Mammoet
Het is heel koud in dit gedicht. Zo koud - voorzichtig met je netvlies - dat je blij mag zijn om het alleen te hoeven lezen.
Het is gemaakt van zwarte vingers en bevroren inkt. Het staat in gletsjers om me heen verrezen.
Ik heb er lang in rondgedwaald. Ten slotte ben ik opgegeven, door de wind in slaap gefluisterd, weggedoken in de tijd -
Sindsdien kijk ik omhoog door ijs en luister naar de eeuwigheid.
-------------------------------------
Dierbaar
Niet de aap maar het paard lijkt het meest op de mens, als je 't in de ogen kijkt.
Of sla de boeken erop na, veldslagen, ontdekkingsreizen, de melkboer in de straat.
Held van 't wilde Westen, ruilobject voor koninkrijken, verlosser van de filosoof.
Hier en daar staat op een plein in brons een krijgsheer op zijn paard, - dat zou andersom moeten zijn.
-----------------------------------------
Sonnet
Beer is huid Slang is leer Struis is veer Vis is kuit
Schaap is wol Os is haas Geit is kaas Paard is knol
Kip is ei Bij is was Das is das Vogel vrij
Flamingo Flamingo -----------------
Zwarte Panter
Zijn neefje is van oudsher onheilsbode als hij je pad kruist. Maar dit grote kwaad is zwartfluwelen pech in het kwadraat: waar hij passeert, valt altijd wel een dode.
Lui ligt hij op een tak, een jachtmethode waarbij hij zich alleen maar vallen laat. De dolken in hun schedes, maar paraat te doden om den vleesbeladen brode.
Hij heeft zijn koplampen nu uitgedaan en slaapt net als een grote poes, geduldig, terwijl de oortjes nog in waakstand staan.
Het kwaad is altijd zwart, de goedheid wit. En toch, en toch. Hier is het zwart onschuldig. Maar hoed je voor het lelieblank gebit.
------------------------------------------
|