Zoals ik gisteren in mijn bijdrag reeds zei, verhuisden wij dus in 1942 van de Nieuwstraat in Hemiksem naar de Kerkstraat 72. Dat huis was eigenlijk een café, en eigendom van Pilsor Lamot, maar zo lang wij er woonden tot Juni 1946 bleef het café gesloten. De foto bovenaan, is een recente foto, zo ziet het huis er nu uit, maar toen was er voor de ingangsdeur een rolluik tot op de dorpel, en voor het venster rechts van de deur was er ook een rolluik, zo lang wij er gewoond hebben bleven deze beide rolluiken naar beneden. Wij gingen naar binnen door het "gangeske" rechts, dat is er nu nog. Achter in het "gangeske" links was er een deur en dan kwam men op het "koerke", daar was aan de rechterkant de WC. niet een WC zoals we die nu kennen, het was een houten plank, met in het midden een ronde opening en alles kwam rechtstreeks in de beerput daaronder terrecht. Er lag steeds een stapel op maat gesneden kranten want WC-papier hadden we toen niet. In de winter bleef men nooit langer in de WC als werkelijk nodig, want het was er onaangenaam koud. Er was op het "koerke" ook een regenput, onder het venster van de keuken en door de deur links kwam men in de keuken, waar zich eigenlijk ons hele leven afspeelde. Pronkstuk in de keuken was de leuvense stoof, het was de enige verwarming in het huis. Op deze leuvense stoof stonden steeds enkele echte ijzeren strijkijzers, waarmee ons moeder, in de winter, voor we gingen slapen ons bed warm streek. De gelagzaal van het café was nog helemaal in takt, de stoelen, tafels en banken waren er nog een ook te toog en de tapkast. Het was voor mijn broer Michel en voor mij de ideale speelplaats, we deden er de mannen na, die in het café aan de toog hingen en we bestelden een pint, ik moest altijd de klant spelen, mijn broer was de cafébaas, natuurlijk kon hij geen bier tappen, want het was nu een café zonder bier, maar de waterleiding van het spoelbekken functioneerde nog en dus kreeg ik telkens een glas water. Betalen moest ik met nagemaakte bankbiljetten. Later werd het interresanter toen nog een paar vrienden van mijn broer daarbij kwamen, niet iedereen had tenslotte een privaatcafé. Het huis ligt tegenover de ingang van het kerkhof, nu heet dat begraafplaats, het verbaasd mij, dat de straat nog Kerkstraat heet. De slaapkamer van mijn oudere broer en mij was aan de voorkant van het huis, het venster aan de linker kant, boven de ingangsdeur, vanuit dat venster hadden we een uitzicht over het hele kerkhof, en dat was soms heel spannend. Als er een nieuw graf was, en het ´s nachts erg donker was, en dat was het toen altijd als het bewolkt was, want de straatverlichting mocht van de duitsers niet branden, die straatverlichting, waren toen nog gaslantaarns, die in normale tijden ´s avonds door een gasaansteker, zo noemde men de man, aangestoken werden. Als het dus ´nachts zeer donker was, kon men over een vers graf kleine blauwe vlammetjes zien, mijn broer probeerde mij wijs te maken dat dat geesten waren, maar mijn moeder zei mij, dat het een natuurlijk verschijnsel was, dat het gassen waren die uit de lichamen van de verstorvenen ontsnapten. Ik kwam toen in de kindertuin bij de nonnen, ik weet niet welke zustercongregatie het was. Ik zat toen in een klas met ongeveer twintig andere zesjarige jongens, de kindertuin was echt geen speeltuin, we zaten in de klas in banken zoals in de grote school. Zuster Veronika was onze klaszuster, en zij vertelde altijd verhaaltjes over heiligen en over de paus, die volgens haar ook een heilige was. Af en toe mochten we ook een tekening maken, maar dan wel over heiligen enzv. Zuster Veronika bereidde ons ook voor op de eerste communie, zij legde er steeds weer de nadruk op, dat we in geen geval op de hostie mochten bijten, want dat Jezus dan zou bloeden. Ik ben ervan overtuigd, dat zuster Veronika dat in haar eenvoudig kinderlijk geloof ook echt geloofde. Over die eerste communie, de pastoor en het kerkelijke gebeuren wil ik het morgen hebben. En over mijn communieschoentjes.
|