Met het dagelijks brood was het toen niet zo eenvoudig. Er waren wel bakkers, maar er was maar weinig meel, het meeste en het beste werd naar Duitsland vervoerd. Alles was gerantsoeneerd en brood kreeg men niet alléén met geld, men moest ook broodzegeltjes hebben, voor ons gezin kregen wij toen broodzegeltjes voor één brood per dag. Als men dus geld en zegeltjes had en men op tijd bij de bakker was kon men met een brood naar huis. ´s Morgends om zes uur ging mijn broer Michel aanschuiven bij de bakker op de Gemeenteplaats, om zeven uur ging ik hem aflossen en om half acht kon ik dan eindelijk met een nog warm brood naar huis. Natuurlijk kon men dat warme brood niet snijden, de bovenste korst werd er dan afgetrokken en Michel en ik kregen daar elk de helft van, besmeerd met margarine en dikke siroop en dat was alles, want de anderen moesten ook wat hebben en zo gingen we dan vaak met een hongerige maag naar school. Met de zondenvergeving was dat eenvoudiger, ik moest toch die appeldiefstal uit de tuin van de pastoor gaan biechten, maar natuurlijk niet bij de pastoor. We hadden ook een onderpastoor, de E.Heer Verboven, en ik schrijf nu nog nadrukkelijk de eerwaarde heer, want deze priester was werkelijk een erenswaardige man. Hij woonde in een huis tegenover de kerk, direkt naast het gemeentehuis. Toen ik enkele jaren geleden in Hemiksem was, was het huis er nog, nu is het weg. Bij hem ging ik dus mijn zonden biechten, de priester was wel aan het biechtgeheim gebonden, maar ik niet, dus kan ik zonder gewetensbezwaren vertellen hoe dat afliep. Hij vroeg mij of de pastoor mij gezien had, ik antwoordde neen, maar dat ik wel de pastoor gezien had daar liggend in korte broek en hemd onder die boom, lag hij daar werkelijk zo? Vroeg hij, ja antwoordde ik, het was de eerste en de laatste keer, dat ik een priester in de biechtstoel lachen hoorde. Hij zei mij toen, dat dat met die appels geen zonde was, maar een kwajongensstreek, maar hij gaf mij de raad dat toch niet meer te doen en zeker niet bij de pastoor. Kom af en toe bij mij maar een mandje appels halen, voegde hij er aan toe, mijn tuin is wel niet zo groot als die van de pastoor maar die appels kan ik alleen toch niet allemaal eten. Toen ik enkele dagen later met een mandje naar hem toeging deed hij het vol met blozende appels, "maar de pastoor mag het niet weten" zei hij. Enkele weken later begon ik te begrijpen waarom de pastoor het niet mocht weten maar daar kom ik nog op terug. Hier wil ik even blijven stilstaan bij de actualiteit. Er wordt de laatste weken in de kranten nogal wat geschreven over priesters en lekenbroeders die kinderen en jongeren misbruikt hebben, het lijkt er wel op alsof men een complot gesmeedt heeft om de Katholieke Kerk te vernietigen. Voor alle duidelijkheid, ik ben geen lid meer van de Rooms Katholieke Kerk, maar ik kan geen onrecht verdragen. In mijn kinder-en jongelingsjaren ben ik veel in contact gekomen met priesters en lekebroeders, maar niet één van hen heeft mij ooit op een onzedelijke manier benaderd. Toen ik eens tegenover mijn moeder mijn ongenoegen uitte over den dikke pastoor zei ze mij: "jonge, O.L.Heer had maar twaalf apostelen en bij die twaalf was er één verrader, waarom zouden er dan onder die duizenden priesters geen verraders zijn?" Men heeft er nu tussen die duizenden een paar honderd gevonden die zich misdragen hebben. Het is walgelijk, hoe het misbruik van deze paar honderd nu misbruikt wordt. Tot daar, het moest er even af. Mijn broer Michel was lid geworden van het NSJV, ik was daar nog te jong voor, maar ik mocht wel mee naar de vergaderingen. Het lokaal was in de muziekschool, we deden daar allerlei spelletjes, maar het voornaamste was, het was er altijd lekker warm en we kregen er telkens een paar dikke duitse boterhammen met leverworst. Toen begreep ik op een zondag ook waarom de pastoor niet mocht weten dat ik van de E.Heer Verboven appels kreeg. Mijn broer en ik waren samen naar de mis gegaan, Michel in NSJV uniform, toen we naast elkaar aan de communiebank zaten, ging de pastoor ons gewoon voorbij alsof we lucht waren. We zijn daarna altijd naar de mis van de E.Heer Verboven gegaan van hem kregen we wel de communie.
|