“Den Mechelschen Roep”
Dit is een Mechels manuscript uit privé bezit, dat in de vroege 19e eeuw gedateerd wordt. Het werd herdrukt als honderdentweede boekdeel (1998) van de Koninklijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst van Mechelen. Het bevat 78 afbeeldingen van leurders met hun roep. Marcel Kocken geeft uitleg over Mechelse straatleurders en beroepen. De “roep” was het versje of het liedje waarmee venters hun waren aanprezen.
Roep 20 De kolenverkoper:
Hier zyn Koólen, zoo gy ziet,
Voór die ’t LOLLEPOTJE minnen,
Warmd Uw’ daeg’lyks mijn Vriendinnen,
Maer! Brand Hembd, of Billen niet.
Uitleg door M.Kocken:
Het gaat hier om houtskolen. Steenkolen werden in Mechelen “ulle” genoemd (cfr. Frans “houille”).
De ”lollepot” was in metaal of steengoed en werd, gevuld met gloeiende houtskool, in een soort bankje geplaatst. De voetverwarmer werd onder de vrouwen hun rokken geplaatst. Hij werd soms ook mee naar de kerk genomen. Kantwerksters die urenlang over hun kantkussen gebogen zaten, maakten er gretig gebruik van. In de roep maant de verkoper de vrouwen aan om voorzichtig te zijn, zodat ze hun hemd of billen niet verbranden.
prent 20: verkoper van houtskool
Busleyden 2004 kantwerkster met "Lollepot"
|