Op 12 april 2020 vloog een keizerarend over Heule in West-Vlaanderen. Deze soort werd nooit eerder in België opgemerkt. Indien deze waarneming wordt geaccepteerd door de Belgische zeldzaamhedencommissie zou dit de 456ste soort zijn die in ons land wordt waargenomen.
Zondag 12 april 2020. De lockdown-light zorgt ervoor dat vogelaars in hun kot moeten blijven. Maar ook vanuit eigen tuin kan nog veel worden gezien. Bart Augustijns speurde rond 10u die ochtend de hemel af, hopend op overvliegende roofvogels. De voorbije dagen waren er immers heel wat doortrekkende zwarte wouwen gemeld maar verder dan een lokale sperwer, een verre ooievaar en een bruine kiekendief kwam Bart die voormiddag niet.
Om 12u52 pikte Bart een grotere roofvogel op die vanuit het zuidwesten kwam aangevlogen. De vogel gleed snel door in noordoostelijke richting maar gelukkig kon hij enkele foto’s nemen. Die werden snel gedeeld in een lokale whatsapp-groep en de vogel werd gedetermineerd als een vier jaar oude keizerarend. Een megaontdekking: deze soort werd immers nog nooit eerder in België waargenomen. Meteen werden een aantal posten ten noordoosten van Heule bemand in de hoop dat de keizerarend ook nog op andere plaatsen zou kunnen worden opgepikt. Dit lukte enkel in Hussevelde, waar Bart De Keersmaecker om 13u45 de arend kon onderscheppen. De vogel vloog verder in oost-noordoostelijke richting maar werd die dag nergens anders meer gezien. Op 16 april 2020 werd (vermoedelijk) dezelfde keizerarend op het Deense eiland Møn gezien. Roofvogelexperts zijn er op dit moment nog niet over uit of het om een Spaanse of een oostelijke keizerarend gaat. Beide soorten zijn immers in dit verenkleed erg moeilijk van elkaar te onderscheiden, al lijkt het erop dat het waarschijnlijk toch wel om een oostelijke keizerarend zal gaan.
Kenmerken
De keizerarend is een zeldzame en plaatselijke broedvogel in Oost- en Zuidoost-Europa in bossen nabij open vlakten. Het is een zeer grote arend met een vleugelspanwijdte tot meer dan twee meter. De keizerarend jaagt in open vlaktes of heuvelachtig cultuurlandschap, steppen of rivierdelta’s en leeft vooral van knaagdieren, jonge watervogels en aas. De totale wereldpopulatie wordt geschat op max. 15.000 exemplaren en wordt door de International Union for the Conservation of Nature (IUCN) op de Rode Lijst opgenomen in de categorie ‘kwetsbaar’.
Andere roofvogels in België dit jaar
2020 is nu al een historisch jaar voor zeldzame roofvogels in België. Op 18 maart 2020 werd in Braine-le-Château een steenarend gefotografeerd (17de geval voor België), op 17 april 2020 werd een gezenderde havikarend opgemerkt boven Loppem (9de geval voor België), een slangenarend werd op 18 april 2020 gemeld boven Zolder en op 20 april 2020 vloog er een exemplaar over de trektelpost van de Gentbrugse Meersen. Een dwergarend werd op 26 april 2020 opgepikt boven de trektelpost aan de bezinkingsputten van Tienen. Het is onduidelijk waarom zoveel zeldzame roofvogels dit voorjaar afdwalen naar België. Door een betere bescherming neemt het aantal roofvogels op heel wat plaatsen toe, waardoor ook de kans op een afgedwaald exemplaar in België stijgt. Hoe het ook zij: naar boven kijken vanuit eigen tuin in tijden van quarantaine en lockdown kan lonen.
De wilde eend is een algemeen voorkomende watervogel, die veel te vinden is in parken en vijvers. Het mannetje, de woerd, is te herkennen aan de opvallende groene kop en witte nekband. Ook heeft hij als enige eendensoort gekrulde staartveren. Het vrouwtje heeft een meer gecamoufleerd vooral bruin verenkleed. Gedurende de winter worden koppeltjes gevormd, waarbij het er soms heftig aan toe gaat; niet zelden proberen de vogels elkaar te verdrinken om zo rivalen te elimineren. Veel eenden in parken zijn mengvormen van wilde eenden met allerlei
HERKENNING
Man heeft in prachtkleed een groene kop, witte nekband en donkerbruine borst. Stuit en middelste gekrulde staartveren zijn zwart. Het vrouwtje is onopvallender bruin. De donkerblauwe "spiegel" met witte rand op de vleugel is een gedeelde eigenschap en een goed kenmerk om vrouwtje te onderscheiden van de gelijkende krakeend die een witte spiegel heeft. Na het broedseizoen lijkt de man meer op het vrouwtje. Aan de kleur van de snavel zijn ze dan nog te onderscheiden; zeemkleurig bij de vrouw, die van de man geel. Wilde eenden hebben oranje poten.
BROEDEN
Heeft een lange broedperiode die van februari tot augustus kan duren. Gedurende die tijd heeft de wilde eend soms wel twee tot drie legsels, meestal bestaande uit 6 tot 10 eieren. Broedduur: 24-32 dagen. Het nest is een ondiepe kuiltje in de buurt van water, bedekt met mos, donsveertjes en takjes. Broedt in paartjes of in losse groepen. De jongen kunnen na 50-60 dagen vliegen.
LEEFGEBIED
Daar waar voedselrijke wateren zijn, komen wilde eenden voor. Meestal wordt het nest in de buurt van water gemaakt, onder struiken en tussen planten, in boomholtes, maar ook met enige regelmaat in tuinen. Wilde eenden hebben een voorkeur voor zoet water, maar beperken zich daar niet toe. Ze zijn onder meer te vinden in boerensloten, kanalen, rivieren en vennen. Het water dient niet meer dan een meter diep te zijn voor hen om voedsel in het water te kunnen vinden.
VOEDSEL
Wilde eenden eten zowel waterplanten als grassen en kleine waterdiertjes. De soort is omnivoor en eet wat er voor handen is. In het water zoeken ze naar voedsel door gedeeltelijk onder water te duiken, op het land grazen ze gras.
VOGELTREK
Wilde eenden die in Belgie broeden zijn, net als in andere regionen met een gematigd klimaat, voornamelijk standvogels. Ze trekken slechts over kleine afstanden bij slechte weersomstandigheden. Eenden uit noordelijker streken trekken wel naar het zuiden wanneer het koud begint te worden. De wilde eenden uit ons land wijken uit naar continentaal Europa, Groot-Brittannië en Ierland.
Slanke watervogel, met ver naar achteren geplaatste zwempoten zonder zwemvliezen, heeft een lange hals, de bovenzijde is grijsbruin met in de zomer een kraag van roodbruine en zwarteveren rond de kop, de onderzijde is wit.
Biotoop
Grote plassen en meren met veel oeverplanten, maar ook in sloten, vaarten en kanalen. Vooral in stilstaande wateren.
Verspreidingsgebied
Europa, delen van Azië, Amerika, Afrika, Australië en Nieuw Zeeland.
Maten en leeftijd
Tot 45 cm groot.
Voortplanting
In maart en april worden 4 witte eieren gelegd., die na 3 à 4 weken uitkomen. Na 10 weken zijn de jongen zelfstandig.
Leefgewoonte
De fuut is een broedvogel en wintergast: leeft in en op het water.
Voedsel
Waterdieren, zoals vissen, waterinsekten, larven en kikkertjes. Soms eten ze ook wel wat planten.
De fuut valt op vanwege het kleurige verenkleed, de jongen-met-zebrastrepen, de prachtige baltsrituelen of andere interessante gedragingen. Futen leven in zoete wateren en dan vooral in de lage delen van Nederland, al komen ze ook buiten dit gebied regelmatig voor. Net als aalscholvers kunnen ze de veren samendrukken waardoor hun drijfvermogen verandert. Ze zwemmen dan half onderwater voorbij. Futen vliegen niet graag. Ze moeten veel moeite doen om in de lucht te komen. Bij gevaar duiken ze onder. Ze kunnen wel 3 minuten onder water blijven. Ze leven in paren en komen niet buiten hun territorium.
Het baltsgedrag van futen is erg bijzonder: beide vogels zwemmen met gestrekte hals naar elkaar toe en rijzen met de borsten tegen elkaar op uit het water. Zo lijken ze wel wat op 2 pinguïns, die een dansje doen. De vogels schudden hierbij met de kop en bieden elkaar plantenmateriaal aan. De vogels bouwen vervolgens samen een drijvend nest van planten, meestal op een goed verborgen plaats. Hoewel de jonge vogels al meteen uitstekend kunnen zwemmen, liften de kuikens vaak mee op de rug van één van de ouders, waarbij de jongen ook tijdens het duiken gewoon blijven zitten.
Drijvend nest
Het nest bestaat uit een eenvoudige hoop waterplanten en ligt verankerd. Af en toe drijft het los.Wanneer een ouder het nest verlaat, worden de eieren afgedekt met wat fijn plantaardig materiaal. De ouders broeden om de beurt. De witte of blauwgroene eieren komen na drie à vier weken uit. De jongen zijn opvallend gestreept. De eerste weken worden de jongen op de rug van de ouders meegedragen. Ze worden zo beschermd tegen snoeken en reigers. Na 10 weken zijn ze zelfstandig. Na de rui is het winterkleed van een halfwassen fuut gelijk aan dat van de oudervogel.
Voedsel
Een fuut leeft voornamelijk van vis (2-10 cm), die wordt gevangen door ze onder water te achtervolgen. Dit gebeurt door onder water te duiken, en tot zo'n halve
Futen staan bekend om hun baltsgedrag. Dan zwemmen ze naar elkaar toe, met de hals gestrekt, en zwemmen tegen elkaar op, met de borst uit het water geheven. In het voorjaar bouwt een futenpaar een speelnest op het water waar op ze uiteindelijk paren. Kort daarna wordt langs de waterkant een steviger nest gebouwd, waarin 3 tot 4 bleek-blauwgroene eieren worden gelegd, die later verkleuren tot geel en bruin. Beide ouders broeden die om beurten uit, hoewel het nest soms voor kortere tijd wordt verlaten. Dan worden de eieren met plantenresten afgedekt, dit ter camouflage. In de broedperiode, die 23 tot 25 dagen duurt, kan de fuut minder goed vliegen, waardoor hij kwetsbaarder wordt voor verstoringen in zijn leefomgeving.
De kuikens hebben camouflagekleuren, die na enige tijd veranderen in het verenkleed van de ouders. Enkele dagen nadat ze uit het ei zijn gekomen kunnen de kuikens al zwemmen. Toch nemen de ouders de jongen vaak op de rug mee, zelfs tijdens het duiken. Op de rug zijn de kuikens beter beschermd tegen roofvissen en reigers. Na ongeveer tien weken zijn de jongen zelfstandig.
Verspreiding
Behoudens een deel van Scandinavië komt de fuut in heel Europa en ook in Zuid-Afrika voor. Het is gedeeltelijk een trekvogel. Noordelijke futen kunnen in Nederland overwinteren, bijvoorbeeld rond het IJsselmeer en de Randmeren. Na de bouw van de Deltawerken kwamen grote populaties futen op in de
De plant groeit uitgebreid op ruderaal terreinen: langs wegbermen, langs sloten, in parken, op stortplaatsen en afvalterreinen, langs dijken en bosranden.
De witte dovenetel groeit op een vochtige, voedselrijke bodem. Het verspreidingsgebied beslaat Europa en gematigd Azië. In Noord-Amerika is de soort geïntroduceerd.
Ecologische betekenis
De bloem is rijk aan nectar en dus aantrekkelijk voor bijen en hommels. De plant is de waardplant voor de rupsen van zwartgevlekte herfstuil (Agrochola litura), grote beer (Arctia caja), koperuil (Diachrysia chrysitis), sigma-uil (Eugraphe sigma), agaatvlinder (Phlogophora meticulosa) en glidkruidmot (Prochoreutis myllerana). Gebruik De jonge scheuten kunnen in soepen en salades worden verwerkt. Verder kan men deze samen met andere groenten als spinazie eten.
De thee wordt aanbevolen bij nierklachten (iets dat niet geldt voor de gele dovenetel).
Mijn naam is Charlotte geboren in de Westhoek op een zonnige zondag in mei midden vorige eeuw nu woon ik samen met mijn echtgenoot niet ver van Gent
mijn hobby' zijn: lezen met de kinderen van het tweede leerjaar, voorlezen voor de bejaarden in "De Lichtervelde" en vooral werken aan mijn blogjes krabbeltjes en krabbeltjes2