We hebben
de poëzie gedefinieerd als een specifiek taalspel met eigen regels . Hierbij nu moeten we onderscheid maken tussen de spreekhouding van de dichter en de leeshouding van de poëzielezer en dienen wij ons te realiseren dat de woordvoerder van het gedicht het zogenaamd "lyrisch subject " niet mag verward worden met de dichter. Een gedicht, zelfs in de "ik"-vorm is geen autobiografisch gegeven. De dichter is de persoon die het gedicht schrijft. Het "lyrisch subject" daarentegen is een functioneel personage, het is de woordvoerder van een gedicht maar het is niet de dichter . De dichter is de schrijver , het lyrisch subject de verteller van het gedicht. Maar anders dan een verteller staat het lyrisch subject het woord nooit af. Het houdt een monoloog en specifiek aan deze monoloog is dat deze meestal niet gericht is aan de lezer maar een denkbeeldige derde. De lezer neemt dus stiekem kennis van de monoloog gericht aan deze derde. Een gedicht wordt dus als het ware afgeluisterd.
( wordt vervolgd)
massagraf Srebrenica
modder en speeksel
met de
lippen van mijn
liefde opgedroogd
in mijn mond
de vingerafdruk
van de rode zonnebloem
op het
voorhoofd
het gedicht in de
vestzak
met de
laatste ogen gesloten
de kreet ongerust en ongeduldig
de dood nabij
en zorgvuldig
Ernst 15.11.2010
Opgave: wie is het lyrisch subject in dit gedicht ?
|