|
Uitspraak van Liduina van Schiedam
Begrijp je niet dat je gebeden en je verdriet zielen uit het Vagevuur kunnen wegtrekken?
Wat zij niet de kans hebben gehad te lijden om zichzelf hier beneden te zuiveren, zul je in hun plaats lijden. Je zult jezelf in hun plaats stellen en afmaken wat zij niet konden voltooien. Je zult je verdriet in losgeld betalen. En hoe heviger je pijn, hoe eerder de schuld van degene die je liefhad, zal worden betaald. Wie weet of de Heer, aangeraakt door de welwillendheid en smeekbeden van een echtgenoot, zijn vrouw niet in één keer bevrijding zal schenken. Je zult dan betaald worden voor je pijn.
Liduina van Schiedam, Lidwina of Liedewij genoemd, (Schiedam, 18/3/1380 – aldaar 14/4/1433) is een katholieke heilige, patrones van chronische zieken en een van de bekendste Nederlandse heiligen. Haar heiligheid werd in 1890 bevestigd door Paus Leo XIII.
Liduina werd geboren op Palmzondag en groeide op in een gezin met acht broers. Op 12-jarige leeftijd werd ze ten huwelijk gevraagd maar ze wees dit aanbod resoluut af omdat ze haar leven aan God wilde wijden.
Op 15-jarige leeftijd ging ze samen met vriendinnen schaatsen op de dichtgevroren Maas. Ze viel en brak daarbij een rib, waarna ze koudvuur opliep. Ze bleef hierdoor de rest van haar leven verlamd en aan bed gekluisterd. Toen ze een paar jaar later weer eens opstandig was over haar lijden, beval haar biechtvader, Jan Pot, haar aan het Lijden van Jezus te overwegen. Toen dat geen troost opleverde, zag ze ervan af. Nadat haar geestelijk leidsman haar aanmoedigde, probeerde ze het opnieuw, en deze keer kreeg ze daardoor zoveel voldoening, dat ze haar ziekte nog niet wilde ruilen voor een Weesgegroet.
Door deze houding maakte ze grote indruk op de vele bezoekers die zij kreeg en vooral op chronisch zieken voor wie zij een grote troost was. Velen kwamen opgemonterd bij haar vandaan. Haar lijden was een voorbeeld van heldhaftig lijden in de liefde van God tot de mensen. Uiteindelijk leefde ze, naar verluidt, alleen nog op de Heilige Hostie. De oudste beschrijvingen van Liduinas leven maken geen melding van stigmata, latere hagiografen doen dit wel.
Liduina beleefde visioenen, waarin zij samen met haar engelbewaarder Rome, het Heilig Land, Hemel, Hel en Vagevuur bezocht. Tijdens een van haar reizen naar het Paradijs zag zij een rozenstruik. Haar engelbewaarder gaf haar een tak en vertelde haar, dat ze niet zou sterven voordat alle rozen ontloken waren. Pas na 38 jaar lijden kwam er een eind aan haar leven. In haar laatste visioen zag zij een bloeiende rozenstruik en ze stierf met een rose gloed over haar gelaat, alsof er nog iets in haar doorleefde.
Op 17/4/1433 werd Liduina op het kerkhof van de St-Janskerk in Schiedam begraven. De kist werd niet in de aarde gezet en ook niet met aarde bedekt, maar stond op balken die dwars over de bodem van het graf lagen. Liduina had uitdrukkelijk verzocht haar stoffelijk overschot niet met aarde in contact te brengen, omdat zij zelf lange tijd geen voet op de grond had gezet. Op haar sterfplek werd een kapel gebouwd.
Haar leven wordt beschreven in het Leven van Liedewij, volgens sommigen van Jan Gerlachsz, een familielid van Lidwina. Thomas a Kempis (1380-1471) beschreef haar leven in zijn Vita Lidewigis. Ook de 15e-eeuwse prediker Johannes Brugman (1400-1473) schreef over haar ee hagiografie.
Sinds haar overlijden is haar graf een oord van pelgrimage.
|