Driver must return to pit immediately!xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Een roman over politiek mag vooral geen politiek pamflet zijn. Een boek over pornografie mag vooral geen pornografie zijn. Een literair werk over verveling mag vooral niet vervelend zijn. Dat laatste heeft Gerard Reve met De Avonden meesterlijk bewezen. Niets is erger dan een vervelend boek schrijven over de verveling, tenzij een boek schrijven dat niét over de verveling handelt maar er toch in slaagt verveling op te wekken. En dat is het wat Verhulst doet.
Inderdaad, Gdoegb is iets wat op de duur zelfs een lintworm depressief zou maken. Zowat 180 bladzijden dezelfde cynische oprispingen op hetzelfde hyperbolische toontje
over hetzelfde miezerige hoopje mens, je zou van minder een punthoofd met schuifdeuren krijgen. Nochtans vat het boek flitsend aan, het zij gezegd, maar al na zowat 20, och pakweg 30 paginas gaat het toch ietwat drammerig overkomen en een paar tientallen paginas verder is het ook drammerig en nog eens 50 paginas verder wordt het gewoon vermoeiend, maar dan moet je het nog 80 paginas uitzingen en dat lijkt eindeloos ver.
Verhulst schrijft luid, heel luid, oorverdovend luid. Hij raast over het circuit van de mensheid in een opgefokte Ford waarvan de motor constant in overdrive giert. Zonder éénmaal zijn remmen te gebruiken. Zonder éénmaal zijn oliepeil te laten controleren. De pitstop negeert hij evengoed als de vlaggen, of het nu de gele is (hazardous situation, reduce speed) of de roodgele (grip on the track surface has detoriated) of de zwartwitte (unsportsmanlike behaviour) of de zwarte (disqualified, driver must return tot pit immediately). De stank van de verbrande rubberbanden dringt je in de neusgaten. De verhitte motor slaat de vlam in de olie, maar daar let onze held niet op. Hij ziet de finish en drukt nog wat zwaarder op het gaspedaal. Daar wordt de geblokte vlag al gezwaaid! Yes! Ginds wacht de knallende champagne!!!! Ginds spettert reeds het vuurwerk van Hiroshima!!
En Dimitri raast voort, constant met hoog toerental. Geen ogenblik rust gunt hij de lezer, die op elk blad-zijde, in elke alinea de uitlaatgassen van zijn cynisme in het gezicht krijgt. Ja, zelfs geen iro-nie, geen satire, geen sarcasme, maar scham-per, stekelig, vlijmend, soms wrang en nurks, zelfs odieus en sardonisch, en bovenal minachtend cynisme is het wat de losgeslagen piloot achterlaat. Hij mag dan al beweren: Noem het herinneringen aan een verloren cynisme. Ik heb het cynisme als manier om in het leven te staan overschat. Sloterdijks Kritiek van de cynische rede was ooit mijn bijbel. Ik heb er graag mee staan zwaaien, tot ik beter wist. Cynisme is een intellectueel wangedrocht, een verwerpelijke en gemakkelijke levensstijl, toch beseft hij ook: Maar van dat zwarte kantje op mijn ziel raak ik natuurlijk nooit verlost. Dat speelt in dit boek fel op. (Dimitri Verhulst, de Morgen, 27.09.08)
Puke and shit
Goed eten en goed kakken houdt den dokter uit uw zakken, was de lijfspreuk van mijn nonkel Dictus, die we naar inhoud en vorm ook wel nonkel Dikke noemden. En of hij gelijk had, de mens! Zelfs af en toe een vriendelijk diarreetje zou een gezonde invloed hebben op lichaam en geest. Maar diarree die te lang aanhoudt, zeg maar: chronische spuitpoep, gaat op den duur pijn doen aan de uitlaat. Of zal ik het toch maar wat hoger verwoorden: kotsen kan verlichting geven, maar blijven kotsen schuurt het slikgat open. En dat is het nochtans wat Dimitri presenteert: één continue diarree van kruiertaal, één braakpartij van schuttingwoorden, één opeenstapeling van puke en shit. Of, voor wie het wat decenter wil: één paternoster van klagen en urmen, met dit verschil dat een paternoster slechts 55 kraaltjes telt en Gdoegb meer dan 180. Een zekere blogger, die zich Bumps noemt, drukt het zo uit: Trop is trop en dit was trop! 200 pagina's klagen is verschrikkelijk.
Maar niet alleen bij bloggers, ook bij geroutineerde critici slaat de verveling alras toe. Frank Hellemans in Knack: Verhulst zou Verhulst niet zijn als hij niet enkele aparte archaïsmen weet op te dissen. Maar voor de rest heeft hij zichzelf in slaap gezongen. () Terwijl Verhulst in zijn beide vorige geslaagde vertellingen () de aparte mores van een kleine gemeenschap tot in haar karikaturale uithoeken in beeld bracht, houdt hij hier slechts een flauw karkas over dat vlug begint te vervelen. (08.10.08). - Arie Storm in Het Parool: Het boek is geschikt voor de lezer vanaf zes jaar. Even voorlezen en het kind valt vrijwel direct in een rustige slaap, dromend over een vette dodo in de pan. (09.10.08) - Max Pam in HP/De Tijd: Als je het boek uit hebt, ben je dan ook behoorlijk uitgeput. () Veel variatie is er niet. () Naast het Hollandse poepen gaat het over het Vlaamse poepen, dat wil zeggen over de geslachtsdrift. Die wordt bedreven met weer een andere menselijke uitgang. () Het boek lijkt ook meer op een uit de hand gelopen stijloefening: de Mens wordt bijvoorbeeld consequent omschreven als t, maar dat begint na een tijdje te vervelen. () Ook vanwege het gezellige Vlaams () denk je voortdurend dat dit het mensbeeld is van iemand die aan de stamtafel in Zottegem een pintje zit te drinken. (31.10.08) - Dennis Pauwels in Cultureel Jongeren Paspoort: Dat het echter nergens écht boeit, dat het vaak een mooie-woorden-brij is, dat vertelt niemand () Stel het je voor als een dronken man die aan de toog hangt en je (met de ogen toe) vertelt over zijn leven: onsa-menhangende brol, veeeeel herha-ling en doorspekt met seks. (19.10.08)
Leesvoer voor op het wc
Blijkbaar brengen weinigen de volharding op om tot het eind toe in sprakeloze bewondering te staan voor de onstelpbare secretie-vloed van de lievelingsauteur van het Vlaamse publiek (Nova), hoe spectaculair en acrobatisch die soms ook wordt uitgevoerd. Vijf, zeven, tien bladzijden aan één stuk hou je het vol om mee over de emmer te hangen, maar dan heb je behoefte aan frisse lucht en doe je het deksel er weer op.
Vooraleer het boek te sluiten mag je echter niet vergeten een bladwijzer tussen de bladen te steken, anders ga je wis en zeker de plek niet meer terugvinden waar je gebleven was in die eindeloze stroom van plezantigheden. Het ideaal is het godverdomse drukwerk op het wc te deponeren, zodat je er, telkens als je een stomme bedevaart gaat doen, een aantal bladzijden in kunt lezen. Elke dag een beperkte dosis, bijna zoals de paterkes vroeger hun brevier lazen - maar die deden het dan wel in de bloeiende gaarde van het kloosterhof (Paul De Mont).
Ja, een kwartier, hoogstens een half uur van die schampe-re kost is leuk, dat geef ik toe, zodat de monotonie van het gekanker niet toeslaat en alleen de lach overblijft zoals bij een niet al te lange sketch. Wij zijn ervan overtuigd dat Dimitri hoge ogen zou gooien indien hij, zoals hij een paar keren per week in De Morgen doet, de tekst van Gdoegb zou presenteren in columnvorm.
Het is met Gdoegb zoals met een moppenboek, dat lees je ook niet in één ruk uit, zelfs niet wanneer het zoals de bestseller van Walter Van den Broeck, Een cola met 6 rietjes, maar 30 paginas Hollandermoppen bevat, die onze ex-Heibelmusketier bij elkaar harkte toen er nog wat muitziek bloed in zijn ondertussen geacademiseerde aders bruiste.
Verhulst is een podiumbeest, heb ik ook hier en daar gelezen. En dat Gdoegb een performanceboek is: Een boek om op een podium te brengen. Luid en onversneden. Omdat je achter elke zin zijn stem ook hoort. Die zuigende stem die pompt en steunt. Lijzig maar met een ondertoon van puur geweld. Neen, dit boek voorlezen, dat zal vonken geven. (Roel Verniers, Knack, 25.09.08). En ja hoor, wanneer Dimitri spreekt en leest, boeit hij, al was het maar om zijn controversiële persoonlijkheid en zijn nurkse fysionomie. En dus werd er van Gdoegb ook nog eens een luisterboek gemaakt, gelezen door de auteur zelf. Het duurt 5 cds lang, wat over-eenkomt met zowat 5 en een half uur luis-teren. Zelfs Menno Kooistra, die zich nochtans in Eeuwig Weekend (13.10.08) een groot bewon-deraar van de schrijver én voorlezer Dimitri Verhulst noemt, laat doorschemeren dat het erover is.
Ja, de tekst van Dimitri knettert als een vuurwerk, en een vuur-werk kan mooi zijn
indien het niet té lang duurt. Maar wanneer het maar blijft sissen en knallen en exploderen, verdwijnen zelfs de meest gehaaide liefhebbers met een stijve nek in een van de cafeetjes in de omliggende straten. Denkend: we hebben het nu wel gehad.
Of toch maar een stoomtrein?
Er is met Gdoegb iets vreemds aan de hand. De jachtige stijl die het boek op het eerste gezicht kenmerkt, blijkt uiteindelijk gezichtsbedrog te zijn. M.a.w. Gdoegb lijkt wel, maar is absoluut niét geschreven in een gulp. Neenee, Dimitri heeft er, naar eigen zeggen, dagen en dagen aan gewerkt. En dat blijkt ten langen leste ook zijn weerslag te hebben op de vaart van het feitelijke verhaal, die toch niet beantwoordt aan de geproduceerde decibels. Zodat we misschien toch beter het beeld van een stoomtrein in plaats van een Formule1-wagen op het boek plakken. De stoker Dimitri schopt de ketel van de locomotief boordevol, maar krijgt geen echte schwung in de machine. Stoomwolken genoeg, dat wel, zodat de reiziger die uit het raampje hangt, constant de vuile smoor in zijn gezicht krijgt.
Het voorbij rollende landschap is overigens niet steeds van die aard om oo-tjes en aa-tjes te slaken. Gelukkig zijn er ook hilarische momenten waar-op het wél prettig rijden is, zoals wanneer we door het oude Rome stomen en de maffe Romeinse keizers aan het werk zien. Die momenten, waarin de absurditeit hoogtij viert, vormen jammer genoeg slechts een 40-tal pagi-nas. Niet voldoende dus om te spreken van een geniaal boek, zoals sommigen het uitkraaien. De meeste paginas munten veeleer uit door saaiheid en eentonigheid.
Zelfs de Papieren Man Dirk Leyman blijkt in De Morgen niet goed te weten hoe zijn pen vast te houden. We kunnen het niet beter formuleren dan met de woorden van ene blogger die zich Pascal Digital noemt: De recensent van De Morgen moet, gezien zijn positie in het Vlaamse geschreven-medialandschap, het meest op eieren lopen. Wie het stuk goed leest, moet er niet aan twijfelen: Dirk Leyman vindt, net als Hellemans en Reynebeau en elke serieuze lezer, Godverdomse dagen
een kutboek. Maar de manier waarop hij, zijn broodheer en publiek indachtig, dat net níet zegt, is aandoenlijk. Al in zijn inleiding stelt Leyman dat Verhulst ongetwijfeld een literaire lefgozer is, maar hij vraagt zich meteen af of het boek niet vooral een volgehouden stijloefening is. In het ongetwijfeld uit de vaststelling zit al meteen het antwoord op de vraag. Ja, dus. / In het stuk dat na deze inleiding volgt, probeert Leyman vooral om de hete brei heen te stappen. Een positief woord valt er nauwelijks te rapen, de negatieve opmerkingen blijven vriendelijk en wat ontwijkend. Een vergelijking met Julian Barnes Een geschiedenis van de wereld in 10 ½ hoofdstuk, gaat slechts ten dele op en zou in het nadeel van Verhulst uitvallen (indien ze zou worden gemaakt, wat dus niet echt gebeurt). De boodschap wordt erin geramd, slechts in de stijl valt schoonheid te rapen (Leyman suggereert natuurlijk dat een goed boek méér moet hebben dan een goede stijl). Pas in de laatste lijnen geeft Leyman een beetje meer lucht aan zijn ergernis: na een poos gaat de opeenvolging van calamiteiten in de kleren hangen en de woorden gimmick, geginnegap en rijmelarij vallen.
Café De Rosse Foef
We hebben het hierboven al gehad over het Reetveerdegems. Dat is een dialect, zoals het wellicht gesproken werd ten huize Verhulst. Dimitri is er erg bedreven in, dat moet gezegd. In tegenstelling tot Brusselmans, die steeds weer op dezelfde 30 schuttingwoorden terugvalt, beschikt Dimitri over een heel wat uitgebreider arsenaal van scabreuzig-, gortig-, bot-, schunnig-, grof-, ploertig-, ongelikt-, vunzig-, smerig-, platheden.. Zeg maar dat het Reetveerdegems bijwijlen stinkt als tussen de boer zijn tenen.
Net zoals de inhoud gutst van alle mogelijke vochten uit alle mogelijke openingen, zo spatten de four-letter words op elke bladzijde in het gezicht van de lezer, die in het begin zijn bril wel eens afveegt, maar na een tijd denkt: nu is het stilaan genoeg. Straffe taal noemen ze dat, maar ze bedoelen eigenlijk: gore taal, groezelige taal, vieze taal, obscene taal, drekkige taal, ploertige taal, vileine taal, ongewassen taal, ranzige taal, vulgaire taal. Maar, en dat moet ook gezegd, met een verbluffende gevarieerdheid uitgespuwd, van ronduit kwalsterend tot dunnetjes tussen de tanden gespoten.
Echte laag-proleterige toog-taal, zullen we dus maar zeggen, van dok-werkers met vettige klakken, die na hun dagtaak in café De Rosse Foef aan de toog hangen en na hun 14e pils achterover te hebben geklokt, op de bruingepiste koer een wedstrijd houden om het verst rochelen. Het lijkt wel de taal van een bezitter van cholera, schijterij, hepatitis, tuberculose, lepra, tyfus. Eigenaar van ruggenmergtering, leverknobbels, gonorroe, hondsdolheid, aambeien, psoriasis en spruw (pag. 69).
Nu zijn er ook lieden die Verhulst de nieuwe Boon noemen, en vorige werken, zoals De helaasheid der dingen, getuigen inderdaad van een sociale verwantschap met El Pee, maar in Gdoegb is van enige bezorgdheid voor ouwe Jan en jonge Jan weinig te bespeuren. Of het zou moeten zijn dat het taaltje van Dimitri verwijst naar de beruchte Klotensoep die Boontje in De Kapellekensbaan in de mond legt van zijn alias, de dichter en dagbladschrijver Johan Janssens.
Laberdi, laberda, laberdonia
Fijnzinnige humor moet je in Gdoegb niet verwachten, want Dimitri hakt er met het grove kapmes op. Het gaat hem zo van: Zowel zij die geloven in een god die profetenkindjes maakt met zijn onderbroek nog aan als zij die geloven in een god waarvoor het wijfdom pruiken draagt, gebruiken wierook als zij hun gestorvenen moeten afgeven aan de kevers en de keizers van de ondergrond. Waar staat t met zn kostelijke woorden over de verrijzenis als uit alle kisten de geur van openscheurende darmen en kapot gegiste ingewanden komt gestegen? (p. 79). Of: Er zijn er nochtans die van s morgens tot s avonds dapper in hun blote lopen om gods incompetentie aan te tonen en zwart op wit te bewijzen dan geen toorn hen treft. Maar dat zijn zieken die vogelen met demonen, de duivel afzuigen na twaalf uren s nachts. En dat is dan nog niets. t Heeft zowaar kennis genomen van het opzienbarende feit dat der-gelijke kwasten hun broek laten zakken om zwarte katten te bekruipen. Witte willen ze niet. Ze hebben sodomie met zwaargeschapen dieren, copuleren met schepselen die ruiken naar zwavel en die op gespleten hoeven de vele donkerten van de nacht ingaan (p. 101). Ik wil ze niet tellen, de bladzijden waarop je dat soort verheffende literatuur aantreft, zo helemaal in de trant van standup-comedians à xml:namespace prefix = st1 ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:smarttags" />la Alex Agnew of Sammy Deburggraeve.
Kenmerkend voor de stijl van Verhulst zijn ook het bombastische, het retorische, het burleske, het pompeuze, het emfatische, het opzettelijk archaïsche, waardoor hij wel eens op de lachspieren werkt. Maar zodra de lezer doorheeft dat Dimitri nóg maar eens dezelfde trukendoos opentrekt, verliest ook dat zijn effect. Ik citeer nogmaals Arie Storm: Er wordt veel te pas en te onpas aan rijmelarij gedaan. Er zit een melige running gag in het boek (). Spreekwoorden worden ironisch in de strijd geworpen. Volksliedjes worden opgelegd geestig ingezet: 'Een eigen krot, een plek onder de zon...' Er wordt nogal wat met kreten en uitroeptekens gewerkt: 'Geen probleem! Hopla!' Nou ja, samenvattend, die stijl houdt deze keer ook niet over. (Het Parool, 09.10.08) Ook Frank Hellemans gaat in die richting: Zijn deuntjes zijn zo gepiept en beklijven nauwelijks. Hij heeft een voorkeur voor infantiele rijmpjes (Knack, 08.10.08)
Nu moet ik toegeven dat juist die infantiele rijmpjes en knotsgekke uitroepen, hier en daar ingelast om de absurditeit te accentueren, het bij mij wél doen. Het zijn voor de lezer uitlaatkleppen om de absur-diteit van het boek te overleven. Vergelijk het met een tragische opera waarin plotseling een muzikale clown onaangekondigd dwars over de scène loopt met een bombardon waarop hij een paar plompe stoten blaast. Een paar voorbeelden: Uitslapen, uitslapen? Niks van uitslapen! Direct de beuk erin ja! Gaan met die banaan! (p. 52) - t Organiseert hoerenbeurzen op de grootste sportterreinen die t heeft, toegankelijk voor koper en verkoper, want er dient tenslotte te worden geneukt om deze stad te redden van haar ondergang. Poepen voor de stadskas, beuken uit burgerzin. Laberdi, laberda, laberdonia. (p. 60)
Een categorische imperatief
In een van de afleveringen van De slimste mens ter wereld - je weet wel, het spelprogramma waarin de gesjeesde rector van de KUL en professor kerkelijk recht Henri Maria Dymphna André Laurent van Schoenen Torfs de plezierelierigaard komt uithangen - vroeg de quizmaster wie het hoofdpersonage is in de roman Gdoegb, maar Sophie Matthys en zeker Goedele Liekens bleven het antwoord schuldig, en ja, zelfs de onklopbare Bart De Wever hield zijn tong achter zijn tanden. Maar toen Erik Van Looy t zei, gingen meteen de wenkbrauwen van alle slimste mensen naar omhoog, alsof ze het boek wél gelezen hadden. Nu is t wel niet echt het juiste antwoord, want in Gdoegb is er in feite geen personage, zoals dat normaliter begrepen wordt. Het verwerpsel t is een soort van linguïstisch symbool, een verzamelletter voor het bestaansfenomeen mens dat door een negatieve categorische imperatief gedreven wordt.
Het gevolg daarvan is dat de lezer, die geacht wordt zich ermee te identificeren, daar op geen enkel moment toe komt. Kortom: Je mist tastbare hoofdpersonen, intieme anekdotiek, een sprankje rust of vrede (). Godverdomse dagen is moeilijk inleefbaar. (Daan Stoffelen, Recensieweb). Ook een plot ontbreekt, tenzij je een aaneenschakeling van historische feiten een plot wil noemen, en dan nog: De plot is daarbij overbekend. We weten wat zal gebeuren; de grote geschiedenislijn die Verhulst volgt, bevat geen verrassingen. En nu deze 'intrige' ook nog eens niet wordt geschraagd door zich werkelijk ergens voor inzettende personages, wordt dit boek wel bijzonder saai. (Arie Storm, Het Parool, 09.10.08)
Een andere reden waarom elke empathie ontbreekt, is de grote zwartgalligheid, gecombineerd met een bijna nog dodelijker onverschilligheid, die uit de tekst blijkt. Je mist het menselijke een beladen term na lezing van dit boek , het mededogen, de hoop. (Daan Stoffelen, Recensieweb)
Kluizenaar met vrouw- en poeslief
Dodelijke onverschilligheid, inderdaad. Dimitri gelijkt een beetje op een Jantje Vlegel die grijnzend naar de gruwelijke carnavalstoet staat te kijken die in de Sukkelstraat van Reetveerdegem voorbijtrekt, en ondertussen in zijn broekzak druk doende is aan zijn piemeltje te friemelen.
Dat zijn Godverdomse dagen zouden zijn geschreven uit woede en heilige (nou ja) verontwaardiging, zoals sommige fans beweren, is flauwekul, stelt Frank Hellemans: Toen Louis-Ferdinand Céline en Louis Paul Boon en ook de jonge Van Ostaijen hun groteske afrekeningen met de menselijke soort publiceerden, werden ze bezield met het heilige vuur van verontwaardiging () Verhulst wou hun litanieën blijkbaar naar de kroon steken maar mist de bezieling. Wat overblijft, zijn de koude kunstjes van een pseudorevolutionair. Misschien is Verhulst in zijn zelfgekozen kluizenaarschap met vrouw- en poeslief, ver weg van de drukke wereld, domweg gelukkig (). Dat hij dan daarover schrijft in plaats van zich krampachtig te wentelen in afgezaagde retoriek tegen de zogenaamde vooruitgang. (Knack, 08.10.08).
Zelfs Geert Schuermans, de boekenchief van Cutting Edge, die Gdoegb zonder meer een geweldig boek noemt en niet aarzelt Verhulst te kronen tot dé stylist van de Vlaamse - ach wat - tot dé stylist van de Nederlandse Letteren, voelt dat er wat schort aan de geloofwaardigheid van Dimitris enga-gement: (Verhulst) is kwaad op de mensheid. Kwaad omdat onze hebzucht en bloed-dorst altijd weer de bovenhand nemen. Kwaad omdat de hersenloze streber het steeds opnieuw haalt van de lummelende kunstenaar. () Het is daarom des te spijtiger dat Gdoegb met zo'n gigantische commerciële stunt op de wereld losgelaten is. Het ondergraaft de geloofwaardigheid van deze ijzersterke roman en van zijn schrijver. Waarmee hij bedoelt dat Verhulst in feite gebruik maakt van datgene waartegen hij fulmineert: met alle middelen van zijn boek een commercieel product maken.
Zou het dan toch waar zijn, wat Dimitri op een onbewaakt ogenblik in Humo bekende: Ik vertoef graag in het rijtje burgerlijke schrijvers, naast Brusselmans en Boon. Schaapjes op het droge willen hebben, een verlangen naar gemak en comfort en zekerheid, ik ben daar helemaal niet vies van. Het is altijd mijn grote streven geweest een burger te mogen worden. (Humo, 08.08.06)
Het is acht uur zestien
En dan de structuur van Gdopgb. Het is eenvoudig: er zit helemaal géén literaire structuur in. Dimitri heeft er blijkbaar maar op los geschreven, met als enige leidraad het tijdsgewricht, maar ook dat is vervormd en nogal eens onduidelijk. Toch heeft de auteur een climax voor ogen gehad naar de apotheose van de absurditeit: de Götterdämmerung van Hiroshima. Tijdens de lectuur botsen we regelmatig op het vraagje Hoe laat is het?, zonder dat we weten waarom die vraag wordt gesteld. Tot op de voorlaatste bladzijde, waar het gaat over de catastrofe van Hiroshima. Het is acht uur zestien. Zo laat is het, lezen we daar. En acht uur zestien zal het altijd blijven, wat horloges één minuut later ook mogen beweren.
Op de allerlaatste pagina vinden we zowaar ook een miniem sprankeltje geloof: Maar goed, t kan niet blijven snotteren. Daar keren de verdampten en vergasten niet mee weer. () Voorwaarts moet t nu kijken (). Helaas, ook nu komt onmiddellijk de scepsis weer bovendrijven. Het zinnetje Voorwaarts moet t nu kijken wordt immers aangevuld met zoals t altijd al voorwaarts heeft gekeken, wat in het licht van de 180 voorafgaande paginas allesbehalve positief klinkt. De allerlaatste regels van het boek zijn wel een tikkeltje zachter, in die zin dat het cynisme vervangen is door sarcasme: Voorwaarts moet t nu kijken, zoals t altijd al voorwaarts heeft gekeken. En volhouden in zijn streven naar een auto en een ijskast voor iedereen. Voor iedereen met een wit vel. Voor iedereen met een wit vel die niet te luid bij de vakbond zweert. Voor iedereen met een wit vel die niet te luid bij de vakbond zweert en op zondag vader en moeder eert.
Wat die vakbond er plotseling bij komt doe, weten we niet, maar echt geloof in de mensheid is dat zeker niet, wat nog duidelijker wordt in de ultieme woorden van dit absurde theater, waar de bombardon vervangen wordt door een heuse bigband: En de bigbands spelen mambo. En zo wordt de idee van vooruitgang opnieuw van zijn illusie ontdaan.
Mn goeie vriend meneer Vercammen
Godverdomse dagen geeft dus een heel eenzijdig, heel eng beeld van het mensdom, door alleen oog te hebben voor de tweede syllabe van het woord (dom) en de eerste (mens) compleet te negeren. Een negatiever en eenzijdiger boek heb ik in mijn hele leven nog niet gelezen. De kots en kak stromen uit alle kieren en reten. De educatieve waarde, die enkelingen in het boek menen te ontdekken, is zero-nul. Maar voor sommige moderne leerkrachten is dat blijkbaar geen bezwaar om het boek als verplichte lectuur aan de leerlingen te geven. Ik moest dat boek verplicht lezen voor school van mn goeie vriend meneer Vercammen, vernemen we dan op een of andere blog. Voor mijn part mogen ze meneer Vercammen onderdompelen in een reusachtige emmer die tot boven toe gevuld is met drek. Een halve dag volstaat al, jaja, hij zou wel tot andere gedachten komen. Hoewel
met moderne leerkrachten weet je maar nooit.
Gelukkig horen we ook andere blogstemmen, zoals deze: De educatieve waarde van de titel voor onze schoolgaande jeugd past helemaal binnen het politiek-correct opvoedingspatroon zoals dit in de maand mei 68 werd bijeengescheten door ongewassen langharigen in een kunstmatig verouderde jeans. En ook over de zgn. informatieve waarde is niet iedereen even enthousiast. Voor de historische betrouwbaarheid of als alternatieve geschiedenisles is dit boek niet erg nuttig, lezen we op een andere blog. Als ik een boek over de evolutie van de mens wil lezen ga ik wel onder de term geschiedenis zoeken en niet roman. En alweer een andere blogger zegt het zo: Als we ooit onze kennis van de wereldgeschiedenis willen bijschaven, dan lezen we wel de encyclopedie. Binnenkort in zestien delen gratis bij Humo.
Oef, uit onze borst ontsnapt een zucht van verlichting.
En nog wat godverdomse blogstemmen
* Ik heb het geprobeerd, maar het boek Godverdomse dagen op een godverdomse bol van Dimitri Verhulst krijg ik niet uitgelezen.
* Verhulst is mijn favoriete schrijver, maar ik krijg Godverdomse dagen ook niet uitgelezen. Ik ben amper op de vijfde pagina geraakt.
* Heb er ook last mee. Ook al heb ik Verhulsts vorige romans wel in een wip en een zucht uitgelezen. Godverdomse dagen lijkt een te lang uitgesponnen goed idee.
* Naarmate ik door het boek begon te lezen begon het verhaal nog saaier te worden.
* Ik heb het boek zo snel mogelijk willen lezen, maar het lukte maar niet.
* Het boek valt dus al bij al wel mee, maar voor herhaling vatbaar is het toch niet. Vraag me niet het een tweede keer te lezen.
* « Dimitri's recentste boek is een prachtig, virtuoos geschreven werk. Voor een misantroop als ik verwoordt het ook perfect waarom mijn kijk op de mensheid niet fraai is. Maar het is een aanrader voor iedereen om het te lezen. Voor de geweldige taal en/of om eens even goed na te denken. »
* Awel, dat boek trok op gene zak!!
* Het is niet dat D. Verhulst goeie boeken heeft geschreven dat Gdoegb tot één ervan behoort, sorry.
* Hij zat gratis bij de Humo, dus ben ik hem beginnen lezen. Ik vind het maar rommel om eerlijk te zijn.
* Ik zit nu aan pagina 90. Het begin vond ik fantastisch ! Maar het deel nu vind ik al minder.
* Door de voorgelezen stukken was ik verkocht, ik ga het boek kopen en ook voor mijn schoonmoeder en haar moeder.
* Ik zit aan pagina 30 en vind hem echt slecht.
* Ik heb hem weggegeven.
* Ik vind het evenaf prachtig om lezen, deze satierische hystorische beschrijving van de homo sapiens. (sic)
* Het doet mij denken aan een schilderij van Jeroeminus Bosch, die ook prachtig zijn, zonder dat ge ze goed kunt vatten. (sic)
* Ik heb het geprobeerd, maar ik krijg het niet uitgelezen. Het is nochtans niet zon heel dik boek, amper 186 paginas, maar zo rond de middeleeuwen ben ik afgehaakt.
* Na vier bladzijden was het me al duidelijk waarom dit boek gratis bij Humo zat. Normaal gezien leg ik een stuk krantenpapier op de bodem van onze groene bak, zodat het restafval niet aan de bodem blijft kleven als het wordt opgehaald. Deze week kwam ik in de verleiding om dit boek daarvoor te gebruiken. »
* Ik heb enkele bladzijden uit het nieuwe boek van Verhulst gelezen en ben een voldoende geoefend lezer om al meteen op basis daarvan te besluiten dat ik niets essentieels mis als ik t in de hoek gooi.
Frans Depeuter in Heibel 14.1
|