De poorten van de hemel.
Een wandeling met een vriend.
Een man en zijn hond wandelden langs een weg. De man genoot van het landschap tot hij zich opeens realiseerde dat hij dood was.
Hij herinnerde zich dat hij stierf en ook dat de hond die naast hem liep, al jaren geleden gestorven was.
Hij vroeg zich af waar de weg naartoe leidde.
Na een tijdje kwamen ze bij een hoge, witte stenen muur langs één kant van de weg. De muur leek gemaakt van fijne marmer. Op de top van een hoge heuvel werd de muur onderbroken door een grote boog die schitterde in het zonlicht.
Toen hij ervoor stond, zag hij een prachtige, met parels bezette poort en de straat die naar de poort leidde, leek van puur goud. Hij en de hond stapten naar de poort. Toen ze dichterbij kwamen, zag hij een man aan een bureau zitten.
Toen hij dicht genoeg genaderd was, riep hij: Excuseer me, waar zijn we hier ergens?
Dit is de hemel, meneer, antwoordde de man.
Wauw! Heb je soms wat water voor mij? Vroeg de man.
Natuurlijk, meneer. Kom binnen en ik zal onmiddellijk ijsgekoeld water voor je laten brengen.
De man wenkte en de poort begon open te gaan.
Mag mijn vriend, deze hond, ook binnenkomen? Vroeg de reiziger.
Sorry, meneer. We laten geen huisdieren toe.
De man dacht een moment na, draaide zich om, liep terug naar de weg en ging verder samen met zijn hond.
Na weer een lange tocht, op de top van een andere heuvel aangekomen, zag hij een vuile weg die naar het hek van een boerderij leidde. Dat zag eruit alsof het nog nooit gesloten was geweest. Er was geen omheining.
Toen hij dichter bij de poort kwam, zag hij een man die, leunend tegen een boom, een boek zat te lezen.
Excuseer! Riep hij naar de man. Heb jij wat water voor mij?
Tuurlijk! Er is hier een pomp. Kom binnen.
En mijn vriend hier? Vroeg de reiziger, wijzend naar de hond.
Er staat een kommetje bij de pomp.
Ze gingen door de poort en daar stond inderdaad een ouderwetse handpomp met een kom ernaast.
De reiziger vulde het kommetje en dronk, daarna gaf hij wat water aan de hond.
Toen ze genoeg hadden, liepen ze beiden terug naar de man die bij de boom stond.
.
Hoe heet deze plek? Vroeg de reiziger.
Dit is de hemel, antwoordde hij.
Wel, dat is verwarrend, zegde de reiziger. De man aan het begin van de weg zei dat de hemel daar was.
Oh, je bedoelt die plaats met de gouden straat en de met parels bezette poort? Nee, hoor. Dat is de hel.
Maakt het je niet kwaad dat ze jullie naam zo misbruiken? Vroeg de reiziger verbaasd.
Nee hoor, we zijn maar wat blij dat ze er de slechte mensen uithalen die hun beste vrienden zouden achterlaten.
jepico
|