Station Dendermonde is een spoorwegknooppunt in de stad Dendermonde dat in 1837 samen met spoorlijn 53 (Mechelen - Gent-Zuid) werd geopend. Op 2 januari 1837 werd de spoorlijn Mechelen-Dendermonde als derde tracé van ons nationaal spoorwegnet in gebruik genomen. Het betrof het eerste deel van de lijn Mechelen-Oostende. Op 28 september 1837 werd ook de lijn Dendermonde-Gent in gebruik genomen. In 1853 volgde via spoorlijn 57 de verbinding met Aalst en in 1856 met Lokeren. In 1877 werd spoorlijn 56 (Dendermonde – Hamme - Sint-Niklaas) geopend. In 1880 werd Dendermonde op spoorlijn 52 (Dendermonde – Puurs - Antwerpen-Zuid) aangesloten en in 1881 volgde uiteindelijk spoorlijn 60 die Dendermonde met Asse en Brussel-Noord verbindt. In 1940 brandde het houten station uit 1880 volledig af. Onmiddellijk werd door de bezetter opdracht gegeven tot de bouw van een nieuw station. De vermoedelijke architecten zijn Josse en Maurice Van Kriekinge. Het nieuwe gebouw werd opgetrokken in gele baksteen. De kubusvormige ontvangsthal in het midden wordt geflankeerd door een rechthoekige klokkentoren. Op 2 juni 1957 werd het reizigersverkeer op spoorlijn 56 opgeheven. Op 31 mei 1964 werd de verbinding met Aalst verbroken (spoorlijn 57). Hierdoor is Aalst vandaag de dag niet rechtstreeks per spoor verbonden met de provincie Antwerpen. Men dient nu om te reizen via Brussel of Schellebelle. De spoorwegbedding tussen Dendermonde en Aalst is echter nog volledig in handen van Infrabel. De NMBS onderzoekt de heropening van deze spoorwegschakel. (Bron internet)
In 1837 woonde Koning Leopold I de aankomst van de eerste drie treinen te Dendermonde bij, waarna er drie dagen lang feest werd gevierd en zelfs het Ros Beiaard van stal werd gehaald. Nu is het station, met dagelijks meer dan 5.000 reizigers, een van de drukste stations van Oost-Vlaanderen. De spoorweg bracht een ganse reeks nieuwe gebouwen met zich mee: stations, seinhuizen, wachthuisjes, loodsen en andere dienstgebouwen. Toen Dendermonde zich tegen het einde van 1870 tot een druk spoorwegknooppunt had ontwikkeld, werden er opnieuw plannen gemaakt om de capaciteit van de infrastructuur te vergroten. Dit nieuwe station (1880-1881) bestond uit een ruim houten stationsgebouw, een grote goederenloods en een verhoogde en overdekte laadvloer. Langs de noordzijde van het Stationsplein trokken particulieren tussen 1881 en 1890 een reeks mooie houten huizen op. Het waren hoofdzakelijk herbergen en hotel-restaurants, afgestemd op een reizigerspubliek. In 1883 werd de gasverlichting doorgetrokken tot het station en in 1901 de elektrische verlichting. Pas in 1910-1911 ging men uiteindelijk over tot de aanleg van een tunnel voor reizigers en het oprichten van metalen perronoverkappingen en schuilplaatsen op de kaaien. Bij het naderen van de Duitse troepen werden eind augustus 1914 de meeste huizen aan het Statieplein gesloopt door het Belgische leger. Het houten stationsgebouw werd bewaard, maar werd in 1940 in brand gestoken. In 1942-1943 werd het vervangen door het huidige gebouw van de Brusselse architecten Van Kriekinge. De houten locomotievenloods werd in 1944 door terugtrekkende Duitse troepen in brand gestoken. In de vijftiger jaren kwamen de Stationsstraat en het Stadspark tot stand. Het Stationsplein werd na WO II verschillende malen heraangelegd, maar vormt nog steeds het knooppunt van het openbaar vervoer in de stad.
We willen heteven hebben over het konijnenras 'Dendermondse witten'...
(bron internet)
Het Wit van Dendermonde is een Belgisch raskonijn dat ontstond rond 1920 uit de witte variant van (Blauw) Van Beveren. Dit zou de variant zijn met blauwachtige ogen. Volgens Het Belgisch raskonijn ligt het Wit van Dendermonde aan de basis van het Wit van de Vendée, hoewel deze vereniging in zijn blad zelf betwijfelt of ook deze variant niet afkomstig is van de Vlaamse reus, zoals bij de roodogige het geval blijkt te zijn. Het ras was zeer erg in trek bij kwekers omdat het groot werd en snel opgroeide. Het opkweken tot steeds grotere varianten zou uiteindelijk het einde worden van het oorspronkelijke Wit van Dendermonde: door het kruisen met Witte Vlaamse reuzen verviel het ras in een albino-reus. De variant met de rode ogen leverde trouwens heel wat problemen op met inteelt. Type en bouw. Het type is gestrekt met vanuit de nek, een licht oplopende ruglijn. Lichaamsbouw ? het lichaam is goed gevleesd, met brede borst, goed gevulde rug. De licht gewelfde ruglijn eindigt in een brede, goed afgeronde en sterk gespierde achterhand. Het algemeen voorkomen benadrukt de eigenschappen van een nutras. De benen zijn middelmatig lang. Wam: een regelmatige goed gevormde wam is bij de voedster toegelaten. Gewicht: Min. 4 Kg. Ideaal 4,5 Kg. Max. Pels. De pels heeft normaalhaar (middellang). Deze is dicht, zacht, soepel, rijk aan onderwol en heeft een zichtbaar gelijkmatige begranning. Kop. De kop is typisch voor het ras: lang met vlak neusbeen, fijne neusbelijning en smal voorhoofd. In vooraanzicht licht afgerond ruitvormig bij de voedster. Bij de ram is de kop meer ontwikkeld. Het voorhoofd is breder, de wangen zijn voller en de kaken uitspringend, zonder insnoering tussen snuit en wangen. Oren. De oren zijn krachtig ontwikkeld, stevig ingeplant en in V-vorm gedragen. De oortoppen zijn licht afgerond. De lengte bedraagt 13,5 tot 15 cm. Kleur. De kleur is gelijkvormig en smetteloos wit. De ogen zijn rood, de nagels kleurloos.
Speculaas… In Nederland was die lekkernij nog populairder dan hier. Ook het Ros Beiaard werd daar blijkbaar gulzig verslonden, getuige de talrijke speculaasvormen. (Bron: Stedelijke Musea Dendermonde)