanium gebruikt. Ook kunnen (delen van) frames gemaakt worden van glas- of koolstofvezel. Ook voor de wielen en banden worden soms andere materialen gebruikt en er bestaan fietsen met asaandrijving in plaats van kettingaandrijving. Maar de meeste fietsen lijken nog sterk op de Rover uit 1885. Grote uitzondering daarop zijn de ligfietsen.

Het werelduurrecord fietsen (de afgelegde afstand na 1 uur fietsen) op een UCI-goedgekeurde fiets is 54,526 km, sinds juni 2015 en staat op naam van Bradley Wiggins uit het Verenigd Koninkrijk. Op een gestroomlijnde ligfiets kan het nog harder: op 2 augustus 2011 bereikte de Zwitser Francesco Russo een afstand van 91,556 km.[9] Het uurrecord op een ligfiets zonder stroomlijn is in mei 2012 door Aurelien Bonneteau op een M5 carbon high racer gesteld op 56,597 km.

Op 14 september 2013 bereikte de Nederlander Sebastiaan Bowier over tweehonderd meter, met vliegende start, een snelheid van 133,78 kilometer per uur. Dit deed hij in de VeloX 3, een aerodynamische ligfiets ontwikkeld door het Human Power Team Delft & Amsterdam.[11] De hoogste snelheid ooit op een fiets achter een auto steekt daar nog met kop en schouders bovenuit, 268,8 km/h door Fred Rompelberg op 3 oktober 1995 op de zoutvlaktes van Bonville vlak bij Salt Lake City in de Amerikaanse staat Utah.

 

























29-05-2016 om 09:42 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
28-05-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.roma
















28-05-2016 om 09:32 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ZIGEUNERS

De Roma (meervoud van Rom), in het dagelijks taalgebruik ook vaak zigeuners genoemd, zijn een van oorsprong nomadisch volk.

De bekendste groep in Europa zijn de Sinti. De term Roma kan zowel op het gehele volk als op een van de groepen slaan. Vooral op de Balkanen in westelijk Anatolië trekken nog Romavolkeren rond. In andere delen van de wereld is hun nomadische levenswijze al geruime tijd verboden, en leven zij vaak in woonwagenkampen of in achterstandswijken. De taal van de Roma is het Romani, alhoewel dit eigenlijk niet één taal is maar een verzamelnaam voor meerdere talen. Met name in Spanje wordt ook Caló gesproken.

Wereldwijd leven er naar schatting ongeveer 8 tot 10 miljoen Roma (het kunnen er enkele miljoenen meer zijn want geen enkel land heeft een correcte telling). Verreweg de meeste wonen op de Balkan. Ook in de rest van de wereld zijn Roma te vinden, vooral in Amerika, de voormaligeSovjet-UnieWest-Europa, het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Roma dienen te worden onderscheiden van woonwagenbewoners of zogenoemde reizigers.

Het Romavolk is opgedeeld in verschillende groepen, vooral gebaseerd op hun woonplaats, hun gewoontes en hun dialect. De belangrijkste vijf groepen zijn:Erlides (of ook Arlije), een groep die zich vooral in Zuidoost-Europa (onder meer Macedonië, voornamelijk in Shutka in Skopje (het grootste Romagetto van de wereld) en in Kosovo) en Turkije bevindt.Kale (letterlijk "zwart", verwant aan het Hindi-woord kala met dezelfde betekenis, zie ook Ashkalije, de Zwarten) of Gitanos, een groep die vooral op het Iberisch Schiereiland, in Zuid-Frankrijk en in Noord-Afrika leeft. Net als de Sinti, waren de Kale traditioneel werkzaam in de vermaaksindustrie.Kalderari (ook Kalderash), veruit de grootste groep, die vooral op de Balkan leeft. Velen van hen vertrokken naar Centraal-Europa en Noord-Amerika.Romnichal, een groep die vooral in Groot-Brittannië en Noord-Amerika leeft.Sinti. Alhoewel de meeste Sinti zich als aparte etnische groep zien, zijn ze Roma. Het onderscheid is er eerder gekomen doordat de Roma in verschillende fasen in West-Europa terechtkwamen. De Sinti onderscheiden zich van andere Roma doordat ze zich bij wijze van spreken 'beter' voelen, gezien ze langer in het Westen zitten en het materieel beter hebben. De meeste Sinti wonen in FrankrijkDuitsland en deBenelux. Het beeld dat velen in West-Europa vroeger en nog steeds van de Roma hebben, komt waarschijnlijk van deze groep. De Sinti hadden vroeger de gewoonte veel rond te reizen en met circussen en kermissen op te treden. In België en Frankrijk noemen de Sinti zichManush, dat in het Frans Manouche geworden is. In Nederland en België wonen er enkele duizenden. In Nederland wonen ze vooral verspreid over Noord-Brabant en Limburg. Ook in Nieuwegein leeft een grote gemeenschap.

Het woord zigeuner heeft voor velen een negatieve bijklank en wordt door veel Roma als discriminerend ervaren. Een etymologisch gedateerde bron is syngainder (1575) en zigeyner (1595), sinds 1840 als zigeuner geschreven.[1] Sommigen denken dat het woord afkomstig is van het Hongaarse cigány of het Latijnse secanus.[1] Een andere uitleg is dat zigeuner via tsiganafgeleid is van atsinganoi of athiganoi, Georgisch of Grieks voor "tovenaar". Dit zou verband houden met een oude sekte in Klein-Azië. De term Tsigan werd al in de 14e eeuw in het Roemeens gebruikt, terwijl de eerste Roma pas in de 15e eeuw in Duitsland aankwamen.

Overigens denkt men in Roemenië anders over het woord Roma: in Roemenië moeten Roma als het aan de regering ligt net als vroeger weer zigeuners worden genoemd. De Servische krantPolitika meldde begin december 2010 dat er vanuit de Roemeense hoofdstad Boekarest een wetsvoorstel bij het parlement was ingediend. De Roemeense president Traian Bsescu zei dat er jaren eerder een grote fout was gemaakt door zigeuners Roma te noemen. Daar Roemenen vaak worden verward met de naam Roma geeft dat elders in Europa veel spraakverwarring.

Interessant is de herkomst van de Engelse naam gypsy en de Spaanse naam gitano, die elk van "Egyptisch" zijn afgeleid. Veel Roma verklaarden dat ze uit Egypte kwamen. Dit kan heel goed zijn oorsprong hebben in de verhalen van de Roma die ze elkaar vertelden. Hierin zitten veel raakvlakken met het joodse slavenvolk dat na zijn vlucht uit Egypte in de woestijn ronddoolde. Ook wordt verondersteld dat ze tot de mammelukken behoorden die van 1250 tot 1811 in Egypte regeerden, alhoewel dit meer dan twijfelachtig te noemen is (zo niet onwaar).

Een andere benaming voor de Roma is het Franse bohémiens. Kennelijk hebben door Frankrijk trekkende Roma de Fransen verteld dat ze uit Bohemen kwamen, wat ook deels klopte.

De geschreven bronnen over oorsprong en verspreiding van de Roma zijn schaars. Hoewel de schriftelijk overgeleverde kennis inmiddels is aangevuld met kennis uit taalkundig en genetisch onderzoek, staan de feiten nog steeds niet helemaal vast.

Wel is men het erover eens dat het oervolk van de Roma leefde in Noordwest-India, bij de grens met het huidige Pakistan. Voorheen gingen historici ervan uit dat het zwervende bestaan van de Roma onvrijwillig werd ingezet door aanvallen van de Afghaanse heerser Mahmoud van Ghazna rond het jaar 1000. Hij drong vaak Noord-India binnen en nam dan jongens en mannen als slaven mee en jonge meisjes als dienaressen. Van Ghazna komt het woord gaucho, een vreemdeling voor wie je moet opletten. Recent genetisch onderzoek komt daarentegen tot de conclusie dat de migratie van de Roma richting Europa al vijf eeuwen eerder, dus rond het jaar 500, moet zijn begonnen. Toen deze slavenvolken hun vrijheid verwierven, hadden ze geen territorium waar ze zich konden vestigen. De groepen trokken naar het westen en verdienden hun geld met handel, diverse ambachten en vermaak met muziek en dans. Het waren vaak kundige vaklieden, stammend uit de laagste kasten, de onaanraakbaren, met specialisaties zoals metaalbewerking of paardentemmerij. Het is bekend dat zij niet onbemiddeld waren. In Europa aangekomen, vestigden de Roma zich eerst in de Balkan, waarna zij zich verder over Europa verspreidden.

Hun gemeenschappelijke taal is verwant aan het Sanskriet en het Hindi. De aanwezigheid van veel Griekse elementen in de Roma-taal is te verklaren uit het feit dat de Roma later enkele eeuwen in het Byzantijnse Rijk hebben verbleven, waar Grieks de overheersende taal was.

Rond 1400 begon de stigmatisering van deze groepen, die door de Kerk en overheid als heidenen werden beschouwd. Recent onderzoek heeft aangetoond dat pas na deze periode hun welvaart enorm afnam. Uiteindelijk heeft dit geleid tot de neerwaartse spiraal van armoede waarin dit volk is terechtgekomen.

Tijdens het Romacongres van 1971 in Londen bepaalde deze groep dat zij voortaan Roma zouden heten. Benamingen als zigeunergipsy en gitano kwamen hiermee te vervallen. De Roma introduceerden een volkslied, een wapen en een vlag en werden zo één (landloos) volk. De Sinti blijven er desondanks de voorkeur aan geven om van Roma en Sinti te spreken.

De meeste Roma hebben de dominante religie van het land of de regio waar zij verblijven aangenomen. Toch namen zij niet alle gebruiken over en hielden zij ook aan enkele van hun eigen gewoontes en gebruiken vast. In Oost-Europa zijn de meeste Roma Rooms-katholiekorthodox of islamitisch, in Turkije en Egypte islamitisch en in West-Europa katholiek of protestant.

Kenmerkend voor de religie onder de Roma is het geloof in het bovennatuurlijke. Veel van deze gebruiken kennen hun oorsprong in India en behoren ook tot het geloof van de Hindoes.

In veel landen hebben de Roma hun eigen kerken opgericht, met eigen gebruiken maar vaak wel behorend tot het christendom. Een andere ontwikkeling onder de Roma is dat ze zich niet langer protestant maar evangelicaal noemen en niet graag met het protestantisme worden geassocieerd. Inmiddels zijn er duizenden geloofsgemeenschappen. Er bestaat niet één Romakerk. Vaak hebben ze zich bij bestaande kerken gevoegd. Zo zijn er in Roemenië en Chili groepen die zich bij de zevendedagsadventisten hebben gevoegd.

Het bieden van volksvermaak was voor Roma altijd een acceptabele manier om aan de kost te komen. Een stereotiep voorbeeld is de oude vrouw die op de kermis als waarzegster met eenkristallen bol optreedt. Ook het hand- en kaartlezen wordt veel uitgevoerd. Een ander stereotype is dat van de zigeuner als virtuoos en bevlogen muzikant, viool of gitaar spelend in eenzigeunerorkest. Heel wat Roma-muzikanten hebben via deze weg nationale of internationale roem verworven. Zo wordt Django Reinhardt als een van de beste jazzgitaristen beschouwd.





















28-05-2016 om 09:31 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.TOREADOR
















28-05-2016 om 09:29 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FLAMENGO

Flamenco is een muziekgenre en een bijbehorende dans afkomstig uit de zuidelijke provincies van Spanje. Kenmerkend voor deze muziekvorm zijn de soms Arabisch aandoende klanken, de uitbundige muzikale versieringen rondom het thema en het sterke ritme binnen een twaalftels-systeem.

Etymologisch stamt het woord 'flamenco' mogelijk uit het Arabisch en is het een samenstelling van 'falaah' (landbouwer) en 'mankoeb' (rondzwervend).

De basis van de flamenco vormt de cante flamenco, de flamencozang. In de meest basale uitvoering wordt de cante vaak met een ritmisch geklop (al golpe; golpear = kloppen, tikken) begeleid door te kloppen met de knokkels op tafels, te tikken met een stok op de grond (cano roto), door het knippen in de vingers (pitas) of met klappen in de handen (palmas). Tegenwoordig wordt hij meestal begeleid door de Spaanse gitaar en palmas, soms aangevuld met een tinaja (vaas, in Afrika een udu) en sinds de jaren 70 van de twintigste eeuw de cajón. Ofschoon cante en baile uiteindelijk door veel klassieke instrumenten als fluit, piano, viool en cello kunnen worden begeleid, blijft dit in de praktijk meestal de flamencogitaar. Cante flamencokan (ook ritmisch) worden ondersteund door de baile flamenco, de expressief-ingetogen flamenco-dansstijl die zich kenmerkt door krachtige gratie en vaak ingewikkelde handbewegingen en voetenwerk (taconeo).

De flamenco wordt beschouwd als deel van de algemene Spaanse cultuur en is gedurende de tweede helft van de 19e eeuw ontstaan in het gebied dat ongeveer overeenkomt met de regio Andalusië. Ook andere gebieden, in het bijzonder Extremadura, Murcia en Huelva, hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van verschillende muzikale subvormen (palos). In de loop van de tijd droegen alle Spaanse regio's uiteindelijk wel wat bij aan de ontwikkeling, maar hun aandeel is veel kleiner dan dat van genoemde provincies. Ook zijn veel bekende flamenco-artiesten in andere delen van Spanje geboren. Tegenwoordig is de flamenco Spanjes belangrijkste culturele exportproduct.

De muziek van de flamenco wordt doorgaans niet genoteerd, maar net als veel volksmuziek oraal en via overlevering aan de volgende generatie doorgegeven. Kenmerkend is dat iedere generatie de muziek verrijkt door er nieuwe elementen aan toe te voegen. De (nog jonge) cultuurwetenschappelijke tak die zich met onderzoek naar alles wat met flamenco te maken heeft bezighoudt is de flamencologie.

 



















28-05-2016 om 09:28 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.flamenco

Flamenco is een muziekgenre en een bijbehorende dans afkomstig uit de zuidelijke provincies van Spanje. Kenmerkend voor deze muziekvorm zijn de soms Arabisch aandoende klanken, de uitbundige muzikale versieringen rondom het thema en het sterke ritme binnen een twaalftels-systeem.

Etymologisch stamt het woord 'flamenco' mogelijk uit het Arabisch en is het een samenstelling van 'falaah' (landbouwer) en 'mankoeb' (rondzwervend).

De basis van de flamenco vormt de cante flamenco, de flamencozang. In de meest basale uitvoering wordt de cante vaak met een ritmisch geklop (al golpe; golpear = kloppen, tikken) begeleid door te kloppen met de knokkels op tafels, te tikken met een stok op de grond (cano roto), door het knippen in de vingers (pitas) of met klappen in de handen (palmas). Tegenwoordig wordt hij meestal begeleid door de Spaanse gitaar en palmas, soms aangevuld met een tinaja (vaas, in Afrika een udu) en sinds de jaren 70 van de twintigste eeuw de cajón. Ofschoon cante en baile uiteindelijk door veel klassieke instrumenten als fluit, piano, viool en cello kunnen worden begeleid, blijft dit in de praktijk meestal de flamencogitaar. Cante flamencokan (ook ritmisch) worden ondersteund door de baile flamenco, de expressief-ingetogen flamenco-dansstijl die zich kenmerkt door krachtige gratie en vaak ingewikkelde handbewegingen en voetenwerk (taconeo).

De flamenco wordt beschouwd als deel van de algemene Spaanse cultuur en is gedurende de tweede helft van de 19e eeuw ontstaan in het gebied dat ongeveer overeenkomt met de regio Andalusië. Ook andere gebieden, in het bijzonder Extremadura, Murcia en Huelva, hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van verschillende muzikale subvormen (palos). In de loop van de tijd droegen alle Spaanse regio's uiteindelijk wel wat bij aan de ontwikkeling, maar hun aandeel is veel kleiner dan dat van genoemde provincies. Ook zijn veel bekende flamenco-artiesten in andere delen van Spanje geboren. Tegenwoordig is de flamenco Spanjes belangrijkste culturele exportproduct.

De muziek van de flamenco wordt doorgaans niet genoteerd, maar net als veel volksmuziek oraal en via overlevering aan de volgende generatie doorgegeven. Kenmerkend is dat iedere generatie de muziek verrijkt door er nieuwe elementen aan toe te voegen. De (nog jonge) cultuurwetenschappelijke tak die zich met onderzoek naar alles wat met flamenco te maken heeft bezighoudt is de flamencologie.

 



















28-05-2016 om 09:27 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
27-05-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.indianen




















27-05-2016 om 09:56 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.INDIANEN

Indianen zijn de oorspronkelijke bewoners van AmerikaColumbus, die in 1492 dacht in Indië beland te zijn (het was zijn bedoeling om in westelijke richting de Atlantische Oceaan over te reizen en zo in Indië te komen), noemde de bewoners indios - indianen.

Omdat de benaming "indiaan" van een westers standpunt uitgaat, zijn er verschillende alternatieve benamingen in zwang geraakt.

In de Verenigde Staten introduceerde de Amerikaanse overheid en academici in de jaren 60 van de 20ste eeuw de term Native American (Nederlands: inheemse Amerikaan) voor de groepen die onder de verantwoordelijkheid van het Bureau of Indian Affairs vielen. Een bijkomende reden was de verwarring met inwoners van Indiase afkomst, die in het Engels ook Indians heten. Deze nieuwe terminologie werd echter niet algemeen gewaardeerd, omdat het werd aangenomen zonder inspraak van de betrokkenen, en omdat met deze term indianen en de oorspronkelijke bewoners van Alaska,HawaiiPuerto Rico en de eilanden in de Stille Oceaan op een hoop werden gegooid. Uit een in 2005 door het U.S. Census Bureau gehouden enquête bleek dat bijna 50% van de indianen het liefst "American Indians" worden genoemd, terwijl iets meer dan 37% de voorkeur geeft aan "Native American"

Tegenwoordig worden beide termen gebruikt. Het is opmerkelijk dat het Bureau of Indian Affairs nu de term American Indian aanwendt in plaats vanNative American.

De benaming First Nations/Premières Nations wordt gebruikt in Canada. In Latijns-Amerika worden de indianen officieel indígenas (inheemsen) genoemd. In de wetenschappelijke wereld spreekt men ook wel van Amerindiërs of Amerindianen.

De Eskimo's (soms Inuit genoemd, al slaat dat woord strikt genomen niet op de Yupik in Alaska)worden overigens vaak (in de politiek en in de wetenschap) niet als indianen beschouwd, zij het wel als "inheemse Amerikanen".

De emancipatie wat de etnische naamgeving betreft is zowel in Canada als de VS in toenemende mate een zaak van de inheemse gemeenschappen zelf, die in cultureel en politiek opzicht steeds (zelf)bewuster worden. Zo geven inheemse volken die door de Amerikaanse en Canadese overheden officieel zijn erkend en zichzelf als een volwaardige politieke en culturele staat beschouwen, steeds vaker aan niet langer (zoals in de VS) tribes(stammen) of (zoals in Canada) bands genoemd te willen worden, maar Nations (naties of staten). Tevens worden de namen die de Europeanen (of omringende inheemse volken) in het verleden introduceerden, meer en meer vervangen door de namen die volkeren aan zichzelf gaven. In plaats vanIrokezen spreekt men nu bijvoorbeeld vaker van Haudenosaunee. Andere naamsveranderingen zijn onder andere Lakota (Dakota/Nakota) voor Sioux, Mexicah voor Azteken, Ñudzahui voorMixteken en Mapuche voor Araucaniërs.

In het Nederlands wordt "indiaan" niet met een hoofdletter geschreven, omdat het niet een volk maar verscheidene etnische groepen aanduidt (net als bij zigeuners het geval is).

De Nederlandse Koning Willem I benoemde destijds in een aantal van zijn Koninklijke Besluiten zijn onderdanen in Nederlands-Indië als "indianen". De gangbare term werd echter "Inlander".

Bij de komst van Columbus was Noord-Amerika verdeeld in een aantal cultuurregio's. De bekendste zijn die van het uiterste noorden (Arctisch gebied) en die van de prairies in het middenwesten, de Great Plains. Op de Plains woonden de meeste mensen langs de rivieren en waren boer. In het oosten en zuidwesten van Noord-Amerika woonden ook boeren. De belangrijkste gewassen waren maïs, bonen en pompoenen. Deze waren oorspronkelijk afkomstig uit Mexico. Verder werden in het zuidwesten katoen en in het oosten onder anderezonnebloemen verbouwd. Tabak werd in nagenoeg de gehele huidige Verenigde Staten en het zuiden van Canada aangeplant.

Het stereotiepe beeld van "de indiaan" is gebaseerd op de Prairie-volkeren uit de negentiende eeuw. Dit wil niet zeggen dat voor Columbus (zonder paarden!) geen jacht werd gemaakt op de bizon of andere dieren. Vooral in het noordelijke gedeelte van de Great Plains zijn veel zogenaamde "Buffalo Jumps". Hier werden bizons in een ravijn gejaagd, waar ze te pletter vielen. Bij de Buffalo Jump Head-Smashed-In in Alberta, Canada, is een museum gevestigd waar te zien is hoe dit in zijn werk ging.

Centraal-Amerika (Mexico tot en met Panama) in 1492 wordt door archeologen en historici opgedeeld in twee hoofdgebieden, te weten Meso-Amerika (bestaande uit het centrale en zuidelijke deel van Mexico, Belize, Guatemala, El Salvador en delen van Honduras, Nicaragua en Costa Rica) en Centraal-Amerika (bestaande uit de moderne staat Panama en grote delen van Costa Rica, Nicaragua en Honduras).

Meso-Amerika is het gebied van beroemde volkeren als de Azteken en de Maya's. Tevens is dit een van de zes gebieden op de wereld (de andere zijn de centrale Andes, Egypte,Mesopotamië, de Indusvallei en China) waar zeer vroeg technologisch complexe culturen zijn ontstaan. De meeste mensen woonden hier in steden of waren boer. Midden-Amerika werd lange tijd gezien als "overgangsgebied" tussen de "hoge culturen" van Meso-Amerika en de Andes. Om die reden werden Colombia en Ecuador er nogal eens aan toegevoegd. Tegenwoordig staat Centraal-Amerika meer op zichzelf en krijgt het een eigen plaats in de inheemse geschiedenis. Ook hier woonden bij komst van Columbus voornamelijk boeren.

Ook Zuid-Amerika is, evenals de voornoemde gebieden, opgedeeld in cultuurregio's. De Andes en de Amazonebekken zijn het bekendst, maar zowel cultureel als historisch gezien hoort hetCaribisch gebied hierbij. Alleen in het uiterste zuiden (Patagonië) werd er niet aan landbouw gedaan maar ook hier is het beeld van de nomadische indiaan te paard (bekend van degaucho's) afkomstig van de periode na de komst van de Europeanen. Datzelfde geldt voor de grote veestapels van de noordelijker gelegen pampa. Ook runderen werden ingevoerd door de Europeanen. De Andes en Peru zijn bijna synoniem aan de Inca's. Toch zijn zij relatieve laatkomers in dit gebied. Toen de Spanjaarden in 1532 de Incavorst Atahualpa gevangennamen, bestond het Inca-rijk nog geen honderd jaar, terwijl het voortgekomen was uit hoogstaande culturele tradities van diverse volken die leefden in diverse berg- en kustvalleien sinds drieduizend jaar voor Christus of nog eerder.

De vraag waar de Amerikaanse indianen vandaan komen speelt voor de Europeanen al sinds de komst van de Engelsen in Amerika. De paus besloot uiteindelijk dat het zonen en dochters van Adam en Eva waren en dat ze dus, net als alle mensen, ooit vanuit het Paradijs in Amerika gekomen moesten zijn. De indianen hadden (en hebben) zelf uiteraard eigen theorieën over hun oorsprong.

De westerse wetenschap is zich vrij recent bezig gaan houden met het vraagstuk. Tot voor kort werd door bijna iedereen aangenomen dat de eerste Amerikanen over de toen drooggevallenBeringstraat (tussen Siberië en Alaska) vanuit Oost-Azië naar Amerika waren gekomen. Dit zou gebeurd zijn aan het begin van het Holoceen, ongeveer 12.000 jaar geleden.

Tegenwoordig is de vraag weer helemaal open. De belangrijkste concurrerende theorie van de Beringstraat-theorie richt zich op de westkust van het werelddeel. De eerste Amerikanen zouden in bootjes vanuit Azië naar en uiteindelijk langs de westkust van Amerika zijn gevaren. Voordeel van deze theorie is dat men niet afhankelijk is van een ijstijd, een landbrug of een ijsvrije corridor (zoals in de Beringstraat-theorie). De geleidelijke migratie vanuit Azië naar Amerika kan dus op elk willekeurig tijdstip hebben plaatsgehad. Taalkundige, archeologische en genetische aanwijzingen lijken aan te tonen dat dit proces zich ongeveer 40.000 tot 20.000 jaar geleden heeft afgespeeld. Harde en onbetwiste archeologische bewijzen ontbreken vooralsnog echter, net als bij de Beringstraat-theorie.

Andere theorieën met minder wetenschappelijke aanhang zijn de directe oversteek van de Grote Oceaan (vanuit Australië of Zuidoost-Azië), een route via Antarctica (Paul Rivet), vanuit Europa (overeenkomst van de structuur van oude speerpunten) of direct vanuit Afrika (vroege bewoning van Oost-Brazilië door "Afrikaans" aandoende mensen).

Archeologische vondsten in Ecuador en Peru hebben aangetoond dat de eerste Amerikaanse landbouwgewassen in deze regio zijn ontstaan. De oudste gewassen zijn onder andere defleskalebas, pompoenen en arrowroot. De fleskalebas is van Afrikaanse afkomst en hoe deze in Amerika is gekomen is onduidelijk. Recent onderzoek zou er op wijzen dat het via Azië zou zijn meegekomen met de eerste Amerikaanse mensen, dat zou dan ook de vroege cultivatie verklaren. Hoewel even oud als in Mesopotamië (ongeveer 11.000 jaar), bestaat de vroegste Amerikaanse landbouw niet uit een paar basisgewassen of uit granen. Na de fleskalebas en de pompoenen, kwamen onder andere bonen, chilipepers, vruchten en verscheidene knollen. De eerste maïs verscheen pas rond 7.000 v.Chr. in Mexico. Het belangrijkste gewas uit de Amazone (maniok of cassave) is waarschijnlijk ongeveer even oud.

In tegenstelling tot in de "Oude Wereld" waar landbouw waarschijnlijk op een beperkt aantal plaatsen is "uitgevonden", zijn er in het betrekkelijk grote oppervlak van Amerika zeker drie (waarschijnlijk vier) verschillende plaatsen geweest. Dit in de vallei van de Ohio in het oosten van wat nu de Verenigde Staten zijn, centraal Mexico en de noordelijke Andes. HetAmazonegebied is mogelijk nog een vierde gebied. Dit heeft onder andere geleid tot de grote diversiteit van het aantal producten. Die is veel groter dan in de rest van de wereld. Daarom komt de meerderheid van de gecultiveerde gewassen vandaag de dag ook uit de Amerika's.[6] Naast maïs, bonen, pompoenen en maniok zijn dit onder andere:zonnebloem (Noord-Amerika of Mexico)tomaat (waarschijnlijk Mexico)paprika (Andes) katoen (Andes en Mexico)cacao (waarschijnlijk Andes of Mexico)vanille (mogelijk Mexico, anders Amazone)pinda (Amazone)rubber (waarschijnlijk Amazone)kinine (Amazone)aardappel (Andes)zoete aardappel/bataat (waarschijnlijk Amazone)ananas (Amazone)

 

























27-05-2016 om 09:55 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.cow boys












27-05-2016 om 09:26 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FAR WEST

Een cowboy is een persoon die vee hoedt in de extensieve veeteelt in Noord-Amerika. Deze taak wordt traditioneel uitgevoerd te paard. Tevens vervult de cowboy andere taken op en rond de ranch (boerderij). De cowboy werkt meestal voor de eigenaar van het vee, in vaste dienst of op een seizoenscontract.

De historische Amerikaanse cowboy ontstond aan het einde van de negentiende eeuw, toen eerst in New Mexico en later ook elders de behoefte ontstond om grote hoeveelheden vee – meestal runderen, soms ook schapen – te hoeden, samen te brengen en te vervoeren naar locaties waar ze gemerkt, geslacht of onderzocht konden worden. De cowboytraditie gaat terug op de vaqueros in Nieuw Mexico, knechten van de landheer die het vee te paard hoedden, en vindt haar oorsprong in de manier waarop de extensieve veeteelt al in Spanje werd bedreven. Deze werkwijze kwam met de eerste immigranten mee naar Noord-Amerika.

In de loop van de tijd zijn door de verschillen in terreingesteldheid, klimaat en veehouderijtradities verschillende stijlen en taken van cowboys ontstaan. Een aantal tradities qua kleding, vaardigheden en werkwijze bestaan tot op de dag van vandaag. Cowboys doen ook mee aanrodeo's, wedstrijden waar zij hun vaardigheden met vee en hun vaardigheden als ruiter kunnen tonen.

Het clichébeeld van de cowboy als revolverheld is ontstaan door de opkomst van het westerngenre, dat vooral door Amerikaanse Hollywood-filmproducties populair werd.

 





















27-05-2016 om 09:25 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.camarque








27-05-2016 om 09:24 geschreven door carlo


>> Reageer (0)


Inhoud blog
  • ACHT EN TWINTIG
  • ACHT EN TWINTIG
  • VIJFENTWINTIG
  • VIJFENTWINTIG
  • DRIE EN TWINTIG
  • DRIE EN TWINTIG
  • TWEEENTWINTIGSTE
  • TWEEENTWINTIGSTE
  • 21ste
  • 21ste
  • DE TWINTIGSTE
  • DE TWINTIGSTE
  • DE NEGENTIENDE
  • DE NEGENTIENDE
  • DE ACHTIENDE
  • DE ACHTIENDE
  • DE ZEVENTIENDE
  • DE ZEVENTIENDE
  • KUBISME2
  • KUBISME2
  • KUBISME2
  • STRANDEN
  • STRANDEN
  • STRANDEN
  • STRANDEN
  • SCHAATSERS
  • SCHAATSERS
  • SCHAATSERS
  • KLUCHT
  • KLUCHT
  • NAAKTEN
  • NAAKTEN
  • NAAKTEN
  • 20e EEUW
  • 20e EEUW
  • 20e EEUW
  • BELGISCHE LANDSCHAPPEN
  • BELGISCHE LANDSCHAPPEN
  • BELGISCHE LANDSCHAPPEN
  • BELGISCHE LANDSCHAPPEN
  • ARMAND RASSENFOSSE
  • ARMAND RASSENFOSSE
  • ARMAND RASSENFOSSE
  • ERNST FUCHS
  • ERNST FUCHS
  • ERNST FUCHS
  • SPORT
  • SPORT
  • ERO
  • ERO
  • VERWARD
  • VERWARD
  • VERWARD
  • VERWARD
  • BALLET
  • BALLET
  • BALLET
  • BALLET
  • CLOWN
  • CLOWN
  • ONBEKENDE
  • ONBEKENDE
  • ONBEKENDE
  • NAIEVE
  • NAIEVE
  • NAIEVE
  • NAIEVE
  • ROMANTIEK II
  • ROMANTIEK II
  • ROMANTIEK II
  • EXTRAVAGANTE
  • EXTRAVAGANTE
  • EXTRAVAGANTE
  • BIJZONDERE
  • BIJZONDERE
  • BIJZONDERE
  • INDIA
  • INDIA
  • BIJBELSE KUNST V
  • BIJBELSE KUNST V
  • ART NATURE
  • ART NATURE
  • ART NATURE
  • EXTREEM
  • EXTREEM
  • EXTREEM
  • POSTMODERNISME
  • POSTMODERNISME
  • POSTMODERNISME
  • FRANZ VON STUCK
  • FRANZ VON STUCK
  • BIJBELSE KUNST IV
  • BIJBELSE KUNST IV
  • BIJBELSE KUNST IV
  • BIJBELSE KUNST III
  • BIJBELSE KUNST III
  • BIJBELSE KUNST II
  • BIJBELSE KUNST II
  • BIJBELSE KUNST II
  • BIJBELSE KUNST
  • BIJBELSE KUNST
  • BIJBELSE KUNSTWERKEN
  • BIJBELSE KUNSTWERKEN
  • COMPONISTEN
  • COMPONISTEN
  • UNKNOWN ARTIST
  • UNKNOWN ARTIST
  • UNKNOWN ARTIST
  • COLORS
  • COLORS
  • COLORS
  • EGON SCHIELE
  • EGON SCHIELE
  • ROME
  • ROME
  • NEW YORK
  • NEW YORK
  • NEW YORK
  • PARIS
  • PARIS
  • EROTISCH
  • EROTISCH
  • EROTISCH
  • BALINESE SCHILDERKUNST
  • BALINESE SCHILDERKUNST
  • BALINESE SCHILDERKUNST
  • POINTILLISME
  • POINTILLISME
  • BLOEMEN
  • BLOEMEN
  • AMAZING FANTASY
  • AMAZING FANTASY
  • JAN VAN DER SMISSEN
  • JAN VAN DER SMISSEN
  • SAM DRUKKER
  • SAM DRUKKER
  • PRENTKAARTEN
  • PRENTKAARTEN
  • PRENTKAARTEN
  • PRENTKAARTEN
  • LOVE
  • LOVE
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • FRESCO
  • FRESCO
  • FRESCO
  • INDIAN PAINTING
  • ITALIE
  • HINDELOOPER
  • HINDELOOPER
  • SAINTE MARIE
  • EROTIEK
  • EROTIEK
  • STILLEVEN
  • STILLEVEN
  • VREDE
  • VREDE
  • OORLOG
  • OORLOG
  • OORLOG
  • OORLOG
  • NAAKT
  • NAAKT
  • GRAFITI
  • GRAFITI
  • GRAFITI
  • GRIEKS
  • GRIEKS
  • GRIEKS
  • CHINA
  • AUSTRALIE
  • AUSTRALIE
  • ZUID AMERIKA
  • ZUID AMERIKA
  • CONGOLEES
  • CONGOLEES
  • CONGOLEES
  • ETSEN
  • ETSEN
  • HOUTSKOOL
  • HOUTSKOOL
  • AQUARELLEN
  • AQUARELLEN
  • AQUARELLEN
  • klik op onderstaande foto voor " LEONARDO DA VINCI "
  • PENTEKENINGEN
  • PENTEKENINGEN
  • ABSTRACT
  • ABSTRACT
  • RELIEFSCHILDERIJEN
  • RELIEFSCHILDERIJEN
  • klik op onderstaande foto voor " BLANKENBERGSSTADSBEELD "
  • klik op onderstaande foto voor " STORM AAN HET MEER "
  • klik op onderstaande foto voor " ABC VAN HET DONKMEER "
  • JOZEF ISRAELS

    Startpagina !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!