DE GROTE BOENK
De milo en de baron zaten in de bibliotheek van het kasteel een diepzinnig gesprek over "geloven" of niet geloven" te voeren.
-Ik geloof in alles -zei de baron- voor de veiligeheid. Ge kunt niet weten.
-Dat vind ik nogal opportunistisch.
-Gelooft gij dan in iets of in niets.
-Natuurlijk geloof ik, -antwoordde de milo natuurlijk. Ik geloof dat ik mij nog een pint ga pakken.
-Ja maar bidt gij dan nooit niet?
-Awel, ik weet niet of de huishoudster het u gezegd heeft maar het bad is boven verstopt en de loodgieter is ziek, awel nu bid ik voor een goede afloop.
-Jamaar serieus - zei den baron een beetje korzelig -kom nu eens mee buiten zie eens al die sterrekens daar, die planeten, die melkwegen, sterrenstelsels, witte reuzen, blauwe dwergen, nova's, supernova's, zwarte gaten, quasar's van wat zou dat dan allemaal moeten komen.
-Simpel -antwoordde de milo dunnetjes-van den " Big Bang".
-Den Big Bang wat is dat ?
-Wel er was niets. Plots is dat niets ontploft maar met een geweld zoals alleen niets kan ontploffen. Een driehonderduizendmiljoenste van een seconde later was het in dat stukske niets dat iets aan het worden was al vierhonderdduizend miljard graden warm. (NB.Cijfers zijn niet exact maar dus in een zeer klein tijdsinterval zeer heet)
-Ja als niets tot iets komt is het altijd ambras.
-En heet.
-Hoe hebben ze dat gemeten -vroeg de baron - met een thermometer ?
-Natuurlijk, baron, als gij nu het licht ziet van een sterreken dat op 10 miljoen lichtjaar* van hier ligt awel dan is dat licht daar 10 miljoen jaar geleden vertrokken en ziet gij dus in het verleden. 't Kan goed zijn dat dat sterreken 1 miljoen jaar geleden al ontploft is. Maar dat zullen wij maar zien binnen 9 miljoen jaar -Miljaar!
-Nee 9 miljoen jaar.
-Miljaar, dus iederen kan dus in het verleden kijken door naar de sterren te kijken, milo. -Exact, hoe verder ge kijkt, hoe langer het duurt voor het licht hier is dus hoe verder in het verleden dat ge kijkt. En nu hebben ze zo een straffe kijkdinges dat ze kunnen terugkijken tot juist na de Big Boenk.
-Dan zien ze daar op den thermometer hoe warm het daar is.
-Just en die wijst op vierhonderderduizend miljard graden.
-Dedjie dat moet heet zijn. Smelt dien thermometer dan niet ?
-Natuurlijk, zotteken. Als het zo heet is zijn er nog geen atomen, geen moleculen en dus zeker geen thermometers. Alleen piepkleine bouwsteentjes die razendsnel over en weer vliegen en daarom is het zo heet. Want temperatuur komt door beweging. Hoe sneller de bouwsteentjes bewegen hoe heter.
-Awel, awel maar hoe weten ze dat dan dat het er juist zo heet is.
-Ze berekenen dat .
-Hoe, ze bereken dat ? Met wat ?
-Met een rekenmachientje zei Titipoës die er was komen bijstaan.
-Min of meer zei de milo. Ze meten de achtergrondstraling in het heelal.
-Leg eens uit achtergrondstraling.
-Awel na den Big Bang is dat puntje niets beginnen uitdijnen en hoeverder het uitdijnde hoe minder snel dat die deeltjes bewogen en botsten. Dus hoe kouder het werd. Maar nu begon de zwaartekracht die alle materie aantrekt de bovenhand te krijgen. Die deeltjes of bouwsteentjes bleven als Legoblokjes aan mekaar plakken en ze vormden eerst kernen en electronen, daarna atomen en moleculen ( niet die winkel in Vichte) , eerst waterstof en helium, de simpelste en lichtste dingen eerst en dan zo verder. Zuurstof, stikstof, zwavel, koolstof en daarna altijd maar zwaardere dinges aluminium, zink, nieuw en oud-ijzer. Hoe kouder hoe zwaarder dingen er werden gevormd. Die wolken hete gas en en kouder materie die koekten door de zwaartekracht die nu sterker was omdat de deeltjes niet meer zo snel bewogen (dus kouder waren) samen en vormden aldus hete bollen of sterren en of koude bollen, planeten dus.
Die groepeerden zich door de zwaartekracht op hun beurt tot sterrstelsels, zoals ons zonnestelsel. Die weer tot melkwegen en die tot groepen melkwegen, en nog groter super-groepen melkwegen.
Maar ondertussen ging die uitdijning verder en hing het heelal vol kleine klonterkens van groepen-melwegstelsels. Die zogenaamde kleine klontertjes waren onmetelijk groot maar in vergelijking met wat er tussen zat zeer klein. Want het grootste gedeelte van het heelal ertussen bestond uit niets, nihil, niente, nada.
Ja alle vijfhonderdduizend lichtjaar eens een melkwegsken maar verder niets. Al zijn er nu die denken dat er toch iets tussenzit "Zwarte materie" maar dat is een ander paar mouwen !
-Jamaar die achtergrondstraling dan?
-Ja dat is een beetje moeilijker om volgen. Maar als we altijd verder kunnen kijken , kijken we dus ook altijd verder in de tijd en dan kijken we op een gegeven moment naar het tijdstip juist na de Big-Bang of er dichtbij.
Maar daar het heelal dus uitdijnt altijd maar groter en groter wordt moet de stralig van dat ogenblik toen alles nog gelijk verdeeld was nu ook nog gelijk verdeeld zijn, wel sterk afgekoeld al, maar nog gelijk verdeeld. Als we dus in alle richtingen en op alle plaatsen van het heelal een straling zouden kunnen vinden die dezelfde eigenschappen heeft en die we achtergrondstraling noemen dan is de Big Boenk bewezen.
Maar dat is een beetje moeilijk om u voor te stellen. De reststraling van dat moment blijft ondanks de uitdijning toch overal aanwezig. Zowel hier als aan het einde van het heelal. Maar het is wiskundig te bewijzen dus laten we het maar aannemen.
Wel ze hebben die straling gevonden, ze hebben haar frequentie oftewel de snelheid waarme dat die straling trilt kunnen meten en van daaruit haar temperatuur meten en dan is het alleen nog gewoon terugrekenen. -Ah, ja gewoon terugrekenen ja hoe dat ik daar niet eerder op gepeinsd heb ja. Zei Titi
-t' Is 't ingewikkeld voor mij sprak den baron
-Maar vroeg Titipoes leep: wat was er dan voor de Big Bang ?
-Niets -Hoe niets ? Niets kan toch niet ontploffen
-Wiskundig wel
-Ja maar dat is zever
-Ten doet ten doet
-Jamaar dan is dat niets God, of God is dan niets
-'t Zou kunnen, zei milo, en geef mij nog Duvel
* Een lichtjaar is geen tijd- maar een afstandsmaat. Het is de afstand die het licht aflegt in één jaar tijd met een snelheid van 300.000 km per seconde. Dus 300.OOO x 60 x 60 x 24 x 365 = ongeveer 946.000.000.000 km of 23.652.000 keer de aarde rond. Ver hé.
|