Nadat we hotel Homan in Bandoeng moesten verlaten omdat de Japanners er hun intrek in namen, vertrok mijn moeder met haar vier kleine kinderen naar het even buiten Bandoeng gelegen Dago hotel aan de Dagoweg. Mijn moeder was inmiddels - via een ooggetuige - op de hoogte gebracht van de executie door de Japanners van haar echtgenoot, onze vader. Hij was samen met apotheker Goossens en zuster Jansen en vele anderen, geëxecuteerd in de omgeving van Soebang. (Aan ziekenhuis-zuster Jansen en apotheker Goossens werd postuum het Verzetskruis Oost Azië uitgereikt, omdat zij geprobeerd hadden de Britse patiënten, die in het ziekenhuis van Soebang lagen, te beschermen tegen de Japanners.) Alsof dat al niet dramatisch genoeg was kwam het volgende rampscenario er nog aan. Na een verblijf van enkele dagen in het hotel in de Dago heuvels kwam er een vakantiehuisje vrij dat bij het Dagohotel hoorde. Daar ging ons gezin tijdelijk in wonen. Japanse vliegtuigen vlogen nog steeds over en men moest regelmatig van de weg in de naast gelegen greppel springen om dekking te zoeken. Op enig moment kwam een Japanse officier bij mijn moeder op inspectie. Wellicht wilde hij inspecteren of de overige huisjes gebruikt konden worden door het Japanse leger. Een Nederlandse man, die de beheerder was óf ook in één van de huisjes verbleef kwam direct naar mijn moeder toe en deed zich voor als hoofd van het gezin. Daarop verdween de Japanse officier. Enkele dagen later werd het gezin 's nachts opgeschrikt door inheemse inbrekers, die kennelijk op zoek waren naar voedsel. Toen was de maat vol en begreep mijn moeder dat ze in een levensgevaarlijke situatie verkeerde. De volgende dag belde zij naar diverse officiële instanties om vervoer naar Bandoeng te regelen. Niemand bleek echter bereid om dat waagstuk te ondernemen. Vervolgens belde zij naar de pastoor in Bandoeng en vroeg hem ons op te komen halen. Gelukkig was hij daartoe bereid en zo bereikten we na een gevaarlijke rit de stad Bandoeng weer. Wij konden aanvankelijk onderdak vinden in een pension in Bandoeng. Na enige tijd namen wij onze intrek in de bijgebouwen van een huis aan de Kanarielaan. Totdat wij in een andere straat terecht kwamen in een gedeelte van een huis dat gelegen was tegenover een hotel waar Japanse officieren woonden. Na al deze omzwervingen kwam het gezin tenslotte terecht in een huis van drie kwamers in de Ananaslaan. Dit was een kleine twee-onder-een-kap woning. Er stonden naast elkaar nog meer van die 2-onder-1-kap woningen. Op 4 van die naast elkaar gelegen woningen hadden die huizen een naam gekregen. Te weten: Lang gewacht (op het eerste huis) en op de volgende 3 huizen: stil gezwegen, nooit gedacht, toch gekregen . Omdat er steeds meer vluchtelingen onderdak moesten hebben in Bandoeng werd deze drie kamer-woning na enige tijd in drieeën gedeeld. Wij kregen de middelste kamer; in de voorkamer verbleef een weduwe en in de achterste kamer woonde een oudere mevrouw met haar 2 dochters. Bij elkaar dus 9 bewoners.
|