Het grondgebied van België, Luxemburg en Nederland behoorde in de 14e en 15e eeuw tot het Bourgondische rijk en vanaf 1477 tot de Habsburgse monarchie.
In 1579 werd door de zeven noordelijke provincies de grondslag gelegd voor de huidige Nederlandse staat in de Unie van Utrecht. De zuidelijke provincies bleven onder Spaans gezag. Deze deling werd erkend in 1648 bij de Vrede van Münster.
In 1713 kwamen de Spaanse Nederlanden onder het gezag van Oostenrijk. Een aantal historische grenspalen in Zeeland en Limburg herinneren hier nog aan.
Later bracht Napoleon Noord en Zuid samen onder zijn direkt gezag. In 1815 werd op een Weens congres beslist om de oude eenheid te herstellen als 'Koninkrijk der Verenigde Nederlanden', met Willem I als koning. Bij deze indeling werd geen rekening gehouden met de wensen en belangen van de bevolkingsgroepen.
In 1830 vond dan de Brusselse opstand plaats, die leidde tot het ontstaan van het Koninkrijk België. Willem I wilde echter niet toegeven en erkende de Belgische onafhankelijkheid slechts in 1839. Tot dan bleven de Nederlandse en Belgische legers nog tegenover elkaar staan.
Het Groothertogdom Luxemburg vormde van 1815 tot 1890 een unie met het Koninkrijk der Nederlanden onder het Oranjehuis. Vanaf 1866 werd het echter al staatsrechterlijk onafhankelijk.
|