Beha'alotecha (Numeri 8:1-12:16)
haron
wordt geleerd hoe hij de menorah moet aansteken. Mosjé heiligt de Leviiem om hun werk
te doen in het Misjkan. Zij vervangen de eerstgeborenen, die ongeschikt
geworden waren tengevolge van de zonde met het gouden kalf. De Leviiem worden
opgedragen dat zij na vijf jaar training in het Misjkan moeten werken,
van hun 30ste tot hun 50ste jaar; daarna mogen zij zich
met minder inspannend werk bezighouden.
Een jaar na de uittocht uit Egypte, geeft Hasjem Mosjé opdrachten voor
het Korban Pesach.
Diegenen die het Korban Pesach niet mogen brengen vragen
om een oplossing voor hun probleem, en de mitswa van Pesach Sjeni,
die een tweede kans biedt om het offer van het Korban Pesach
een maand later te brengen, wordt uiteengezet. Wonderlijke wolken die boven het
Misjkan drijven, signaleren wanneer men verder moet reizen en wanneer
men zijn kamp moet opslaan. Twee zilveren trompetten roepen de vorsten of het
hele volk op als er iets moet worden aangekondigd. De trompetten geven ook de
reisplannen aan en signaleren ook voor oorlog of feesten. De volgorde, waarin de stammen
marcheren wordt vastgelegd. Mosjé nodigt zijn schoonvader Jitro uit om het
Joodse volk te vergezellen, maar Jitro keert terug naar Midjan. De Erev Rav het gemengde gepeupel
van Egyptenaren dat het Joodse volk vergezeld heeft bij zijn uittocht uit
Egypte hitst sommige mensen op om te klagen over het manna. Mosjé protesteert dat hij niet in staat is
het volk alleen te regeren. Hasjem zegt hem 70 ouderlingen uit te zoeken, het
eerste Sanhedrin, om hem te assisteren, en Hij deelt hem mee, dat het
volk zoveel vlees zal krijgen dat zij er ziek van zullen zijn. Twee kandidaten
voor de groep ouderlingen profeteren buiten hun bevoegdheid, en voorspellen dat
Jehosjoe'a in plaats van Mosjé het volk het land Kana'aan zal binnenbrengen.
Sommigen protesteren, met inbegrip van
Jehosjoe'a, maar Mosjé is er mee ingenomen dat ook anderen profeten zijn
geworden. Hasjem zorgt voor een onafgebroken aanvoer van kwartels voor diegenen
die klaagden over het gebrek aan vlees. Miriam maakt een constructieve
opmerking tegen Aharon, die ook inhoudt dat Mosjé niet anders is dan de andere
profeten. Hasjem legt uit dat de profetie van Mosjé superieur is aan die van
elke andere profeet, en straft Miriam met tzaraat, alsof zij geroddeld
heeft over haar broer. Mosjé bidt voor haar, en het volk wacht totdat
zij genezen is, voordat het verder reist.
©1998 Ohr
Somayach International - Alle rechten voorbehouden
De
Wekelijkse Haftara
Door Reuben Ebrahimoff
Parasjat Behaalotecha (Zecharja 2:14-4:7
Samenvatting:
De Haftara begint met de voorspelling door
Zecharja van de terugkeer van Hasjem in de toekomst, naar Jeruzalem. Dan zullen
de volken van de wereld zich aansluiten bij die inzameling en dat meevieren.
Het tweede deel van de Haftara gaat over de beschuldiging en vrijspraak van Jehosjoea
de Kohen Gadol door het hemelse gerechtshof. Hij wordt beschermd tegen de
aanklachten van de Satan. De Haftara gaat dan verder met een boodschap voor
Jehosjoea de Kohen Gadol. Eerst wordt hij vermaand omdat zijn kinderen getrouwd
zijn met niet-Joodse vrouwen en daarna wordt hem beloning in het vooruitzicht
gesteld als hij Hasjems wegen blijft volgen. Tot slot vertelt Zecharja over
zijn visioen van de Menora en de boodschap daaraan verbonden: Niet door kracht
en niet door macht, maar door Mijn geest, zegt Hasjem-Tsevaot.
Rasji
verklaart: Dit is een teken voor Zeroebavel, dat net zoals deze olie van de
Menora en de olijven, waaruit zij voortkomen, uit zichzelf rijpen, zo zal jij
Mijn huis niet bouwen met jouw eigen kracht of met jouw eigen macht, maar Ik
zal Mijn geest op Koning Darius van Perzië leggen en hij zal je opdracht geven
te bouwen en alle bouwkosten te betalen van zijn schatkist.
Inzicht in Parasjat Behaalotecha
Het
Geschenk van Aharon
Uit
Sjeem MiSjmoeël
e sidra opent met een korte beschrijving
van de Menora in het Misjkan en het gebod dat Aharon en zijn nakomelingen
belast zijn met het aansteken daarvan. Dit volgt onmiddellijk op de lange
beschrijving van de offers die gebracht werden bij de inwijding van het altaar,
beschreven aan het eind van Parasjat Naso. Het verband tussen deze twee
gebeurtenissen is het onderwerp van een bekende midrasj:
We
hebben hiervoor gezien dat alle stammen offers brachten, met uitzondering van
de stam Levi. Wie was het stamhoofd van Levi? Niemand anders dan Aharon, en
Aharon bracht geen offer samen met de andere stamhoofden. Hij zei: Misschien
is de stam Levi niet acceptabel wegens mij. G-d zei tegen Mosjé: Ga en zeg
tegen Aharon: Ik heb voor jou grotere dingen dan dit in petto!
De offers zijn
alleen van toepassing zolang het Beet HaMikdasj staat. Maar de lichten zijn
eeuwig
en al de berachot die Ik je geef zodat je Mijn kinderen mag
zegenen, zullen nimmer worden opgeheven.
(Midrasj Tanchoema, Behaalotecha 5)
Het
is mij niet duidelijk waarom Aharon wel tevreden was met het aansteken van de
Menora, terwijl hij blijkt niet gelukkig te zijn geweest met het tweemaal daags
brengen van het reukoffer, hetwelk het vers als iets prijzenswaardigst
beschouwd, of met de dagelijkse dier- en meeloffers, of met de Jom Kippoer
dienst, allemaal diensten die alleen hij kon uitvoeren. Hij kon het Heilige der
Heiligen binnengaan, in G-ds Tempel staan en hij kon in Zijn Naam zegeningen
uitspreken. Inderdaad, alle leden van de stam Levi waren dienaren van G-d
Het
is ook algemeen bekend dat wanneer het Beet HaMikdasj niet meer bestaat en de
offers zijn geannuleerd, ook het aansteken van de Menora niet meer
functioneert. Echter, deze midrasj is
een verwijzing naar het Chanoeka van de Chasjmonaïem [het Chanoeka dat wij kennen],
dat zelfs nog geldt na de Verwoesting.
(Ramban, Bamidbar 8:2)
Dus in plaats van de tijdelijke offers die de andere stammen brachten,
werd Aharon iets beloofd dat altijd zou blijven bestaan. De dynastie van de
Chasjmonaïem, die kohaniem en dus nakomelingen van Aharon waren, vochten
tegen de Grieks-Syrische legers in de tijd van het Tweede Beet HaMikdasj. Zij
wijdden het verontreinigde Heiligdom opnieuw in en toen zij de Menora wilden
aansteken, gebeurde er een wonder, waarbij de hoeveelheid olie, die genoeg was
om één dag te branden, acht dagen bleef branden. Dankzij de verdiensten van de Chasjmonaïem hebben de Joden door de eeuwen
heen sedert dien over de hele wereld Chanoeka gevierd.
Kohaniem en Leviïem
Mijn heilige vader heeft het essentiële
verschil verklaard tussen kohaniem en Leviïem. De taak van de
Leviet is om de aarde met de hemel te verbinden. Zijn rol in het Beet HaMikdasj
is om te zingen. Door middel van zijn schitterende melodieën inspireert hij het
volk om zich hemelwaarts te richten, waarbij zij uit hun fysieke beperkingen
worden opgetild naar een spirituele wereld. De kohen aan de andere kant,
verbindt de hemel met de aarde. Hij trekt de aanwezigheid van Hasjem naar
beneden naar het Beet HaMikdasj, het vuur op het altaar en infuseert de wereld
met het Goddelijke. Noodgedwongen vindt de dienst van de Levieten plaats in het
openbaar, terwijl die van de kohen plaats vindt weg van de ogen van het
publiek, hetgeen de intens heilige aard ervan weerspiegelt.
Dit helpt ons de
klacht van Aharon te begrijpen, zoals die vermeld staat in de midrasj.
Hij was, zoals de tekst zorgvuldig weergeeft, het stamhoofd van de stam Levi,
ondanks het feit dat hij zelf gepromoveerd was tot de rang van kohen.
Als hun leider wilde hij niet alleen zijn aandeel hebben in zijn aparte
G-ddelijke dienst als kohen, maar ook in de aparte stijl van de
Levieten-dienst. Hem waren al exclusieve rechten beloofd de speciale
offer-plichten in het Beet HaMikdasj het hemel-naar-aarde-verband. Nu, om op
gelijke voet te komen met de andere stamhoofden, vroeg hij om een rol binnen
zijn eigen stam het recht op een handeling of een dienst, die de band van
aarde met de hemel zou reflecteren. In antwoord daarop beloofde G-d hem de
lichten van de Menora (of welke menora dan ook, waarvan we besluiten waar de midrasj
het over heeft). Dat het aansteken van de Menora een Levi-achtige handeling
is, blijkt uit de presentatie ervan in de verzen:
Wanneer je de lichten aansteekt [letterlijk:
omhoog voert], zullen de zeven lichten hun licht naar de voorkant van de
Menora werpen.
(Bamidbar 8:2)
Wanneer
je aansteekt [Rasji merkt op dat dit woord werkelijk omhoog
voeren betekent, en verklaart dat] daar de vlam omhoog rijst, het woord voor
rijzen gebruikt wordt in verband met het aansteken van de lichten, want men
moet aansteken [d.w.z., met moet de kaars bij de pit houden] totdat de vlam uit
zichzelf omhoog stijgt.
Zoals we zien spant Tora zich
in om ons erop te wijzen dat niet alleen Aharon de lichten van de Menora moet
aansteken, naar dat de vlammetjes naar de hemel moeten oprijzen, opdat de
handeling van het aansteken compleet kan zijn. Dit symboliseert de stijl van
Levis dienst de fysieke wereld naar G-d doen oprijzen, het aansteken van het
enthousiasme voor spirituele zaken in de harten van het volk. Dus het aansteken
van de Menora is een Levi-achtige activiteit die door een kohen wordt
uitgevoerd.
Het is interessant om op te merken
dat het verband tussen de Menora en de kohen wordt bewaard door het feit dat de handeling, in
tegenstelling tot de diensten van de Levieten, diep binnenin het Beet HaMikdasj
wordt uitgevoerd, ver weg van het publiek. Dit kan de uitspraak van Chazal
onderstrepen dat het aansteken van de Menora in feite niet geclassificeerd kan
worden als een avoda een dienst van de kohaniem. Want hoewel
het wordt uitgevoerd door een kohen, heeft het aansteken een
uitgesproken aarde-naar-hemel aspect, ter onderscheid van andere verplichtingen
van de kohaniem. We kunnen nu appreciëren waarom het aansteken van de
Menora aan Aharons verzoek voldeed, terwijl al de andere privileges waarvan hij
het voorrecht genoot in het Misjkan, dat niet konden.
Chanoeka en Galoet
We kunnen nu de Ramban
begrijpen, die opmerkt, dat daar zelfs het aansteken van de Menora werd
opgeheven toen het Beet HaMikdasj werd verwoest, de belofte die G-d deed aan
Aharon, betrekking had op de menora van ons jaarlijkse Chanoeka.
Het is van grote betekenis dat
de menora van Chanoeka het enige is wat ons is overgebleven van de dienst in
het Beet HaMikdasj. De G-ddelijke dienst is, zoals we al eerder kort vermeld
hebben, een intens heilige aangelegenheid, die de diepste en meest spirituele
begrippen uitdrukt. Als zodanig moet het in besloten kring worden uitgevoerd,
achter de muren van het Beet HaMikdasj.
Ik ballingschap verandert de
hele gang van zaken van de dingen en de diepzinnigheid en de vertrouwelijke aard van de G-ddelijke dienst wordt bedreigd. Dat
wordt weerspiegeld in het Hebreeuwse woord voor ballingschap galoet,
dat zijn wortel heeft in het woord galoei (onthuld, geopenbaard).
Ballingschap voor klal Jisraël is een tijd waarin de kwade krachten de
meest heilige delen van het Joodse leven aanvallen en dreigen datgene wat
verhuld is, te ontheiligen en openbaar te maken. Het risico is te groot en dus
werd de G‑ddelijke dienst in het Beet HaMikdasj onderbroken. Natuurlijk kunnen
de kohaniem hun heilige dienst niet voortzetten, daar dit met name
ongeschikt zou zijn buiten Jeroesjalajiem en het Beet HaMikdasj. Alleen wanneer
de spiritualiteit die de kohaniem van omhoog naar beneden brengen, kan
rusten op een geschikte plaats, binnen het afgezonderde domein van G-ds huis,
kan er een dergelijke activiteit zijn binnen klal Jisraël.
Niets van dit alles echter
geldt voor de aarde-hemel benadering van de Leviet. Daar zijn rol niet gespeeld
wordt in een spiritueel afgezonderde plek, kan hij de mensen inspireren om
onder alle omstandigheden zich tot G-d te wenden. Dit betekent dat het
aansteken van de menora, hetgeen een Levie-achtige bezigheid is, kan blijven voortbestaan
in de ballingschap. Zijn intens en heilige licht kan het Joodse leven blijven
verlichten, waar klal Jisraël zich ook mag bevinden. In feite is het
expliciete doel van het aansteken van de menora van Chanoeka dat het grote
wonder gepubliceerd wordt, dat plaats vond in de tijd van de Chasjmonaïem.
Terwijl andere aspecten van de dienst in het Beet HaMikdasj in de galoet
zijn opgeheven, krijgt het aansteken van de menora op Chanoeka meer betekenis
naar mate dat meer in het openbaar gebeurt; hoe dieper de ballingschap en hoe
sterker de greep van de anti-spirituele krachten, des te effectiever de boodschap.
We kunnen nu wel begrijpen
waarom Aharon getroost werd door het aanbod om de lichten van de Chanoekalamp
te mogen aansteken, want dankzij de verdiensten van zijn nakomelingen, de
Chasjmonaïem, heeft klal Jisraël tot op deze dag de schittering van zijn
licht.
28-05-2010 om 18:59
geschreven door Bram
Categorie:Parasjat
|