Een putjesschepper was oorspronkelijk iemand die beerputten leegmaakte. Dat is dus wat anders dan de huidige putten op straat, want in de beerputten zat poep. Een putjesschepper was dus eigenlijk een poepschepper, een opruimer van menselijke fecaliën. Het is dus niet zo gek dat het beroep van putjesschepper in laag aanzien stond. Dit verklaart meteen de overdrachtelijke betekenis van putjesschepper, te weten: 'iemand met een zeer onaanzienlijk beroep, van geringe stand' (aldus de definitie in de Grote Van Dale).
|