15/9 Het gele paard – visioen – Dana Coverstone
Ik zag een lang houten hekken zoals in Westerns van 100 m lang, lange een verharde stoffige weg. Langs het hele hekken stonden Indianen. Degenen die aan het eerste einde van het hekken stonden waren in traditionele Indianenkledij gekleed. De eerste in de rij was een Indiaans Opperhoofd. Hoe verder in de rij hoe jonger en moderner de mannen gekleed waren. Er waren ongeveer 100 mannen in deze rij. Ze kijken allen met diepe verwachting naar het Opperhoofd.
Aan de overkant van de weg en het hekken, was er een tribune van drie rijen. Elke rij was vol mannen die gekleed waren als Arabieren. Ze droegen een tulband met hoofddoek. Ze waren met hun smart phones bezig en rustig aan het praten. Er was een man in de middelste rij en klaarblijkelijk de leider. Hij beval alle Arabieren te gaan zitten.
Toen liep het Indiaanse Opperhoofd naar het midden van de stoffige weg tussen het hek en de tribune. De tribune bevond zich ongeveer 15 m aan de andere kant van de weg. Hij hield een traditionele Indiaanse stok in zijn rechterhand. Hij hield de stok in de lucht en sloeg dan 1 keer op de grond en ging toen terug naar het hekken.
Er kwamen mannen in aantocht die mooie grote paarden aan de teugels vasthielden. Deze teugels bestonden uit gouden koorden. De Arabieren op de tribune keken toe hoe de paarden werden voorgeleid. Ze keken met kleine verrekijkers en aandachtig naar de paarden. Ze waren druk bezig aan het bellen. Ze maakten notities en praatten over de paarden die ze zagen. De mannen leidden de paarden allemaal halfweg van de lange weg. Ze hielden halt met hun paarden en keken recht naar hun paard. Daarna gingen ze terug verder naar het einde van de weg. De paarden waren renpaarden en wandelden majestatisch.
Er waren ongeveer 100 paarden die langs de tribune en de Indianen passeerden. De eerste 80 paarden waren heel gedisciplineerd en getraind. De rest van de paarden waren wild en moeilijk in toom te houden door degenen die ze leidden. De teugels van deze paarden waren van ruwe koorden. De mannen die deze paarden moesten leidden hadden lange lederen handschoenen aan tot hun ellebogen.
De jonge Indianen sprongen over het hek en gingen deze mannen helpen. Ook de mannen die de renpaarden hadden geleid en die reeds van het veld waren verdwenen kwamen helpen tot de paarden onder controle waren. Het waren kleinere paarden en zagen eruit als Mustangs. Tranen liepen langs de wangen van het Indiaanse Opperhoofd toen hij het laatste paard zag. En hij keek toe met gekruiste armen. Hij ging terug naar het midden van de stoffige weg.
De man uit de middelste rij van de tribune stond recht en riep geagiteerd: Ik wil het Gele Paard zien. Maar het Indiaanse Opperhoofd reageerde niet en zweeg. De Arabieren waren met ongeveer 10 man met elkaar aan het praten. Toen schreeuwde de Arabier: We willen het Gele paard zien. Het Opperhoofd stapte naar de tribune, keek naar de Arabieren en hield de traditionele Indiaanse stok in zijn rechterhand en stak deze omhoog in de lucht. Hij zei: Jullie zullen het Gele Paard niet te zien krijgen tot hij klaar is om te lopen.
Verklaring van de symbolen door Cherie Goff:
Deze droom gaat volledig over symbolen en niet over Indianen of Arabieren. De stoffige verharde weg: het moeilijke pad. Het lange hekken met Indianen: de geest van de traditionele Amerikaanse Kerk. Het Indiaanse Opperhoofd is Christus, de hoeksteen. Hij staat aan het begin van de rij, omdat Hij de hoeksteen is van de Kerk. De jongere en modernere mannen zijn de moderne Kerken. Het getal 100 is de volheid van de tijd. De Kerk is niet zo rijp meer dan vroeger. De tribune vol Arabieren zijn de demonische krachten. Deze demonische krachten kijken naar de Kerk.
|