Hij is voor haar een lentebries, een ochtend vol geluk, een regenbui heel koel en fris een vogel op zijn vlucht
Zij is voor hem een ranke roos, een zoete rode wijn, een aangenaam oord heel warm en knus waar het goed is thuis te zijn
Samen zijn zij telkens weer dat hele hechte paar dat 't zonlicht draagt, de regen torst en elke dag opnieuw wil leven met elkaar
Hij is voor haar niet de bejaarde man die al d'anderen in hem zien, met kwaaltjes hier en pijntjes daar, en slechtziend bovendien
Zij is voor hem niet oud en grijs, maar even mooi als toen, al kwam er tussen 't goud al heel wat grijs, dat vervaagt hij met een zoen
Als zij zich 's avonds naast hem vlijt, en zacht z'n handen streelt dan voel je enkel 't groot geluk dat zij altijd samen hebben gedeeld
©
|