Inhoud blog
  • De mergel van Gelinden.
  • Heksen in Gelinden
  • Gelindense Folklore
  • Het kanton Sint-Truiden
  • De grote steenweg
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    GELINDEN
    Een dorp als geen ander
    26-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het kanton Sint-Truiden
    De Franse revolutie bracht een gans nieuwe staatsinrichting met zich mee.
    De plaats van Drossaerden, luitenanten, kwartieren en bannen werd ingenomen door Prefecten, onderprefecten, gouverneurs, commisarissen, departementen of provincies, arrondissementen en kantons.
    Het besluit van het "Comité de salut public" van 31 augustus 1795 verdeelde België in negen departementen of arrondissementen.  Het vijfde arrondissement de la Meuse inférieure (Maastricht) had dertig kantons.  Het veertiende kanton bestond uit : Vrijheers (onder Engelmanshoven) met Vrijheers, Engelmanshoven, Gelinden, Groot-Gelmen, Klein-Gelmen, Marline, Mettecoven, Gutshoven, Broekom, Hels, Veulen, Horpmaal, Opheers, Nerem en Rukkelingen.
    Op verzoek van de Volksvertegenwoordigers (12 november 1795) werd op 9 januari 1796 door de generale administratie van Maastricht, het kanton Vrijheers vervangen door het kanton Heers.
    Door het besluit van de consul van 9 januari 1802 werd het getal kantons en vredegerechten van 31 tot 25 veminderd en alzo ontstond het huidig kanton Sint-Truiden.
    Met de Franse Revolutie verdwijnen al de kapittels van de Collegiale Kerken en worden de parochies opnieuw zelfstandig opgericht.  Het Kapittel van St Servaes en St Materne zijn niet langer meer de begevers van de pastorij van Gelinden.  De pastoor wordt nu rechtstreeks benoemd en aangesteld door zijn Bisschop.  Klein-Gelmen, dat tot de parochie Gelinden behoorde, wordt een zelfstandige parochie. Zodoende is er in Gelinden geen Kapelaan meer nodig.
    Samen met de vele landelijke kapellen en heiligdommen werd waarschijnlijk de kapel van St Jan van Marsnil verbeurd verklaard, afgebroken en het materiaal verkocht.
    Omdat er geen kapelaan meer is in Gelinden, werd het onderwijs gegeven door lekenonverwijzers.
    Mijn over-overgrootvader, Jan Thewis (uit de Thewiswinning van Ovelingen) was de eerste onderwijzer van Gelinden.  Hij was afgestudeerd aan de Humaniora en Wijsbegeerte (Leuven) , en werd door de liberale gemeenteraad het onderwijzerschap aangeboden.  Hij heeft school gehouden in Ida's huis op de Berg, waar later Victor Vanstapel gewoond heeft. Vervolgens in de dorpstraat, waar Julieke Drisque winkel hield, en later bij hem thuis in overbroek.  Zijn huis werd door de gemeenschap dan ook "bij schoolmeesters" genoemd. Na zijn dood werd dit goed geërfd door de zuster van mijn grootvader, Maria Vanswegenoven, de echtgenote van Charel Bormans, bijgenaamd het "oud charelke".

    26-07-2008 om 00:00 geschreven door Vanswegenoven René

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (14 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De grote steenweg
    De grote steenweg (luikersteenweg) werd aangelegd onder de regering van Maria Theresia (1740-1780).  Sinsdien is de dorpskom, die zich op de berg (barettestraat) en aan het kruis bevond, verplaatst geworden naar de steenweg. Voor de aanleg liep er wel een gewone weg, die waarschijnlijk uit de lindestraat kwam en juist na het huis van Generaal Nonnon door de tramstatie, via de beemd over de helling van de boschberg liep. Het huis Nonnon staat schuin ten opzichte van de nieuwe steenweg en werd indertijd gebouwd in de richting van de voormalige weg.
    Voor de Franse Revolutie was het Huis Nonnon met de landerijen eigendom van de Prinsbisschop van Luik. Het huis zelf had een private huiskapel en op de koer was een steen in de muur gemetseld met het wapenschild.  Veel documenten en boeken uit het huis zijn verloren gegaan toen de zoon van de Generaal, Guy, onder de 2de wereldoorlog (1942) vuurtje gestookt heeft in de weide achter het huis.
    Aan de winning "Ghijsens" (zusterklooster) waren de barriers, en op de hoek met de dorpsstraat, langs café Vroonen, stond het oude huis van de "schatters".  Dit tolhuisje staat nu in Bokrijk.

    26-07-2008 om 00:00 geschreven door Vanswegenoven René

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
    >> Reageer (3)
    25-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gelinden en de bank
    Het land van Luik werd verdeeld in 21 regeringskwartieren (districten, bans, drossaerdschaps) in        Loon en in Haspengouw.  Haspengouw had 4 districten, oa dat van Montenaken met 1 Drossaerd en 1 Luitenant-drossaerd (soms 2), waarvan 1 te Montenaken en 1 te Gelinden.
    Alleen leden van oude Adel konden volgens keizerlijk diploma van 14 mei 1707 drossaerd genoemd worden.  Drossaerd waren de graven van Duras, van Lynden, Mirbich, Heers, Glynnes, Berlaymont en de Borchgrave van Bovelingen.
    Van 1685 tot 1710 was Ernest Balthazar van Oyenbruggen "Drossaerd des Ampts Montenaken en der ding-banke Gelinden".
    Van 1772 tot 1796 was de hooggeboren en edele Heer Graaf Joannes Guillaume Michael Pascales de Borchgrave, baron van Elderen, de landdrossaerd van Montenaken.  Hij benoemde in 1772 als luitenant de heer Petrus Jacobus Vanbuitennake van Sint-Truiden.
    Het drossaerdschap Montenaken bevatte 36 dorpen. De volgende dorpen volgden de gewoonten van Luik : Brustem, Corthys, Halle, Hautain-l'Eveque, Montenaken, Walsbetz en Wezeren.
    De andere dorpen volgden de gewoonten van het land van Loon : Bouckhout, Engelmanshoven, Gelinden, Grootgelmen, Halmael, Mettecoven, Mielen-boven-Aelst, Kleingelmen en Vrijheers.
    In zijn"Topographia Lossensis" vemeldt Robijns in zijn artikel "Bancken ende Laet-hoven die naar Vliermael ten hoff te gaen" ook Gelinden met zijn bank.
    De gemeente Gelinden volgde de gewoonten van Loon, evenals zijn bank. Om in beroep te gaan en om volmachten te vragen wendden zij zich tot het Hooger Hof van Vliermael.
    De bank van Gelinden bestond uit de gemeente Gelinden (waar de schepenen zitting hielden) en uit de Gemeenten Groot-gelmen, Klein-gelmen, Engelmanshoven en Mettekoven.
    Eertijds hoorden ook de gemeenten Opheers en Batsheers tot de bank, en de schepenen van Gelinden waren toen rechters van Opheers met speciale opdracht.
    In Gelinden waren er in die tijd ook drie "Laethoven". De laethoven stonden onder het "Refort" van Vliermael : oa het laethof van Jean van Hamel, van de Reysen, en het hof van Roost.
    De burgemeester werd jaarlijks door de inwoners gekozen. Ze moesten de schattingen innen, mochten geldboetes eisen, samen met Drossaert of Schout, ze konden soms voor het gemeentebestuur de aankondigingen of klokslagen van de Gerichtsschepenen verzoeken.
    Om gewichtiger gemeentebelangen te verrichten, moesten ze daartoe door de inwoners gevolmachtigd zijn.
    De schepenen stonden ook in voor de ordehandhaving in de "vrijheid". Ze moesten ook de verschillende verordeningen bekrachtigen die voorgedragen werden door de Drossaerd, de schout of de burgemeester. De Gerrichtsschepenen werden samen met de Griffier door zijne Hoogheid de Prins van Luik in een geheime raad levenslang aangesteld.
    De Schout was voorzitter en samen met de 7 schepenen moest hij "recht kiezen, vinden of wijzen" en de Schout of de Drossaerd moeten hun besluiten met hun rechtsbedienden ten uitvoer brengen.
    De schepenbanken vormden destijds de Burgerlijke en boetstraffelijke rechtbank en gingen in beroep bij de "Zaal van Curingen".
    De schepenbank moest daarenboven notariële aken opstellen, testamenten en huwelijkscontracten registreren in de Gichtregisters.  Daarenboven hielden ze de "rolleregisters" bij die gehouden werden door de Griffier.  Of de schepenbank van Gelinden een doodsvonnis op zichzelf mocht uitspreken, weten we niet. Maar ze mocht in alle geval deze volmacht vragen aan het oppergericht van Vliermael.
    Onder Engelmanshoven ligt nu nog een plaats die de naam "Philippusgalg" heeft. Daar zouden de veroordeelde misdadigers terecht zijn gesteld.
    Op de steenweg te Gelinden stond een zeer oude Linde.  Daar zouden weleer Schout en schepenen, op bepaalde tijdstippen, rechtszittingen hebben gehouden.  De gerichtsbode stelde door het gelui van de banklok de gemeentenaren in kennis van de aanstaande rechtszitting. De Drossaerd of zijn Luitenant kwamen dan ook naar deze rechtszitting.  Onder de brede kroon van de majestueuze linde werden vier banken in een vierkant geplaatst.  Daarrond werd met palen een touw gespannen, vandaar de uitdrukking "de bank spannen". De luitenant-drossaerd, schout en schepenen namen plaats op de banken en de gerechtszitting kon beginnen.  De toegestroomde menigte stond achter de koorden te luisteren en kon in belangrijke zaken hun mening zeggen.  De Schout leidde de rechtszitting in en vroeg in traditionele gerechtsvragen het oordeel van de 7 schepenen.  Gerechtsboden stonden erbij op de orde te handhaven.
    Daarna gingen Schout en Schepenen naar de nabije schepenkamer om daar gezamelijk te onderzoeken welk oordeel men zou uitspreken.  In moeilijke gevallen werd op voorhand het oordeel gevraagd van het Oppergericht van Vliermael. In het huis bij de linde werd later nog een kist met oude papieren gevonden.  Op het rijksarchief van Hasselt bevinden zich de Rolle- en Gichtregisters van de Schepenbank van Gelinden.

    25-07-2008 om 00:00 geschreven door Vanswegenoven René

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (8 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    22-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Ridders en de parochie van Gelinden.
    Henricourt schrijft in zijn werk "Miroir des Nobles de la Hesbaye" enige aanduidingen over de familie "de Monferrant" van Bas-Heers.  Hij schrijft " Yves de Monferrant had éen zoon, Adam, en elf dochters, die allen huwden met edellieden.  Uit de tiende dochter sproten de ridders van Gelinden en van Rijkel in 't Graafschap Loon. Ze hadden een gouden wapenschild met zwarte leeuw.
    Van het kasteel dat de Monferrants gedurende de eeuwen te Bas-Heers bewoonden, blijft niet meer over dan een weg welke men nog "den dreef" noemt, en een plaatsnaam "t demoisellenveld achter Monferrants".  Het kasteel lag bij het gehucht Maesnil, links van de weg die van Batsheers naar de Bovelingenstraat loopt.  Het kasteel is zodanig "geslecht", dat zelfs van de grachten, die een vierkant vormden, niets meer zichtbaar is. Het schijnt dat de grondvesten en een gedeelte van de muren van de kleine hoeve, toebehorend aan Trienke van "Barons", zijn gebouwd met dikke blokken silex die overbleven van het kasteel.
    In de kerk van Batsheers vindt men nog een grafsteen en jaarlijks worden er nog 5 missen gelezen ter nagedachtenis van deze roemrijke familie. De laatste Monferrant stierf te Bas-Heers op 16 augustus 1693.  Ulrich de Monferrant bezat in 1241 goederen te Bas-Heers, evenals zijn zoon Yvan in 1315.
    Al de aangetrouwde families der elf dochters en éen zoon van Ivo de Monferrant zijn, verwantschapshalve, moeten tussenkomen in de bloedige strijd der huizen van Awans en Waroux.
    Op 12 mei 1284 ging Ridder Arnold van Gelinden (getrouwd met de 10de dochter van de Monferrants) een overeenkomst aan met de Kanunniken van St Materne, aangaande de Kerk van Gelinden. (Cart II, 382). De Ridder behield zich het recht voor de kosterij te begeven. Het Kapittel mocht een priester aanstellen om de H. Mis te lezen aan het altaar van OLVrouw. De inkomsten van het OL Vrouwe altaar volstonden niet meer om in de priester zijn levensonderhoud te voorzien, en daarom kreeg hij van de Ridder de inkomsten van de kosterij.  De Gemeente sprong ook bij en geeft hem later ook de functie van dorpsonderwijzer.
    De zoon van Ridder Arnold, Ridder Wilhelm de Gelinden (Gleyden, Glendene, Glynden), schonk op 15 mei 1306 enige bunder bouwland, gelegen te Egoven, aan de abdij van St-Truiden, bestuurd door de Abt Adam (cart. de St-Trond I p. 423).  Alzo werd de Abdij van St-Truiden de kleine tiendeheffer in Gelinden. De abdij moest bijgevolg, volgens de beslissing van den Aartsdiaken of de deken van het Concilie van Tongeren (Denis Scroux), tussen 1558 en 1572, bijdragen tot het herstel van de kerk van Gelinden.
    Het Kapittel van St Servaes en St Materne te Luik was de begever van de Pastorij en meteen ook de grote tiendeheffer.  De grote tiendeheffer moest de middenbeuk van de kerk onderhouden en zorgen voor al de benodigheden van het altaar.  Zij moesten ook de banklok aanschaffen.
    De kleine tiendeheffer moest zorg dragen voor het koor van de kerk.  Het Kerkfabriek droeg de lasten van het onderhoud van de zijbeuken en van al het meubilair dat niet behoorde tot het hoofdaltaar.  Is de toren gebouwd van op de grond, dan moestende parohianen er voor instaan. Staat de toren evenwel op de muren van het schip der kerk, dan is hij ten laste van de grootste tiendeheffer.
    Klein-Gelmen behoorde tot de parochie Gelinden.  De kapelaan van Gelinden moest er in de kapel, die toegewijd was aan OLV, twee maal per week de mis lezen. 's Zondags moesten de inwoners van Klein-Gelmen mis horen in de parochiekerk van Gelinden.
    In het verslag van het bezoek van den aartsdiaken, op 22 mei 1628, wordt ook de Kapel van Maesnil vemeld, die toegewijd was aan St Jan.  De pastoor van Opheers las er wekelijks één Heilige Mis.  De kapel was in het bezit van de Ridders  van Malta (Tempeliers).  Het gehucht Maesnil behoorde tijdelijk toe aan de gemeente Heers.
    In het hoger vermeld veslag lezen wij dat de pastoor van Gelinden, aangesteld door het Kapittel van St Materne, de opbrengst had van twaalf bunder grond, genomen aan tien vaten gerst per bunder. Hij had geen deel aan de tienden.
    Op het einde van de 17de eeuw gaf de tiendeheffer hem een toelage van tachtig florijnen.
    In 1700 telde de parochie Gelinden 73 families en 220 communicerenden.
    Volgens de parochielijsten van het voormalig landdekenaat Tongeren, opgesteld door J. Paquay, hadden wij in Gelinden : "het altaar van OLV, waarvan de inkomsten 16 mud bedroeg. De begever was het Kapittel van St Materne"
    In 1581 had de Kerkfabriek een inkomen van 18 mud gerst en de Armen een inkomen van 15 mud.
    In 1730 had de kosterij een inkomen van 20 mud gerst.

    22-07-2008 om 00:00 geschreven door Vanswegenoven René

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (12 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 02/02-08/02 2009
  • 28/07-03/08 2008
  • 21/07-27/07 2008
  • 07/07-13/07 2008
  • 30/06-06/07 2008

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Over mijzelf
    Ik ben Vanswegenoven René
    Ik ben een man en woon in Gelinden (België) en mijn beroep is Bruggepensioneerd.
    Ik ben geboren op 22/03/1947 en ben nu dus 78 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: erfgoed.


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!