Dit Blog is een eerbetoon aan mijn moeder, die met 4 kleine kinderen in de leeftijd van 0 tot 12 jaar, in 1942 plotseling in een Jappenkamp terecht kwam. En die al het mogelijke heeft gedaan om ons er door heen te loodsen en het er levend van af te brengen. Hetgeen is gelukt.
Foto uit 1929. Het huis van de familie op de plantage Tjigaroekgak (Cigarukgak).
Moeder Emma Dederichs met haar spruiten, april 1933.
Foto's uit de dertiger jaren.
Boven en onder.
Samen op de foto met de kinderjuffrouw baboe Danie.
Familiefoto's uit 1933 en 1934
Local Subang people
Oorlogskind op Java
Van Soebang tot Batavia 1942-1946.
23-12-2007
Ananaslaan Bandoeng
Evenals wijzelf woonden (in de oorlog) in de Bandoengse Ananaslaan, iets meer naar beneden de helling af, onze tante Jopie. Zij was een zuster van mijn vader en had twee kinderen, Renie van 5 en Eddie van 11 jaar. Haar man, onze oom Jaap Marissen, was tabakplanter in Djember. Maar al lang vóór het uitbreken van de oorlog was hij opgeroepen bij de Nederlandse Marine omdat hij in z'n jonge jaren koopvaardij officier was geweest. In die hoedanigheid moest hij onder meer kruispeilingen verrichten van Japanse vlootbewegingen. Vlak vóór of tijdens de capitulatie van Nederlands-Indië aan Japan, kreeg hij opdracht om het in de buurt van Bandoeng gelegen militaire peilstation Rantja Ekkek op te blazen. Met een aantal andere collega's heeft hij dat volbracht. Gelukkig dat de Japanners dat nooit te weten zijn gekomen, anders had hij het meteen niet overleefd. Later kwam hij als krijgsgevangene aan de Pakan Baroe spoorweg te werken op Sumatra.
Tante Jopie woonde in een huis met de naam Keep Smiling op de voorgevel. Die naam mocht er van de Japanners op blijven staan. Andere huizennamen die de Japanners niet welgevallig waren, moesten verwijderd worden. Na verloop van tijd werden ook in tante Jopies huis diverse andere families ondergebracht. De huizen werden dus steeds voller gestouwd met vluchtelingen. Aanvankelijk verbleven er circa 7.000 mensen in het Thihapitkamp. Maar na enige tijd was het aantal vluchtelingen, voornamelijk vrouwen en kinderen, verdubbelt tot bijna 14.000. Eerst konden de meeste mensen nog eten kopen en zelf bereiden. Na verloop van tijd was er ook geen eten meer verkrijgbaar en kwam er eten uit de gaarkeuken. Onze Bennie van 4 jaar presteerde het om stiekem uit een pan met voedsel te eten. In dat voedsel zaten echter bedorven garnalen, waarop hij een ernstige voedselvergiftiging opliep. En hals over kop in het ziekenhuis moest worden opgenomen waar hij geruime tijd verbleef. Mijn moeder was inmiddels ook ernstig ziek geworden waarop ik - een paar maanden oud - ter verzorging in het klooster van de zusters Ursulinen werd opgenomen. Dat klooster was ook in de buurt van de Ananaslaan. De zusters Ursulinen hielden zich oorspronkelijk voornamelijk bezig met het geven van onderwijs. In de oorlog pasten zij hun taken aan, aan de omstandigheden. In de buurt van Bandoeng was in de oorlog een luchtvaartschool voor Japanse jachtvliegtuigen gevestigd. Vandaar dat de bevolking getracteerd werd op veel angstaanjagend overronkende vliegtuigen.
De Ananaslaan was onderdeel geworden van het Tjihapitkamp.
Nadat we hotel Homan in Bandoeng moesten verlaten omdat de Japanners er hun intrek in namen, vertrok mijn moeder met haar vier kleine kinderen naar het even buiten Bandoeng gelegen Dago hotel aan de Dagoweg. Mijn moeder was inmiddels - via een ooggetuige - op de hoogte gebracht van de executie door de Japanners van haar echtgenoot, onze vader. Hij was samen met apotheker Goossens en zuster Jansen en vele anderen, geëxecuteerd in de omgeving van Soebang. (Aan ziekenhuis-zuster Jansen en apotheker Goossens werd postuum het Verzetskruis Oost Azië uitgereikt, omdat zij geprobeerd hadden de Britse patiënten, die in het ziekenhuis van Soebang lagen, te beschermen tegen de Japanners.) Alsof dat al niet dramatisch genoeg was kwam het volgende rampscenario er nog aan. Na een verblijf van enkele dagen in het hotel in de Dago heuvels kwam er een vakantiehuisje vrij dat bij het Dagohotel hoorde. Daar ging ons gezin tijdelijk in wonen. Japanse vliegtuigen vlogen nog steeds over en men moest regelmatig van de weg in de naast gelegen greppel springen om dekking te zoeken. Op enig moment kwam een Japanse officier bij mijn moeder op inspectie. Wellicht wilde hij inspecteren of de overige huisjes gebruikt konden worden door het Japanse leger. Een Nederlandse man, die de beheerder was óf ook in één van de huisjes verbleef kwam direct naar mijn moeder toe en deed zich voor als hoofd van het gezin. Daarop verdween de Japanse officier. Enkele dagen later werd het gezin 's nachts opgeschrikt door inheemse inbrekers, die kennelijk op zoek waren naar voedsel. Toen was de maat vol en begreep mijn moeder dat ze in een levensgevaarlijke situatie verkeerde. De volgende dag belde zij naar diverse officiële instanties om vervoer naar Bandoeng te regelen. Niemand bleek echter bereid om dat waagstuk te ondernemen. Vervolgens belde zij naar de pastoor in Bandoeng en vroeg hem ons op te komen halen. Gelukkig was hij daartoe bereid en zo bereikten we na een gevaarlijke rit de stad Bandoeng weer. Wij konden aanvankelijk onderdak vinden in een pension in Bandoeng. Na enige tijd namen wij onze intrek in de bijgebouwen van een huis aan de Kanarielaan. Totdat wij in een andere straat terecht kwamen in een gedeelte van een huis dat gelegen was tegenover een hotel waar Japanse officieren woonden. Na al deze omzwervingen kwam het gezin tenslotte terecht in een huis van drie kwamers in de Ananaslaan. Dit was een kleine twee-onder-een-kap woning. Er stonden naast elkaar nog meer van die 2-onder-1-kap woningen. Op 4 van die naast elkaar gelegen woningen hadden die huizen een naam gekregen. Te weten: Lang gewacht (op het eerste huis) en op de volgende 3 huizen: stil gezwegen, nooit gedacht, toch gekregen . Omdat er steeds meer vluchtelingen onderdak moesten hebben in Bandoeng werd deze drie kamer-woning na enige tijd in drieeën gedeeld. Wij kregen de middelste kamer; in de voorkamer verbleef een weduwe en in de achterste kamer woonde een oudere mevrouw met haar 2 dochters. Bij elkaar dus 9 bewoners.
Het uitzicht vanaf het terras van Parungsari onderneming. Met uitzicht over de lager gelegen rivier
Een wandeling door de rubbertuinen van Parungsari onderneming van de P.en T-landen. Lag destijds op circa 8 kilometer afstand van Soebang. (Parungsari - Subang)
Toen de Japanse invasie op 1 maart 1942 ten noorden van Soebang. bij Eretan Wetan, plaatsvond, kwam er meteen een grote vluchtelingenstroom op gang. De Japanse landing bij Eretan Wetan telde circa 5.000 militairen. 's Morgens op Zondag 1 maart even na 6 uur hadden vier van een kanon voorziene vrachtauto's met 200 Japanse infanteristen de landingplaats Eretan Wetan verlaten , gevolgd door enkele tanks. 's Morgens om 9 uur bevond de stoet zich in Soebang waar zij bleven wachten tot ca. 800 Japanse infanteristen die van Eretan Wetan naar Soebang waren gefietst, zich bij hen hadden gevoegd. Iedereen die de Japanners voor de voeten liep werd gevangen genomen of gedood.
Zo kon het gebeuren dat ongeveer 200 Nederlandse, Britse en Australische vluchtelingen, waaronder enkele Nederlandse vrouwen en mannen en veel militairen krijgsgevangen werden gemaakt. Waaronder ook 20 Britse en Australische gewonde militairen die in het in het ziekenhuis van Soebang werden verpleegd. Deze werden samen met 3 personeelsleden van het ziekenhuis gevangen genomen en met bajonetsteken om het leven gebracht.
Tussen 1 maart en 11 maart werden de krijgsgevangenen zonder pardon geëxecuteerd en in kuilen gegooid. Pas na de oorlog, in 1947, konden de lijken "geïdentificeerd" worden. De overledenen zijn na de oorlog door de Oorlogsgravenstichting overgeplaatst naar erevelden in Djakarta.
In 1952 werden ziekenhuisverpleegster C. Jansen en apotheker P.N.H.M. Goossens en zijn vrouw de verpleegster (nurse) H.J. Goossens-Haighton de Heer van het ziekenhuis in Soebang postuum onderscheiden met de Verzetsster Oost-Azië 1942-1945. Dit vanwege betoonde moed en dapperheid bij de verdediging van de ziekenhuispatiënten. (zie www.onderscheidingen.nl/decorandi) Hieronder volgt een alfabetische lijst van het (voormalige) massagrafSoebang.
Massgrave Subang. Between the 1st and 11th of March1942 all the Dutch, British, and Australian Prisoners of War (POW's) that were taken prisonner after the Japanese invasion north of Subang (Java) on March 1st were masacred / executed. Their bodies were thrown into massgraves. Only two years after the war, in 1947, the identification of the bodies could be started. Most of the bodies could be identified by their uniform. Allthough a great number of them are still unidentified.
A list of victims in alphabetical order is published below. (English names are from the Royal Art.) Akhurst, Allen, Barr, Belloni, Bettison, Bown, Braddock, Bruinsma, Cassels, Covine, van Crasbeek, Creasey, Dix, Foster, Franklin, Freeston, Gafney, Garret, Garwood, Gissing, Godden, Goodfellow, apotheker Goossens, zijn echtgenote Goossens-Haighton de Heer, Gray, Green, Greening, Hands, Hellingworth, van Hemert, Hillier, aalmoezenier Van Hoek, Homer, ziekenhuisverpleegster zuster Jansen, Jensen, Keogh, Knops, aalmoezenier La Haye, Lakin, Langeraar, A. Little, E. Little, Littlejohn, Maldigen, Maltz, Moodey, predikant KNIL: Mostert, Mounsdon, Naime, Nicholls, van Osch, Partridge, Pearson, Pennel, Perry, Royle, Sargent, Shaw, Silk, Spaans, Speedie, Staplehurst, Stewart, Warrington, White, Wijler. And also 6 unknown armymen KNIL also 26 unknown Australian or British airmen also 25 unknown British soldiers and also 13 unknown British or Dutch soldiers. The victims have been reburried in Djakarta in graves of the War Graves Society.
Het hoofdkantoor van de Pamanoekan en Tjiasemlanden in Soebang. foto 1: het gebouw beschadigd door de oorlog foto 2: het gebouw in de 40tiger jaren foto's door dhr R. van Veen van P en T landen (copyright RvVeen)
Al op 28 februari '42 begon de situatie op Noord Java dramatisch te worden. Een dag later moest mijn moeder hals over kop vluchten vanaf de rubberplantage Manjingsal richting de bergen van Lembang. Zij had haar vier kinderen van 0 jaar, 4, 10 en 12 jaar bij zich. Het was een monstertocht naar Lembang. Als onderdeel van een grote vluchtelingenstroom kwamen wij terecht in hotel Preanger in de omgeving van Lembang. Het bombarderen ging voortdurend door. Herhaaldelijk moest mijn moeder met 4 kleine kinderen de schuilkelders induiken. Zo is ze een keer met wiegje met baby (ik dus) van de trap in de schuilkelder gevallen. Dit waren overigens provisorische schuilkelders met een dak van takken en bladeren. Enkele dagen later verplaatste de vluchtelingenstroom van voornamelijk vrouwen en kinderen, zich via de bergachtige weg langs de vulkaan de Tankoeban Prahue naar Bandoeng. Daar kregen wij (5 personen) een kamertje in hotel Homan. Dit hotel was toen al overvol met vluchtelingen. In Bandoeng waren toen al veel Britse en Nederlandse militairen, en vluchtelingen uit Malaka, Sumatra en andere Indonesische eilanden. De Japanners dreigden de overvolle stad te bombarderen. Daarom gaf op 8 maart '42 de legerleiding van Ned.Indië zich in Bandoeng over aan de Japanners. Op maandag 9 maart werden alle vluchtelingen - wij dus ook - uit hotel Homan gezet. De Japanse stoottroepen namen hun intrek in het hotel.
Uitzicht vanuit de Soos in Soebang (1940). Uitzicht op de weg naar Bandoeng en op de verderop gelegen berg Tangkuban Perahu (= omgekeerde prauw). Rechts vooraan het huis van de wedana. In het midden op het terras het standbeeld van Hofland. (Dit standbeeld staat tegenwoordig op het kerkhof). foto: door dhr. van Veen.
In het boek "Nachtmerrie op Java" (Java Nightmare, 1942-1945) beschrijft de auteur Daphne Jackson Soebang als volgt: 'Soebang, het hoofdkwartier van de onderneming waar wij woonden, lag zo'n honderdvijftig kilometer van Batavia (nu Djakarta) en ongeveer zestig kilometer van Bandoeng, de dichtstbijgelegen grote stad in de bergen. De plantages van de maatschappij, zo'n stuk of twintig, strekten zich uit van de zee aan de noordkust van Java tot aan de hellingen van een uitgedoofde, 1800 meter hoge vulkaan. De weg naar Bandoeng liep door een pas onder de beboste hellingen van de krater langs Lembang naar de vlakte van Garoet'.
Februari 1942 ben ik geboren in het ziekenhuis van de P.& T.-landen in Soebang. (zie de foto van het ziekenhuis hiernaast). Behalve mijn moeder, was ook aanwezig dr. Jentink en ziekenhuisverpleegster zuster Jansen. Dat zuster Jansen drie weken later, net als ongeveer 200 andere Nederlandse, Engelse en Australische geëxecuteerden in een massagraf terecht zou komen, kon niemand toen nog vermoeden. Tijdens de bevalling was er al de nodige oorlogsdreiging van de Japanners, die na Singapore en Sumatra op het punt stonden Java binnen te vallen. Vanwege overvliegende oorlogsvliegtuigen moest het ziekenhuisje volldig verduisterd zijn. Mijn moeder kreeg van de dokter het advies om 's nachts onder het bed te gaan liggen. Een vervelende situatie om dan te bevallen. Gelukkig verliep alles voorspoedig en werd ik - 7 pond zwaar - geboren. Mijn Hollandse vader en Duitse moeder gaven mij de Franse namen Jacqueline Christine.
Op 24 februari 1942 ben ik in Soebang gedoopt. ##################################################################################
I was born in February 1942 in the small company hospital of the Pamanoekan and Tjiasemlanden in Soebang. At the time of my birth, doctor Jentink, the hospitaldoctor and the hospitalnurse, sister Jansen were also present. Little did we know what was in store for us. Three weeks later, nurse Jansen was massacred by the Japanese army. Together with some 200 Dutch, English and Australian men and women and they were all burried in a shallow massgrave in the area around Soebang. In February 1942 the Japanese were about to conquer Java after they had seized Singapore and Sumatra. Because of the warplanes that were constantly flying over the area, the hospital had to be completely darkened. So it was a stressfull labour for my mother but fortunately my birth was without complications. I was the fourth child of my Dutch father and my German mother.
Van Soebang, via Tjihapitkamp naar Ambarawa en via Semarang naar Batavia.
Dit Blog wordt regelmatig bijgewerkt. Er rust een copyright op de foto's en de tekst+inhoud in dit weblog.
standbeeld van Hofland van de P.& T.-landen zoals dit nù op de begraafplaats van Soebang staat.(foto door Hanneke Simons)
De soos in Soebang zoals hij er nù uitziet. Het is nu een museum.
Foto hierboven: Juffrouw Dirks was in de dertiger en veertiger jaren onderwijzeres op de lagere school van Soebang. Veel planterskinderen van de P. & T.-landen hebben bij haar in de klas gezeten en les van haar gehad. Mej. Paula Dirks (1906 - 1987) overleed in Toowoomba, Australië in 1987.