Jan Klaassen: "Katrijn, je bent lelijk."
Katrijn: "Dat mag je niet zeggen Jan Klaassen, ik ben mooi."
Jan Klaassen: 'Katrijn, je bent lelijk."
Katrijn : "Ik ga naar de rechter."
Katrijn: "Rechter, Jan Klaassen zegt dat ik lelijk ben."
Rechter: "Dat mag Jan Klaassen niet zeggen, dat is kwetsend."
Katrijn: "Zie je nu wel, de rechter vindt mij mooi."
|