Dominicaan-aalmoezenier bij de Vrijwilligers Schilderij van Van Imschoot naar documenten uit de tijd. Legermuseum Brussel
INTERLUDIUM: NIETS NIEUWS ONDER DE ZON
Misschien herinneren jullie je nog wel uit de schooltijd de fameuze "Brabantse Revolutie van 1789-1790" .
De Zuidelijke Nederlanden werden in die tijd geregeerd door de Oostenrijkse keizer. Dat was toen Jozef II, een verlichte despoot, die het eigenlijk wel goed voor had met zijn volk maar door zijn onbeholpen hervormingen de bevolking tegen zich in het harnas joeg. Naast zeer zinnige maatregelen ( bijvoorbeeld de eenmaking van het rechtstelsel in plaats van de talloze schepenbanken die elk hun eigen rechtspraak bezaten ) schafte hij onder meer ook de "contemplatieve kloosterorden af " - daar ze volgens hem toch niets zinnigs deden- , verorderde dat alle kermissen op eenzelfde datum moesten plaatsvinden samen met andere maatregelen die meer op pesterijen leken dan op een werkelijk zinnige wetgeving. Iets waar men vandaag de dag ook nog wel weg mee weet. De koning van Pruisen noemde dan ook Jozef II spottend: " mijn neef de keizer-koster"
Dit alles lokte niet alleen weerstand uit bij het gewone volk en zeker bij de geestelijkheid, maar onder invloed van de ideeën van de Franse Revolutie ontwikkelde zich ook bij de burgerij weerstand tegen deze dwingelandij.De geheime genootschap "Pro Aris et Focis" (= voor outer en heerd =voor altaar en haard) wordt opgericht. Deze Revolutionaire partij onder leiding van advocaat Vock zal echter snel het onderspit delven voor de uiterst conservatieve Staatse partij van advocaat Van der Noot en de hoge Geestelijkheid. Beide partijen hadden in het begin van de Revolutie elkaar wel gevonden omdat Jozef II ook de eeuwenoude privilegies van de verschillende hertogdommen en graafschappen, die de Zuidelijke Nederlanden vormden, wou afschaffen en het gebied in in negen kreitsen en 35 districten wou indelen. Het "Belgisch" leger" , gevormd door opstandelingen die zich in Noord-Brabant rond Breda hadden verzameld, boekte aanvankelijk onder Generaal Van der Mersch onverwachte successen en wist de de Oostenrijkers uit de Zuidelijke Nederlanden ( uitgezonderd het hertogdom Luxemburg) te verdrijven. Maar na de afzetting van Van der Mersch , onder de onkundige leiding van de Pruisische Generaal Schönfeld werd de ene na de andere nederlaag geleden en rukten de Oostenrijkers op naar Brussel. Dit als inleiding
Op dat moment rijpte de gedachte bij enkele Staatsen in Brussel om een "Algemene Mobilisatie van het Volk" (c.f.r. de nazistische Volkssturm) af te kondigen. Iedereen die in staat was een wapen te dragen zou worden opgeroepen en na een militaire vorming van (een belachelijke) "VIJFTIEN DAGEN " worden ingezet. Dit legers was volgens de befaamde jezuiet Feller " een ONOVERWINNELIJK leger, waar de termen verraad, en desertie onbekend zouden zijn, waar een GEZONDE EN ROBUUSTE jeugd het patriotisme en de militaire oefening zou verkiezen boven de verderfelijke spelen en de crapuleuze bedoeningen van de cabaretten., een leger waar lafheid geen toegang zou hebben , waar GEZONDHEID, KRACHT , GEDULD en UITHOUDINGSVERMOGEN de loomheid en de ziekte die het spoor van de ondeugd volgen zou verdrijven .. enz . Een discours dat bepaald niet zou misstaan bij de redevoeringen van Goebbels en Himler.
In vele dorpen en steden werd aan deze oproep gevolg gegeven . Van der Noot en zijn achterlijke partizanen maakten van de gelegenheid nog maar eens gebruik om de Vonckisten ( het schuim van de Natie en echte bandieten... althans volgens Van der Noot & Co ) nog maar eens in een slecht daglicht te stellen en de Brabantse Vrijwilligers werden in staat van paraatheid gebracht om niet alleen de Oostenrijkers maar ook de Vonckisten te bestrijden mocht dit nodig zijn.
In Vlaanderen was men minder meegaand. Men protesteerde heftig tegen de gevangenneming van Generaal Van der Mersch en enkele vrijwilligers wilden hem zelfs gaan bevrijden uit de citadel van Antwerpen waar hij opgesloten zat. Maar gebrek aan doortastendheid van de samenzweerders deed deze poging mislukken.
De vrijwilligers zworen een eed van trouw die volgens een supplement van de Gentse gazette van 03.06.1790 aldus luidde:
"Ik... NN, volontaire der stad ...., zweire en belove in die qualiteyt de Conservatie der Roomsche-Katolijke Religie, misgaders Getrouwigheyd aen het Magistraet en Gemynte van .... , alsmede dat ikzelve Magistraet en de Gemeente van... onder eenigen personeelen intrest, direct ofte indirect te aanmerken, in alles zal verdedigen, als eenen goeden ende getrouwen Volontaire behoort te doen; dit t'elkens, wanneer ik toe ingevolghe's Lands Wetten zal verzocht wezen. Zoo helpt mij God en al zijne Heijlige. , "
Men wist de volontairs van verschillende naburige gemeenten bij elkaar te brengen om eenheden te verkrijgen die sterk genoeg waren om aan een hypothetisch gevecht deel te nemen. DE cijfers in de kranten van die tijd kan men echter niet betrouwen want er waren er die het getal vrijwilligers, wellicht om propagandistische redenen, opvoerden tot 500.000 om aldus aan te tonen dat " alle de Nederlanden" een enthousiasme vertoonden waarvan nooit sprake was.
( wordt vervolgd)
|