|
Belangrijke beschermingspsalmen
PSALM 91
Wie in de beschutting van de Allerhoogste woont en overnacht in de schaduw van de Ontzagwekkende, zegt tegen de HEER: ‘Mijn toevlucht, mijn vesting, mijn God, op U vertrouw ik.’
Hij bevrijdt je uit het net van de vogelvanger en redt je van de dodelijke pest, Hij zal je beschermen met zijn vleugels, onder zijn wieken vind je een toevlucht, zijn trouw is een schild en pantser.
De verschrikking van de nacht hoef je niet te vrezen, ook de pijl niet die overdag op je afvliegt, noch de pest die rondwaart in het donker, noch de plaag die toeslaat midden op de dag. Al vallen er duizend aan je linkerzijde en tienduizend aan je rechterhand, jou zal niets overkomen. Open je ogen en zie hoe wie kwaad doen worden gestraft.
U bent mijn toevlucht, HEER. Als je mag wonen bij de Allerhoogste, zal het kwaad je niet bereiken, geen plaag je tent ooit treffen. Zijn engelen geeft Hij opdracht over je te waken waar je ook gaat. Op hun handen zullen zij je dragen, je zult je voet niet stoten aan een steen. Leeuw en adder zul je vertrappen, roofdier en slang vermorzelen.
‘Ik zal bevrijden wie Mij liefheeft en beschermen wie met mijn naam vertrouwd is. Wie Mij aanroept, geef Ik antwoord, in de nood zal Ik bij hem zijn. Ik zal hem bevrijden en met roem overladen, hem overvloed van dagen geven. Ik zal zijn redding zijn.’
PSALM 23
De HEER is mijn herder, het ontbreekt mij aan niets. Hij laat mij rusten in groene weiden en voert mij naar vredig water, Hij geeft mij nieuwe kracht en leidt mij langs veilige paden tot eer van zijn naam.
Al gaat mijn weg door een donker dal, ik vrees geen gevaar, want U bent bij mij, uw stok en uw staf, zij geven mij moed.
U nodigt mij aan tafel voor het oog van de vijand, U zalft mijn hoofd met olie, mijn beker vloeit over. Geluk en genade volgen mij alle dagen van mijn leven, ik verblijf in het huis van de HEER tot in lengte van dagen.
PSALM 27
De HEER is mijn licht, mijn behoud, wie zou ik vrezen? Bij de HEER is mijn leven veilig, voor wie zou ik bang zijn?
Kwaadwilligen kwamen op mij af om mij levend te verslinden, mijn vijanden belaagden mij, maar zij struikelden, zij vielen. Al trok een leger tegen mij op, mijn hart zou onbevreesd zijn, al woedde er een oorlog tegen mij, nog zou ik mij veilig weten.
Ik vraag aan de HEER één ding, het enige wat ik verlang: wonen in het huis van de HEER alle dagen van mijn leven, om de liefde van de HEER te aanschouwen, Hem te ontmoeten in zijn tempel.
Hij laat mij schuilen onder zijn dak op de dag van het kwaad, Hij verbergt mij veilig in zijn tent, Hij tilt mij hoog op een rots. Daarom heft zich mijn hoofd fier boven de vijanden rondom mij, ik wil offers brengen in zijn tent, Hem juichend offers brengen, ik wil zingen en spelen voor de HEER.
Hoor mij, HEER, als ik tot U roep, wees genadig en antwoord mij. Mijn hart zegt U na: ‘Zoek mijn nabijheid!’ Uw nabijheid, HEER, wil ik zoeken, verberg uw gelaat niet voor mij, wijs uw dienaar niet af in uw toorn.
U bent mij altijd tot hulp geweest, verstoot mij niet, verlaat mij niet, God, mijn behoud. Al verlaten mij vader en moeder, de HEER neemt mij liefdevol aan.
Wijs mij uw weg, HEER, leid mij op een effen pad, bescherm mij tegen mijn vijanden, lever mij niet uit aan mijn belagers.
Valse getuigen staan tegen mij op en dreigen met geweld. Mag ik niet verwachten de goedheid van de HEER te zien in het land van de levenden?
Wacht op de HEER, wees dapper en vastberaden, ja, wacht op de HEER.
|