de tweede eerste viool
Niet zo subtiel echter klinkt de deur van slaande ruzie die met klamme vleugels wordt bijgelegd Muziek des duivels die nog doordringend scherp ruikt naar geschroeide veren en licht aangebrande trots
Violen
Haar wentelende lippen gaan als waren het zanggodinnen gedragen in volkomen evenwicht op zegetocht naar mijn tegenstribbelende mond
De glimlacht stolt in het bronzen beeld dat haar als gegoten zit
En ik weerbaar in mijn kandelaar ben nog stijve kaars genoeg om ze als weerwoord gedempt maar innig licht te geven
het laatste spel van de eerste viool
wanneer tussen huid en been alleen nog plaats is voor pijn. wanneer alleen zijn eenzaamheid wordt vergeten zijn regel is mijn god wat heb ik dorst. maar god heeft sluitingsdag en beethoven is doof -genietend van gelatenheid- als bruidegom van de dood onderga IK ongewenste intimiteiten. obsceniteit van ziekte. zoals stof de bezem zoekt, zo zoekt mijn lichaam d aarde. verbrand mij. stuur mijn as aan god terug, als staal met of zonder waarde.
een viool met ingevallen wangen
wanneer tussen huid en been alleen nog plaats is voor pijn wanneer zelfs een vriend de ogen sluit en zwijgt omdat de klacht wanhoop is geworden wanneer gevoelens kreupel kruipen omdat ze niet meer kunnen gaan wanneer een redelijke liefde aan overdreven medelijden is gestorven dan heeft dit leven al was het kort net iets te lang bestaan
de viool netjes verscheurd
wanneer tussen huid en been alleen nog plaats is voor pijn wanneer penis en begeerte nooit meer de kop opsteken wanneer zelfs de kracht te masturberen aan mijn vingers is ontgaan wanneer heimwee naar liefde verschroeid in pijn is opgegaan wanneer bij het laatste oordeel der lusten ik >veroordeeld wordt bij verstek dan heeft satan mij verraden verrek ik zou toch staande sterven maar lig hier in mijn eigen drek
|