Inhoud blog
  • Rudy Van Den Eeckhout
  • MAARKEDAL
  • VOORWOORD
  • Tekeningen 1
  • Tekeningen 2
  • Tekeningen 3
  • Tekeningen 4
  • Tekeningen 11
  • Tekeningen 10
  • Tekeningen 9
  • Tekeningen 8
  • Tekeningen 7
  • Tekeningen 6
  • Tekeningen 5
  • Kapel langs de Maarkeweg in Maarke-Kerkem
  • Burgemeester Peter Thienpont
  • De Haagwinde
  • Eligius, sculptuur op de preekstoel in de vroegere gewijde kerk.
  • Bordeelkensmolen in Schorisse
  • Sint-Antonius in de Sint-Vincentiuskapel in Maarke-Kerkem
  • 57. Hoeve De Donder.
  • 55. Pastorie te Nukerke
  • 54. De negenkoten te Nukerke
  • 53. Ter Borchtmolen
  • 52. Huisje van Lea Baert
  • 51. Protestants kerkje in Etikhove
  • 50. Evangelisch huis in Horebeke
  • 48. Omer Wattez aan zijn geboortewoning
  • 49. Dorpsplein te Mater (Oudenaarde)
  • 47. Woonhuis van Hugo Claus in Nukerke
  • 45. Kapel van Kerselare
  • 43. Goet ten Broecke
  • 46. Gemeentehuis van Sint-Maria Horebeke
  • 42- Valerius De Saedeleer - Villa te Ethikove
  • 41- Huis Van Malleghem
  • 39 - Molen ten Hengst
  • 44. Goet Ten Broecke
  • 40 - Rustoord Sint-Leonard
  • 43-Molen Ten Hotond
  • 36 - Kerktoren van Etikhove
  • 46. Palet
  • 16 - Werkmanshuisje
  • 1 - Gemeentehuis te Etikhove
  • 37 - Huidig dorpszicht van Nukerke
  • 35 - Kerk te Etikhove
  • 34 - Parochiekerk van Louise-Marie
  • 33 - Kerkje van Kerkem
  • 32 - Kerkje te Kerkem
  • 31 - Ladeuzemolen
  • 30 - Kloosterwoning te Louise-Marie
  • 29 - Kerktoren te Nukerke
  • 28 - Kerk te Schorisse
  • 32 - Kerk van Maarke-Kerkem
  • 26 - Hof te Cattebeek
  • 25 - Vroegere windmolen Ter Geynst
  • 24 - Sint-Vincentiuskapel Maarke-Kerkem
  • 23 - Herenhuis te Louise-Marie
  • 21 - Kerk te Nukerke
  • 20 - Windmolen Ter slepe
  • 19 - Pastorie te Schorisse
  • 18 - Oude hoeve te Etikhove
  • 17 - Kasteelmolen te Schorisse
  • 15 - Oude hoeve
  • 14 - Hoevetje te Nukerke
  • 13 - Oud schoolhuis te Nukerke
  • 12 - Huidige windmolen Ten Bossenaere
  • 11 - Windmolen Ten Hengst
  • 9 - Windmolens Ten Kruissens
  • 10 - Molens Ten Kruissens
  • 8 - Vroegere houten windmolen te Etikhove
  • 7 - Hospice te Nukerke
  • 2 - Vroeger dorpszicht te Nukerke
  • 5 - Mooie hoeve langs de Bossenaarstraat
  • 4 - Hof te Cattebeek
  • 3 - Vroeger spoorwegstation te Etikhove
  • 6 - Oude dorpskom van Nukerke
  • 60. Het Schaliënhof
  • 56. Genot op den Berg in Maarke-Kerkem
  • 62. Werkmanshuisje in Brakel
  • 61. De hut van Sylvie
  • 58. Veldkapel te Ronse
  • Over Sylvie, de kluizenaarster.
  • 65. Valerius De Saedeleer
  • 66. Eligius in Maarke-Kerkem
  • 65. Schoorisse rond 1900
  • 64. Watermolen Ladeuze in Etikhove
  • 63. Lemen huisje
  • Burgemeester André Hubeau
  • Een hoekje van Zuid-Vlaanderen
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Startpagina !
    Maarkedal in beeld
    Potloodtekeningen
    12-12-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3 - Vroeger spoorwegstation te Etikhove
    Klik op de afbeelding om de link te volgen  Station van Etikhove.
    Op 1 september 1861 werd  de spoorweg van St -Ghislain naar  Gent  geopend. Deze rechtstreekse verbinding met  het Henegouwse kolenbekken  zorgde voor  de ontwikkeling van de  Vlaamse katoennijverheid . De verbinding met Ronse loopt door  een tunnel  (ca 450m ) ter hoogte van de Spichtenberg . Deze tunnel is één der zeldzame tunnels op onze Vlaamse bodem. Sinds de jaren 80 is het station buiten gebruik.

    12-12-2005 om 00:00 geschreven door Hedwig

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6 - Oude dorpskom van Nukerke
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Onderpastorie en gemeentehuis te Nukerke

    Gemeentehuis  met pui, onderpastorie en pastorie te Nukerke.De eerste twee  gebouwen werden in de beginjaren 70 jammerlijk gesloopt om plaats te maken voor  een parking. Sindsdien is het dorpsplein een kale plaats. Velen zullen met heimwee terugdenken aan de tijd toen onze geüniformeerde veldwachter, Kamiel Verdonckt,  iedere zondag na de hoogmis, de trappen van de pui  besteeg , met een armbeweging de aandacht van de menigte vroeg en vervolgens op een statige wijze de  “berichten aan de bevolking” kond maakte terwijl groot en klein, opkijkend in de richting van de veldwachter, met aandacht en respect voor het gezag in stilte luisterden. Nadat  “en ieder zegge het voort “ weerklonk verbrak het geroezemoes de stilte van de “plaatse”

    Over dit gemeentehuis met pui wist   Pol Hoffmann, die gemeentesecretaris was tijdens en na de oorlogsjaren , met zekerheid te vertellen dat dit gebouw reeds in 1772 bestond. De beschrijving komt immers voor op het eerste perkament van het “Landboeck der Prochie van Nukerke Lande van Aelst”. Men weet echter niet wanneer het gebouwd is aangezien het “Landboeck” (1772) het oudste document is dat  vroeger in Nukerke berustte. Het gebouw was vroeger, dus minstens vanaf 1772, de pastorie. Naast het gemeentehuis met pui stond het huis van de onderpastoor. Het klein, muftig kantoortje van de secretaris zou de vroeger slaapkamer geweest zijn. Het gemeentehuis zelf was van 1770 ondergebracht in de herberg “In ’t oud gemeentehuis” (zie beschrijving bij nr 6) , schuin tegenover  de pastorie. Later heeft men het secretariaat verplaatst naar het huis waar nadien de koster Deriemaeker  woonde (nu drukkerij). Eerst rond 1903 of 1904 is de pastorie gemeentehuis geworden, terwijl iets verderop een nieuwe pastorie werd gebouwd  (zie gebouw links). Aan de oude pastorie bracht men enkele veranderingen aan zoals  de ingang en de toegangstrap. Rond 1905 plaatste men in de hoek van de voorgevel en de westelijke zijgevel een O-L-Vrouwbeeld. Dit beeld was een geschenk  van de toenmalige dorpsonderwijzer “meester Jan” aan zijn gemeente. Meester Jan woonde op het dorpsplein in de woning waar nu de familie Georges Aelvoet-Restiaens woont. Jarenlang gaf meester Jan aan zijn oud-leerlingen ‘s zondag  na de mis les in de “zondagschool”.

    12-12-2005 om 00:00 geschreven door Hedwig

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-12-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.60. Het Schaliënhof
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Een "Ministerieel besluit houdende bescherming als monument, stads- of dorpsgezicht" besluit als volgt:

    Artikel 1. Wordt beschermd, overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten, gewijzigd bij decreten van 18 december 1992, 22 februari 1995, 8 december 1998, 18 mei 1999, 7 december 2001 en 21 november 2003:

    Wegens de artistieke en historische waarde: als monument "Schaliënhof" gelegen te Maarkeal (Maarke-Kerkem) Hasselstraat 18-20.

    Over de artistieke en historische waarde van het "Schaliënhof":

    De hoeve werd gebouwd in 1840 op een site die merkelijk ouder is. Het is een representatief voorbeeld van een typisch rijke vierkantshoeve met herenhuis, bediendewoning, nutsruimten, schuur en stallingen uit het midden van de 19de eeuw. Het erf werd gekasseid. De volledige hoeve bleef bijna intact bewaard zowel naar exterieur (neoclassicistisch) als naar interieur en is daarom representatief voor de landelijke architectuur in de eerste helft van de 19de eeuw en voor het zuiden van de provincie.

    Brussel 14-07-2004

    Zo omschrijft "De inventaris van het cultuur bezit in België" het Schaliënhof. Imposante voormalige herenhoeve van het gesloten type. Door haar opmerkelijk volume en geïsoleerde ligging sterk gemarkeerd in het omgevend akker- en weiland. Opgericht in 1840 door burgemeester J. Roman ter vervanging van en rondom een bestaande kleine gesloten hoeve, thans ingenomen door het merendeels gekasseide ruime rechthoekig erf, even als het achterin gelegen hooghuis in tweeën verdeeld. .. Originele harstenen deuromlijsting met pilastervormige rechtstanden op hoge neuten; wigvormige sluitsteen met opschrift:J. ROMAN/BOURGEMESTRE/ 1840.

     

     

    11-12-2005 om 00:00 geschreven door Hedwig

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.56. Genot op den Berg in Maarke-Kerkem
    Klik op de afbeelding om de link te volgen
    Maarke-Kerkem. Het fraaie woonhuis dateert uit het begin van de 17de eeuw. Sinds 1980 is het domein prachtig gerestaureerd. Genot op den Berg langs de Bovenstraat 4 te Maarke-Kerkem. Tekening van het voormalig boerenhuis dat sinds 1995 werd gerestaureerd. Op de deurlatei van de vroegere voordeur en binnenshuis op de balk ziet men dezelfde insciptie; Mariamonogram “AMR” en “ANNO 1783. Dit jaartal verwijst wellicht naar het bouwjaar van de woning. Op een van de versierde moerbalken staat een Christusmonogram “IHS” in cirkelmotief. Deze woning had oorspronkelijk lemen muren en strodak. De renovatie werd aangevat in 1977 met behoud van de originele vakwerkbouw en van de dakspanten. De leemvullingen werden vervangen door kunststeen.(Inventaris van het cultuurbezit in België deel 15)

    11-12-2005 om 00:00 geschreven door Hedwig

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-12-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.62. Werkmanshuisje in Brakel
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Tekening van oude woning bestaande uit woonhuis, werkhuis van schrijnwerker, schaapstal, vertrek en een remise die diende als bergplaats voor o.a. kolen.

    10-12-2005 om 00:00 geschreven door Hedwig

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.61. De hut van Sylvie
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Dit kan je lezen in de nieuwe hut.

    "De hut van Sylvie"

    "In 1902 zagen we hier een vrouw Sylvie aankomen, 54 jaar, mager, grijs, zonder geld noch bagage. Na heel vele reizen had ze genoeg van den de wereld en de mensen. Ze wilde leven alleen in harmonie met de aarde zoals St-Antonius.

    De bekwame (habiles) gebroeders Dendauw bouwden voor haar een hut uit sparhout op een stukje bos dat mijnheer Gilliot haar gaf. Sterk vreesde ze niets. In haar lange grijze jurk kweekte ze kippen en groenten. Daarnaast verkocht ze aan de bezoekers, die eerder zeldzaam waren, taartjes, koffie en postkaarten.

    De hut werd genoemd "La Maison des Fleurs" naar de talrijke bloemen. Sylvie verzorgde de bloemen met heel veel liefde onder het vriendelijk  oog van haar zwarte hond Bofke die altijd aan haar zijde te vinden was.

    Op een dag ontdekte Sylvie onder een steen een waterbron waarmee ze haar tuin bevloeide. Voor drinkwater moest ze 10 minuten wandelen naar de waterput van Jules Ponchaut. Op 28 februari 1925 om 3.30 uur kreeg Sylvie een hartaanval en stierf. De eenzame en charmante Sylvie leeft nog altijd in de herinneringen van de bevolking van Vloesbergen zodat de gemeente die hut bouwde in 1988 als mooie kopie van de originele."

    10-12-2005 om 00:00 geschreven door Hedwig

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.58. Veldkapel te Ronse
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Potloodtekening
     Dit veldkruis aan een zeer oude linde , in de volksmond "gekruiste God" genoemd,  zou dateren van 1876. Dit monument kan je vinden op het kruispunt van de Ninovestraat met de Oscar Delghuststraat. Dit mooi symbool van onze Westeuropese christelijke beschaving staat in Ronse onder zware druk. Gelukkig in 2010 gerestaureerd door het Wittentakcomité. Volgens een krantenbericht waren verschillende mensen een tijdje ongerust omdat het kruis een tijdje verdwenen was. Het kruis was echter in veilige handen voor restauratie. De Vlaamse Ardennen zijn rijk aan veldkapellen onder een vredige en lieflijke linde.
    De lindeboom werd in 2009 door Minister voor Onroerend Erfgoed Geert Bourgois als een beschermd monument erkend wegens zijn historische waarde. In de streek kregen platanen in Ename en de dikste boom van het Kluisbos dezelfde erkenning.

    10-12-2005 om 00:00 geschreven door Hedwig

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Over Sylvie, de kluizenaarster.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Deel van een houtskooltekening volgens een oude foto.
    Het leven van Sylvie, de kluizenaarster van de Moodrodde, volgens een artikel van Victor Morre dat we letterlijk weergeven.

    «Moodrodde is het Brakelse dialect voor “Mont de Rhodes” 152,5m hoog, gelegen op het grondgebied van Vloesberg.

    Midden  in de sparrenbossen op de oosterflank van de top der Moodrodde stond eens een hut  door de bewoners van Opbrakel “Meetsies Huizeke” genoemd en door deze van Vloesberg la Cabane Sylvie. Daar woonde sedert 1902 Sylvie Baudry, afkomstig uit Etikhove. Ze kwam totaal ontgoocheld te Vloesberg-Bos aan om daar in de bossen in eenzaamheid te komen leven.

    Sylvie Baudry werd op 21januari 1851 te Etikhove geboren als dochter van François Baudry, klompenmaker, geboren te Velaines op 6 april 1789 en van Melanie Vandereecken, spinster, geboren te Etikhove op 12 oktober 1820. Ze woonde op het nummer 8 aan de Kleystraat te Etikhove.

    Maar zij zelf verklaarde dat ze genoeg had van de wereld  en van de mensen en wenste nu weg van iedereen, alleen te leven zoals Sint-Antonius met de kruiden der aarde. Van bij haar aankomst had Sylvie haar intrek genomen in het “Café Rimeur” gehouden door Eudoxie Rimeur en haar broer Firmin die tevens een specerijwinkel uitbaatten gelegen op de hoek  aan het  kruispunt van Vloesberg-Bos (Firmin Rimeur was jarenlang steltenloper in de processie te Vloesberg en verbeeldde als dusdanig de H.-Kristoffel. Hij was tevens een waar kunstenaar in het schoteldraaien).

    De toenmalige eigenaar der bossen van de Moodrodde, de heer Giliot uit Antwerpen, stelde kosteloos een stukje grond te hare beschikking om een huisje te bouwen. Ze mocht zelf de plaats aanduiden in het bos waar ze liefst zou wonen. Aanvankelijk bood men haar een plaats aan op de rand van het bos, wat meer in de nabijheid van anderen woningen, doch zij verkoos de top van de Moodrodde waar haar huisje dan ook werd opgetrokken. Het nodige hout kreeg ze gratis van voormelde eigenaar en ze mocht het ter plaatse nemen. De gebroeders Dendauw van de Boostraat (thans Brakelbosstraat) te Brakel die allerlei stielen kenden, belastten er zich mee om het huisje op te richten (de gebroeders Dendauw oefende volgende stielen uit: metser, strodekker, steenputtenmaker, stoelenmaker, slachter, regenschemhersteller en noem maar op). Het huisje, als men het zo mag noemen, was een soort afdak dat lichtjes afhelde van oost naar west en werd helemaal opgetrokken met dennen. De wanden ervan bestonden uit ijzeren platen waarop zware en grote ijzerzandstenen waren neergelegd om het wegwaaien der platen te voorkomen. De achterkant van het dak, de westerkant dus, kwam ongeveer op gelijke hoogte met de top der Moodrodde. Het huisje stond als in een put met een opening aan de bosweg van Vloesberg-Bos naar D’Hoppe, die diende als ingang. Om haar tuin te betreden, die aan de oostkant vóór het huisje was gelegen, moest ze telkens enkele trappen doen. Meetje Sylvie of “Meetje”, zoals men haar hier in de omgang noemde, ging bijna dagelijks naar de mis in de kerk der Paters Montfortanen te D’Hoppe; zelfs in de duisternis bij winterdag trok ze door het donkere bos een half uur ver om er de mis te gaan bijwonen.’s Zondags woonde ze er de hoogmis bij. Ze was altijd deftig en net aangedaan met haar lange zwarte kapmantel waarvan de kap gevoerd was met bleekgrijze zijde, met een prachtige muts met gaas verwerkt op het hoofd en waarvan het tweekleurig breed lint (aan de ene kant wit en aan de andere zwart) onder de kin samenkwam in de vorm van een mooie strik. Aldus had ze steeds een voornaam voorkomen.

    Bij uitzondering ging ze na de eerste wereldoorlog ook wel eens naar een zondagsmis te Nederbrakel. Ze vertrok per trein om 8u30 uit het station van Flobecq-Bois (Vloesberg-Bos). Dan nam ze meestal haar zwarte “eierpaander” met twee lange oren en met deksel met zich aan de arm mee. Terwijl ze op de trein wachtte, sloeg ze gewoonlijk een praatje met stationschef Petit. Na de mis deed ze haar boodschappen en keerde dan telkens te voet naar huis terug, een afstand van zeker zes km en in die tijd was ze al zeventig jaar oud.

    Op zekere dag kwam ze wenend de woning van boswachter Ponchaut binnengelopen. Men had haar wijsgemaakt dat de nieuwe eigenaar Henri Jouret van Vloesberg die in 1903 in het bezit was gekomen der gronden en bossen van de Moodrodde, een vrijdenker was en dat hij haar zou doen verhuizen. De boswachter stelde haar gerust  en verzekerde haar dat dit alles uit de lucht gegrepen was Dat kwam ter ore van de heer Jouret die in plaats van haar te doen verhuizen en om haar gerust te stellen, onmiddellijk een levenlange pacht maakte tegen vijf frank per jaar! Het is wel te verstaan dat ze niets hoefde te betalen, wel in tegendeel.

    Wie was Jules Ponchaut.? Hij was boswachter der bossen van de Moodroode en de Heyne en woonde aan het kruispunt van Vloesberg -Bos in de herberg “Au repos des Chasseurs” en baatte er tevens een boerderij uit. De dochter Lucie Ponchaut, wed. Edmond Bruwier (Delterne, Bruwier is een bijnaam), woont nog steeds in die landelijke herberg (toch nog in 1986) met de typische halve deur die vroegere jaren de huizen van Vloesberg-Bos kenmerkte. Hier hadden tot na W.O.-II houtverkopingen plaats van de bossen van de familie Jouret uit Vloesberg. Nu wordt die druk bezochte herberg verder uitgebaat door zoon Paul Bruwier (Deltenre) waar men tevens allerlei drank, ’s zomers ook mattentaarten der streek kan bekomen. In de gelagzaal zijn er allerhande oude handwerktuigen uit de landbouw te bezichtigen. Thans heet de herberg “Café Ponchaut”.

    Daar ze geen noemenswaardige inkomsten had, moest Sylvie zeer zuinig leven en dat deed ze dan ook. In haar tuin voor het huisje kweekte ze allerlei groenten en ook aardappelen, doch daar het dorre zandgrond was en weinig of niet bemest werd, was de opbrengst eerder gering. Haar tuin was tijdens de zomer steeds  van veel bloemen voorzien. Ze hield ook altijd een aantal legkippen die vrij rondliepen in het bos en waardoor ze zich voorzag van eieren. Eens de velden geschoren, ging ze tarwe en haver oogsten om de hennen ’s winters eten te geven en in die periode gaf zij ze steeds warm gekookte haver en naar het schijnt had ze altijd in de winter ononderbroken eieren. Mussents Marie van de Bosstraat te Opbrakel had daar dichtbij het bos een “streepke” rogge gezaaid en de hennen van Sylvie hadden alles uitgekrabd. Marie verzocht haar de hennen binnen te houden, maar dat was niet goed bevallen, het zat er tegen! Wadde, zei Sylvie, ze zou mij komen verbieden mijn hennen vrij in het bos te laten rondlopen! Wie zou dat zeggen van dat “mussenwijf”.

    Kolen stookte ze weinig als vuurmaaksel en brandde meestal hout dat ze ging rapen en verzamelen in het bos rondom haar hut. Ze bakte ook brood in de oven van haar stoof. Op zekere dag had Sylvie beneden haar huisje een grote steen uit de grond weten los te krijgen en op die plaats kwam er water te voorschijn.  Ziet ge wel dat het een toveresse is, werd er toen verteld, ze heeft water gevonden op de Moodrodde. Het is algemeen bekend dat men rond de Moodrodde zeer diep moet delven om water te vinden. Daar zijn immers de diepste steenputten uit de omgeving. Het nodige water ging ze steeds halen op tien minuten van haar huisje nl. bij de reeds vermelde Jules Ponchaut bij wie ze altijd haar toevlucht nam en die haar in alle omstandigheden veel heeft geholpen.

    ‘s Zomers kwamen er veel bezoekers en nieuwsgierigen “Meetsies Huizeke” bezichtigen waaraan zij dan “potsies” (kopjes) koffie en zichtkaarten verkocht. Bezoekers met een opvallende mooie kledij van wie ze een flinke fooi kon verwachten, mochten steeds binnen. Zo ben ik in de zomer van 1919 met een kozijn in “officierenuniform” en zijn familie vriendelijk bij “Meetje” binnen geraakt, want vergeet niet, ze was zeer wantrouwig. Haar woonvertrek was met papier behangen en de vloer geplaveid met afgezaagde ronde bollen van dennen waartussen cement gegoten was.

    Vóór de oorlog van 1914 verkochten bewoners uit de omgeving op een zondag zakjes friet (10centiem ’t zakje) ten voordele van Sylvie. Ze werden gebakken op een houtvuur in de nabijheid van haar huisje in de iets lager gelegen verlaten zavelput. Dat kende veel bijval. Ze werd ook nog geholpen door begoede families die haar diskreet en regelmatig giften en gelden en natura bezorgden.

    In de winter van 1917-1918 werden al de  sparren van de Moodrodde afgezaagd onder leiding van de Duitsers van de Baudirektion 4. Achter het huisje van Sylvie lieten ze echter een troepje van een twintigtal sparren onaangeroerd staan om het huisje tegen regen en felle westenwinden te beschutten. De oorlog was voor velen een harde tijd en Sylvie moet gedurende die jaren ook moeilijke perioden hebben gekend, want in 1918 heeft ze circa twee aren bosgrond gerooid en er aardappelen op geplant. In 1919 teelde ze er zelfs nog eens op dezelfde grond met als resultaat een zeer magere opbrengst. Die grond lag op een 50-tal meter voorbij haar huisje langs de weg naar D’Hoppe, waar tot in W.O.-II die houten toren stond. Dit was het geodetischteken van het I.C.M.(Institut Cartographique Militaire) waaraan thans nog een dikke arduinen paal herinnert.

    Sylvie zag er meestal ontevreden uit en was ook niet al te vriendelijk. Ze maakte zich steeds kwaad wanneer er te veel nieuwsgierigen aan de afsluiting van haar huis naar haar huisje kwamen zien. Dan vloog ze er soms op af en vroeg:” Wat komde gulder hier doen? Kom ik ook zo staan gapen bij u?” Voorbijgangers moesten ook wel  opletten dat ze haar niet al te veel bekeken, want ze draaide zich soms plots om en dan was het: ”Wat moede gulder hebbende van mij? Hebben gulder mij dan nog niet gezien?”

    Ze had weinig omgang met de mensen rondom haar. Slechts met een paar gezinnen onderhield  ze betrekkingen, niettegenstaande ze zich behoorlijk in de Franse taal kon uitdrukken met de bewoners van Vloesberg-Bos.

    Schrik kende ze niet, doch zoals reeds gemeld, was ze zeer wantrouwig en betrouwde zelfs niemand. Toen men haar vroeg of ze op een zo afgelegen plaats, midden in de bossen ’s nachts soms geen schrik had, antwoordde ze spottend: “Wat zouden ze hier komen doen bij mij? Ik bezit immers niets!” Wel had ze een hoorn om op te blazen als ze in nood verkeerde. Haar naaste buren waren daarvan wel op de hoogte. Haar beste vriend was haar klein zwart hondje “Bufke” dat zeer waakzaam was en waarvan ze bijzonder veel hield. Er werd ook wel eens beweerd dat ze wapens bezat, doch dat was onwaar. Sommigen verwarden Meetse Sylvie met “Meetje Schiel”de boswachtster van het Pottelbergbos die steeds gewapend in het bos rondliep met een karabijn en twee honden. Ze verjoeg de mensen die in het geniep kozijntjes kwamen plukken.

     

    Haar vader François Baudry, die 31 jaar ouder was dan zijn echtgenote, is in 1859 overleden toen Sylvie 5 jaar oud was, terwijl haar moeder Melanie Vandereecken stierf in 1888. In de volkstelling van 1870-1880 treft men Sylvie aan als spoelbewerkster, terwijl haar broeder Ivo als timmerman is aangetekend. Vanaf 1880 tot 1902 is Sylvie als naaister bekend, terwijl Ivo na 1880 in Etikhove zoek is geraakt, doch men vindt hem nadien als schrijnwerker, ebenist, in een voorstad van Parijs. Welke perikels Sylvie zoal heeft beleefd die aanleiding hebben gegeven tot haar besluit om zich in een hut af te zonderen en zich terug te trekken in de bossen om er een armtierig leven te komen leiden, weten we niet met zekerheid. Wel is ons bekend dat ze hier op 4 april 1902 op Vloesberg-Bos is komen wonen zonder geld of goed en dat het huis waar ze in Etikhove woonde, ook nog in 1902 werd gesloopt.

    De Vlaamse schrijver Omer Wattez die kort na W.O.-I bij een zijner wandelingen in de Vlaamse Ardennen aan Sylvie een bezoek bracht, verhaalt hierover het volgende in zijn boek “De Vlaamse Ardennen”, 2de deel, uitgave 1926 op blz 59:”Als ge daar in de week gaat heeft zij vrijen tijd en zij vertelt u dat dan van hare geschiedenis die een zeer bewogen leven verraadt. Zij heeft veel gereisd toen zij jong was, zegt ze; Parijs bewoond en in verre landen geweest en nu is zij daar alleen komen wonen in dat sombere bosch ver van alle nabuurschap of gewoel.”

    Dat ze Omer Wattez ook niet veel zal wijsgemaakt hebben over haar wedervaren, betwijfelt niemand van wie haar van dichtbij hebben gekend. Veel geruchten over Sylvie hebben hier de ronde gedaan onder andere dat ze gans haar bezit verproduceerd heeft voor los (weg) en dat ze ginder in Etikhove met bijna de helft der inwoners overhoop lag. Het is misschien om die reden dat ze haar dorp heeft verlaten. Bezoek uit Etikhove had ze weinig. Wel verbleef er eens tijdelijk een nichtje uit Etikhove bij haar dat te Vloesberg school liep om wat Frans te leren. Er kwam ook ooit een Etikhovenaar bij haar thuis de groeten overbrengen van de burgemeester, maar die mocht zich spoedig uit de voeten maken! Er werd ook wel eens beweerd dat ze in onmin leefde met haar broer Ivo die in Parijs verbleef omwille van hun verdeling, doch dit bleek onwaar te zijn want ze wisselden steeds brieven met elkaar. Zelfs wanneer Sylvie in moeilijkheden of geldnood verkeerde, stuurde hij haar de nodige fondsen om haar te helpen, doch op bezoek kwam hij bij haar in die tijd niet. Toen zijn echtgenote in Parijs ziek werd, is Sylvie haar ginds gaan bezoeken en is ze er zelfs enkele weken gebleven. Na de dood van zijn echtgenote kwam Ivo zich in Ronse vestigen. Later werd hij zelf ziek en verbleef toen enige tijd bij Sylvie op de Moodrodde. Vele hebben hem daar nog zien rondwandelen in het bos, doch hij kon het niet in haar huisje gewoon worden, wat toch niet te verwonderen was. Bij zijn overlijden heeft hij Sylvie een flink erfdeel nagelaten, wat haar later wel van pas is gekomen. Hij schonk haar ook nog een prachtig mobilair. Daar Sylvie niet over voldoende ruimte beschikte om die meubelen te plaatsen, was ze verplicht ze elders te deponeren. Achteraf liet ze zich beetnemen en geraakte op een niet al te hoffelijke manier die schone meubelen kwijt.

    Haar broer moest een bekwaam vakman geweest zijn, want een paar prominenten uit de streek, die zijn werk hadden gezien, waren erin gelukt een door hem vervaardigd pronkstukje in hun bezit te krijgen. In oktober 1924, toen ze niet meer kon, is ze naar het hospitaal van Opbrakel vertrokken na ongeveer 22 jaar in haar hut op de Moodrodde te hebben gewoond en dat in armoede en zonder enig komfort. Bij haar vertrek naar het hospitaal ging ze nog even afscheid nemen van Henriette, de echtgenote van boswachter Jules Ponchaut die toen ziek te bed lag. Met weemoed drukte ze haar spijt uit dat ze nu haar huisje moest verlaten, waar ze zo gelukkig was geweest en waar het toch goed was om te leven. In het hospitaal verbleef ze als betalende kostgangster en had een kamer voor haar alleen. Op het einde van haar leven, toen ze in het hospitaal verbleef, ontbood ze notaris Jouret uit Vloesberg, doch daar Opbrakel buiten zijn ambtsgebied was gelegen, ontbood deze notaris Léonce Van Damme uit Nederbrakel die haar  nalatenschap regelde en waarbij een nicht uit Ronse en een inwoonster van Vloesberg-Bos, door wie ze veel geholpen werd, na haar overlijden elk een gelijke som van enkele duizenden frank naliet. Ze overleed in het hospitaal te Opbrakel op 28 februari 1928 om 3u30 ‘s morgens.

    Van het huisje is er niets meer overgebleven. Er is alleen nog een kuil te zien waar “Meetsies Huizeke” stond en een struik klimop die eens de ingang van de hut aan de weg versierde.”

    We kunnen niet nalaten u volgende mooie beschrijvingen in het Frans te laten lezen. Un dimanche d’octobre 1924,”après none”, deux promeneurs trouvèrent Sylvie étendue au pied d’un arbre où gémissait le vent, sur le petit chemin qui relie la Chapelle au Mont-de Rhodes. Son chien hurlait à mort à côté d’elle.

    “Aujourd’hui  encore, le souvenir à la fois charmant, sauvage et familier de la bonne Sylvie hante l’esprit des gens qui l’ont connue. Bien plus, il habite la mémoire collective des Flobecquois, à tel point qu’ils ont senti le besoin de le matérialiser en construisant une cabane Sylvie dans les bois de la Houppe, en bordure du Centre touristique.

    Vers 1920, Sylvie partit quelques fois à la messe dominicale de Nederbrakel. Elle s’en allait par le train de 8h30 à Flobecq-Bois. La plupart du temps elle prenait au bras son panier à œufs. En attendant le train elle faisait ses commissions et retournait à pied à sa cabane distance de 6 kilomètres.

    Avec les premiers froids, les corbeaux venaient tournoyer au-dessus du Mont-de-Rhodes, accentuant ainsi l’atmosphère de solitude et d’abandon qui enveloppait mystérieusement la cabana. Des journées entières s’écoulaient sans que la recluse vit passer âme qui vive. Elle ne sortait guère non plus de son ermitage.

    Parfois le chien se mettait à aboyer rageusement dans le lourd silence. Elle entendait alors à travers le mur de rondins, un bruit confus de voix assourdies et de pas étouffés. Des coups de feu claquaient. Etait-ce une bande de braconniers qui s’amusaient à battre le bois, en beau plain jour, pour braver gardes et gendarmes ? L’ombre et la brume envahissaient de bonne heure la sapinière… A quoi pensait la bonne Sylvie quand la tempête faisait rage sur le Mont-de-Rhodes ? La nuit, à quoi pensait-elle quand le vent s’infiltrait dans la bicoque et soufflait la flamme de la vieille lampe à pétrole ? De-ci , de là , le vent fou arrachait des branches et culbutait des arbres. La clarté blafarde de la lune donnait au paysage un air fantomatique qui hallucinait. La fuite échevelée des blancs nuages allait-elle emporter la pauvre bicoque dans la déroute universelle ? »

    Dit kan je lezen in de nieuwe hut.

    “De hut van Sylvie. In 1902 zagen we hier een vrouw Sylvie aankomen, 54 jaar, mager, grijs, zonder geld noch bagage. Na heel vele reizen had ze genoeg van den de wereld en de mensen. Ze wilde leven alleen in harmonie met de aarde zoals St-Antonius.De bekwame (habiles) gebroeders Dendauw bouwden voor haar een hut uit sparhout op een stukje bos dat mijnheer Gilliot haar gaf. Sterk vreesde ze niets. In haar lange grijze jurk kweekte ze kippen en groenten. Daarnaast verkocht ze aan de bezoekers, die eerder zeldzaam waren, taartjes, koffie en postkaarten.De hut werd genoemd “La Maison des Fleurs” naar de talrijke bloemen. Sylvie verzorgde de bloemen met heel veel liefde onder het vriendelijk  oog van haar zwarte hond Bofke die altijd aan haar zijde te vinden was.Op een dag ontdekte Sylvie onder een steen een waterbron waarmee ze haar tuin bevloeide. Voor drinkwater moest ze 10 minuten wandelen naar de waterput van Jules Ponchaut. Op 28 februari 1925 om 3.30 uur kreeg Sylvie een hartaanval en stierf. De eenzame en charmante Sylvie leeft nog altijd in de herinneringen van de bevolking van Vloesbergen zodat de gemeente die hut bouwde in 1988 als mooie kopie van de originele.”

    Bijlagen:
    Sylvie-tekeningkle.jpg (94.6 KB)   

    10-12-2005 om 00:00 geschreven door Hedwig

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-12-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.65. Valerius De Saedeleer
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Valerius De Saedeleer tijdens zijn verblijf in Etikhove van 1921 tot1937. 

    05-12-2005 om 00:00 geschreven door Hedwig

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.66. Eligius in Maarke-Kerkem
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Potloodtekening  40/50

    Sint-Eligius in Maarke-Kerkem.

    De beeltenis toont een houten sculptuur van Eligius op de kuip van de preekstoel in de Sint-Eligiuskerk (nu Marca) in Maarke-Kerkem.

    Sint-Eligius is immers de patroonheilige van de ondertussen ontwijde kerk. Eligius van Noyon werd geboren in 588 in Chaptelat ( de streek van Limoges).  Zijn feestdag valt op 1 december. Meestal wordt Eligius of Elooi afgebeeld met kelk, hamer, aambeeld, tang …. Hij kon dus beschermheilige zijn van verscheidene beroepen. Zelf zou hij edelsmid en muntmeester zijn geweest aan het hof van de Frankische koning. Hij werd nadien bisschop van Noyon en Doornik.

    De barokke preekstoel zou dateren van eind 17de eeuw, nl. 1680 zoals op de sculptuur te merken.

    05-12-2005 om 00:00 geschreven door Hedwig

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.65. Schoorisse rond 1900
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Dorpskern van "Schoorisse  1900". Rechts de woning waar Omer Wattez verbleef. In het centrum de parochiekerk Sint-Petrus. 

    Een klein klooster met hospitaal van eerder lokaal belang, werd omstreeks 1416 door de Heer  van Schorisse en zijn echtgenote gesticht tussen de parochiekerk en hun kasteel te Schorisse. Dit zogenaamde Margriethospitaal verdween echter na de openbare verkoop in 1798. In de huizenrij aan de Zottegemstraat is een huidige tweegezinswoning nr. 8-10 dat ondanks verbouwingen nog herkenbaar is als gebouw uit de 18de eeuw met wellicht oudere kern, vroeger behorend tot de kloostersite.

    05-12-2005 om 00:00 geschreven door Hedwig

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.64. Watermolen Ladeuze in Etikhove
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Watermolen Ladeuze zoals hij in oorsprong moet geweest zijn.

    Deze imposante watermolen behoorde tot het domein van de baronie van de heren van Etikhove. De baronie werd reeds in de vroege middeleeuwen in geschriften vermeld. Van de heerlijkheid blijven nu nog de watermolen en de kunstgalerij (nu restaurant Ladeuze) over. In de molenschuur  heeft de familie Delobelle in de 19de eeuw een stemmige woning ingericht. Deze molensite ligt op een hoogte van 21m boven de zeespiegel en onttrekt het water uit de Maarkebeek. Deze Maarkebeek vangt het water op van de Molenbeek en de Krombeek die op hun beurt het water  uit de heuvels in Schorisse ( het Langeveld, de Steenberg De Ganzenberg en Foreest) afvoeren.

    Links van het molenhuis is het rad en het schof. Een kanaaltje met bakstenen wanden voert het water naar het rad.

     

    05-12-2005 om 00:00 geschreven door Hedwig

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.63. Lemen huisje
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

       
    Oud boerenhuisje uit leem en stro uit de 17de eeuw waar kunstschilder De Saedeleer geruime tijd verbleef. De eigenaar, de h; Thienpont schonk het aan het Openluchtmuseum van Bokrijk: een stukje Etikhove staat er vereeuwigd. (uit Maarkedal een vierklaver door A. Van Nieuwenhuyze)

     

     

     

    05-12-2005 om 00:00 geschreven door Hedwig

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Burgemeester André Hubeau
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

     

    Joseph, André Hubeau geboren te Nukerke op 21 maart 1910 en godvruchtig overleden te Ronse op 19 februari 1995.

    André had het voorrecht dat hij van zijn ouders mocht verder studeren ook al was hij de enige zoon op het erf naast een zus. Hij was zo’n flinke student dat hij volgende academische graden behaalde: Licentiaat in handelswetenschappen, financiële, consulaire en koloniale wetenschappen. Licentiaat in politieke- en sociale wetenschappen. Enkele graden behaalde hij vlot mits toevoeging van enkele examenvakken.  Hij ging prat op zijn vorming maar liet dat niet openlijk blijken. Ook relativeerde hij zijn resem academisch graden. Hij vertelde dat in zijn tijd sommige van die graden werden bekomen mits het slagen in een paar examens. In de jaren 60 tot 80 hadden zijn vrienden uit de studententijd in Leuven belangrijke ministeriële posten in de toenmalige Belgische regeringen.

    Burgemeester van Nukerke van 1953 tot en met 1976

    Burgemeester van Maarkedal van 1977 tot en met 1983

        Oud-strijder en krijgsgevangene tijdens de oorlog 1940-1945


    05-12-2005 om 00:00 geschreven door Hedwig

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een hoekje van Zuid-Vlaanderen

    Hieronder volgt een uittreksel uit

     

    Een hoekje van Zuid-Vlaanderen

    Oudenaarde, Ronse en omstreken

    door Omer Wattez

    met teekeningen van Arm. Heins

    en eene landkaart

    Gent  1890

     

    Een werkje van 63 bladzijden

     

    Voorwoord

    De streek, welke wij, in dit werkje, den lezer schetsen, ligt in het zuiderdeel van Oost-Vlaanderen. Zij verschilt, door hare grondgesteldheid, volkomen van het overige deel van Vlaanderen, dat onder de vlakke landen gerekend wordt. Onze boekjes over aardrijkskunde, bij het onderwijs gebruikt, doen over het algemeen te weinig de schilderachtigheid van dit oord uitkomen. Zij spreken wel van eenige heuvelen aan de grenzen van Henegouwen, die den overgang van ons platteland tot de bergachtige gronden uitmaken. Dit is niet juist. Eens het Zuiden van Vlaanderen voorbij, trekt men door het Doorniksche, ja, tot verre in Frankrijk, zonder eenige grondverhevenheden van belang te ontmoeten, tenzij de Drievuldigheidsberg, bij Doornik, die daar oprijst en aangeene merkbare heuvelreeks is verbonden..

    Bijna geheel het noorderdeel der provincie Henegouwen en het gansche Noorderdepartement van Frankrijk zijn, op verre na, zoo schilderachtig niet als de omgeving van Oudenaarde en Ronse, die grotendeels de aandacht van den toerist verdient.

    Het heuvelachtige gedeelte van Oost-Vlaanderen is dus geen overgang tot de hooglanden. Hij vormt wel metterdaad een afzonderlijk hoekje, dat wij anderen navolgende, de Vlaamschs Ardennen genoemd hebben. De streek is door talrijke gemeenschapwegen doorsneden. Onder dezen bemerkt men verscheidene spoorbanen: het zijn die van Gent naar Ronse, van Kortrijk naar Brussel, van Gent naar Geraardsbergen, van Ronse naar Sottegem en van Oudenaarde naar Orroir en Frankrijk.

    De grond van Zuid-Vlaaanderen is kleiachtig en verschilt dus van de zandige vlakte van Vlaanderen. Hij brengt tarwe, rogge, gerst, aardappelen, beetwortels, bitterpeeën, vlas, klaver, rapen en wortelen voor.

    Zuid-Vlaanderen is eene landbouwstreek. Ronse en zijne omgeving bezitten echter eene bloeiende katoennijverheid. De weverij en ververij doen er een aanzienlijk getal inwoners leven.

    Berchem en zijne omstreken kweeken veel bitterpeeën, die, gedroogd en gebrand, naar den vreemden, vooral naar Duitschland, vervoerd worden.

    In de vallei der Schelde levert de vlasopbrengst goede winsten op. De bosschen, die een deel van Zuid-Vlaanderen bedekken, bevatten veel wild, als hazen, konijnen  patrijzen, lijsters enz.

    Achter de voornaamste heuvelreeks in Zuid-Vlaanderen ligt de taalgrens. Het Vlaamsche spraakgebied is er dus, als door een hoogen dijk, afgesloten. In de provincie Oost-Vlaanderen treft men de volgende Waalsche dorpen aan: orroir, Rozenaken (Russeignies) en Amougies.

    Weinige wijzigingen hebben de eeuwen aan de taalgrens toegebracht, en ons land biedt, in dat opzicht, het tegenovergestelde van Bohemen en andere landen aan, waar de rassen geene palen rond hun gebied meer kunnen zetten. Zoolang wij in Vlaanderen dien toestand kunnen behouden, hoeft men de verdwijning van taal en zeden niet te vrezen en met wilskracht kan Vlaanderen zijn uitsluitelijk Vlaamsch karakter terugbekomen.

    Deze algemeen dingen gezegd, bieden wij den lezer ons op een tochtje door Zuid-Vlaanderen te willen volgen. Wij beginnen met de hoofdplaats der streek, het grijze Oudenaarde, zetel eener rechtbank van eersten aanleg, van een arrondissements-commissariaat, en garnizoenstad, door ruiterij bezet. Zij telt heden rond de zes duizend inwoners.

    …

    Schoorisse.

    Wij bevinden ons aan den wegwijzer, op een hoogte van ongeveer honderd meters. Nauwelijks zijn wij hem eene boogscheut voorbij, of een uitgestrekt ringvormig dal ontvouwt zich voor onze oogen. In die vallei liggen de dorpen Schoorisse en Maarke; op de hoogte ten zuiden, de kerktoren van Louise-Marie, in eene boschrijke streek en meer westwaarts Nukerke; in het zuidoosten de wouden van Vloesbergen en Opbrakel en het buitengoed van den baron Lefebvre van Doornik.

    Een half uur lang hebben wij, onder het dalen, dit landschap, vol afwisseling, te aanschouwen.

    Eindelijk bereiken wij het dorp Schoorisse.

    Een bewijs van de aantrekkelijkheid van de streek is, dat de heeren Tyman, Rombaut en Scibe uit Gent hier en Louise-Marie buitengoederen hebben gebouwd.

    In de kerk van Schoorisse bemerken wij eenen grafzerk, twee namen bevattende: Arnold van Gaver, heer van Schoorisse, en Isabelle Van Ghistel. De kerk heeft ook eene fondatie voor een eeuwigdurend jaargetijde ter gedachtenis van Jan van Luxemburg, heer van Schoorisse.

    Op vijf minuten afstand bezuiden de kerk, links van den steenweg , stond het slot der heeren van Schoorisse. Recht over de gemeenteschool, de dreef afgaande, bemerkt men eene weide en te midden daarin eene opgevoerde aardmassa, reeds grotendeels weggeruimd. Daar was de burcht, welke opvolgenlijk aan de edele geslachten van Schoorisse,  Gaver, Lalaing, Berlaimont en Egmond heeft toebehoord.

    Zooals  Sanderus het in zijne Flandria Illustrata geeft, bestond het ten tijde, dat de edelvrouw Margaretha de Lalaing het bewoonde.

    De tegenwoordige weide vormde vroeger den breeden vijver rond het kasteel, dat vierhoekig was, doch uit een groot aantal gebouwen bestond, waarboven zich, hier en daar, een torentje met windwijzer verhief. De brug was aan de noorderzijde. Sanderus laat, op de afbeelding van dit slot, ook de torens en huizen van Ronse in de verte zien. Onmogelijk kan men deze van Schoorisse ontwaren: de boschrijke heuvels van Louise-Marie verheffen zich tusschen de twee plaatsen. Doch dat werd in die tijden door de teekenaars meer gedaan om de ligging der naburige stad aan te wijzen.

     

    05-12-2005 om 00:00 geschreven door Hedwig

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.59. Valerius De Saedeleer
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Tekening in houtskool en potlood
    Wie was Valerius de Saedeleer ? Hij werd in Aalst geboren op 4 augustus 1867, volgde cursussen aan de tekenacademie te Gent en ging  "te leer" bij Frans Courtens te Brussel. Als kunstenaar was hij nogal wispelturig van aard; een rusteloze natuur die zich nergens kon aanpassen. Hij verhuist dan ook meer dan vijftig maal in verschillende gemeenten van het land. In Sint-Maartens-Latem vond hij eindelijk zijn vaste stek. Daar vormde hij samen met de beeldhouwer- tekenaar en boetseerder George Minne, de dichter Karel van de Woestijne en zijn broer schilder Gustaaf, de Praetere, D'Acosta, Servaes, Permeke, De Smet en Albijn van den Abeele de kunstenaarskolonie: de Latemse school.

    WO I drijft menigeen op de vlucht. Ook de familie de Saedeleer trekt er van onder. Stijn Streuvels beschreef die periode als volgt:

    Op 1 augustus 1914 treffen Stijn Streuvels en een groep schilders bestaande uit de Saedeleer, Van de Woestijne en d’Haye mekaar in Tiegem en in plaats van over kunst te praten “ loopt het gesprek over de oorlog, maar we weten geen van allen wat er aan de hand is en de lustigheid blijft erin. We zitten    bijeen tot laat in de nacht.”

    Op 10 augustus schrijft Steuvels: “Thuis vind ik de schilders De Saedeleer en Van de Woestijne, die hun berg zijn afgedaald om nieuws te vernemen over LuiK.”

    21 augustus.

    Streuvels gaat op verkenning. “In Tiegem staan de mensen op straat en zien uit in de richting van Kerckhove en Kaster. Ik breng een bezoek aan onze schilders en vind de twee familiën bij De Saedeleer vergaderd op het terras. Zij zijn een plan aan ’t beramen om ’t land  te verlaten! Ik praat het hen uit de kop en doe mijn best er de moed weer in te brengen, waarop zij dan ook verklaren te zullen thuisblijven.”   

    1 september

    Onze vrienden de schilders van Tiegem zijn er zo vanonder getrokken, daags na mijn bezoek, als zij stellig beloofd hadden niet te vertrekken. Zonder afscheid, zonder adres na te laten of reden op te geven- weggevlucht en alles in de brand gelaten.” 

     

    Tijdens de Eerste Wereldoorlog verblijft hij met zijn gezin in Wales. Heel wat artiesten voelden zich tijdens de oorlogsjaren veiliger in het buitenland want ook  George Minne verbleef in Wales terwijl Permeke in Engeland verbleef en De Smet en Van den Berghe in Nederland onderdak hadden genomen. Na de oorlog verbleef de Saedeleer in Etikhove. Daar woonde hij in een kleine hoeve uit de 17de eeuw gebouwd van leem en stro. Deze woning werd later door de eigenaar Thienpont aan het openluchtmuseum van Bokrijk geschonken waar het als een stukje Etikhove zal vereeuwigd blijven. De kunstenaar was ondertussen verhuisd naar de Bossenaerheuvel. Hier had hij een prachtig en wijds uitzicht over de scheldevallei. Zijn mooie winterlandschappen zijn er het  bewijs van. Hij overleed te Leupegem in de wijk Ten Berghe op 26 september 1941.

     

     

    Valerius de Saedeleer als kunstenaar.

    De kunststroming waartoe de Saedeleer behoort is het symbolisme. De fundamentele veranderingen in de Europese kunst  vanaf het begin van de 20ste eeuw hadden ook gevolgen voor de kunst in ons land. Kunstenaars uit ons land hielden contact met kunstcentra in het buitenland. Jonge kustenaars gingen groep vormen en veranderden wat graag van stijl. Het symbolisme bleef echter een actieve rol spelen tot vóór de Eerste Wereldoorlog. Zo gingen te Sint-Martens-Latem kunstenaar bij elkaar wonen. Ze waren toen nog doordrongen van de invloeden uit vorige eeuw maar begonnen te reageren tegen het luminisne dat wat al te oppervlakkig was; de kunst moest inhoudrijker worden. Zoals reeds vermeld schilderde Valerius de Saedeleer onder invloed van Franz Courtens tot hij in Sint-Martens-Latem een persoonlijke en artistieke crisis doormaakte; hij bleef een wat simpele figuur tussen kunstenaars als Gustaaf van de Woestyne en een George Minne, kunstenaars met een complexe persoonlijkheid. Het werk van Valerius de Saedeleer bestaat uit eenvoudige landschappen  die rust uitstralen. Dezelfde elementen komen echter vaak voort in de verschillende landschappen. (Vlaamse Kunst  Mercatorfonds)

    Hoe Etikhove zijn titel "kunstenaarsdorp" verkwanselde is mooi beschreven in de "Historiek van Etikhove" door A.V.N. Muurschilderingen gemaakt door o.a. Valerius de Saedeleer  in de herberg "Bij Sjuule" werden bij de afbraak volledig vernietigd.

     

    Dochter Elisabeth de Saedeleer en het Kunstcentrum op de Bossenaer Te Etikhove in 1969.

    We laten even Elisabeth de Saedeleer aan het woord. In haar boek vertelt ze over haar vader.

    "Hij leefde er in alle eenvoud, op den buiten, op het platteland in Vlaanderen, tussen de Vlamingen. Hij was niet geleerd, geen wetenschapper; maar zijn geest was gezond. Hij ging om met de eenvoudige mensen van het platteland en werkte met hen. Hij waardeerde hun wijze manier waarop ze tegen hun bestaan aankeken. Hij had hun wijze manier van leven overgenomen. Hij was een artiest, oprecht en echt, de kunst was het doel van zijn leven. Hij wisselde van gedachten met de andere mensen, met zijn geloof in de hogere waarden van het bestaan, zijn begrip voor de schoonheid van de dingen. Zijn voorbeeld bewees dat iedere taak een nauwgezette eerlijkheid vereiste en niet kan slagen zonder een prijs van lang geduld en veel inspanning. Mijn zussen en ik waren zeer jong wanneer hij ons inleidde in de eerste stappen van de kunst. Hij nam ons mee naar den buiten en wij tekenden onder zijn leiding.

    Gedurende de oorlog 1914-1918 moest hij met zijn gezin emigreren naar Engeland. 't Is daar dat wij voor het eerst de weefkunst hebben gezien met als gelukkig gevolg kwamen wij in contact met Miss Morris, de dochter van de schrijver en kunstenaar William Morris, die een harde voorstander was van het handwerk. Ons vader wilde ons juist vertrouwd maken met het handwerk. Wij benaderden dus de omgeving die nog onder invloed stond van Ruskin, van Burne Jones en van de aanhangers van het preraphaelisme, de aanhangers van de 19de eeuwse schilderschool,  omgeving doordrongen van poëzie en verschillende kunstopvattingen, eerlijk en levend. De opgedane ideeën lieten ons niet meer los en wanneer we in Vlaanderen terugkeerden zetten we dat ongeveinsd in de praktijk om. Het dorp waar we ons vestigden heette Etikhove. 't Is daar waar de eerste proeven werden gedaan. De eenvoudige en oudere wevers, die trouw gebleven waren aan de traditie van hun voorouders, waren onze eerste handwerkers. Het was voor hen een echte revelatie te zien wat er kon bereikt worden met hun oude ambachten."(Le tissage à la main)

          Elisabeth  de Saedeleer had later haar "Atelier d'art" te Brussel. In oktober 1968 gaf het gemeentebestuur van Etikhove  haar een vergunning tot het bouwen van een kunstmuseum en openluchttheater op de Bossenaar, een 200-tal meter van de villa Tynlon. Op 23 mei 1970 werd op de Bossenaar, in de omgeving van villa Tynlon een kunst-en ambachtencentrum geopend ter nagedachtenis van de kunstenares. Heden is dit een woonhuis.

     De kunstenares stierf te Brussel in 1972 met als gevolg dat het centrum inactief bleef en verlaten. Het centrum hield op te bestaan toen het werd verkocht.

    05-12-2005 om 00:00 geschreven door Hedwig

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-12-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lemen hoevetje in de Donderije te Etikhove
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Potloodtekening 30/40

    Oud hoevetje in Etikhove.

    Dit oude hoevetje stond tot de jaren 1950 langs de Donderije aan huisnummer 1 en behoorde tot de familie De Keyzer. Lange tijd werd de hoeve uitgebaat door Ivo De Keyser en vrouw Silvie Bourgeois. Broer Emiel woonde toen in ’t Oud Gemeentehuis op het dorp te Nukerke. Ivo werd geboren in Etikhove op 1 juni 1856 en overleed op 13 maart 1934. Nadien werd het hoevetje bewoond door Nestot De keyser en Madeleine De Zitter. Ivo was de grootvader van Lucie Verdonckt.

    Het grootste deel van de gebouwen waren opgetrokken uit leem en hout. Links van de pomp stond een aanbouw in steen. De daken waren met stro bedekt. De deur (zwart) links gaf toegang tot de achterkeuken met de Leuvense stoof en een tafel met een lange zitbank tegen de muur. Een deur gaf toegang tot het schotelhuis. Langs een houten trap naar boven kwam je in de twee kleine slaapkamers onder het dak.  In de aanbouw , links van de pomp, werd er gekarnd. Daar was destijds ook een kruidenierswinkeltje én staminee. De zwarte deuropening op het verdiep was de ingang van den “delten” waar het stro werd bewaard. Daarnaast was de koestal en er naast het vertrek. De buis naar boven was de aalpomp. Die werd met de hand bediend om de aal naar ‘t aalstuk te pompen. Achter de volgende deur was het varkenskot met 2 of 3 varkens. Eén varken alleen in een hok “dat dijt niet” – dat dier jont zich niet. Tegen de muur hangen 2 garelen voor de koeien. Rechts er van is nog een varkenskot met er voor een uitgemetselde bak voor het varkensvoer. De grote deuropening met een tweedelige deur (met boven en onderdeel) was de schuur waar het graan met dorsvlegels werd gedorst op de harde lemen dorsvloer. Op de delten werd het stro gestapeld. Om niet in de mestplas te belanden werd een kleine houten schutting geplaatst. Rechts is het “karrekot” met daarboven een zoldertje waar de zitbank ligt. ’s Zomers werd die bank naar beneden gehaald om bij mooi weer te genieten van het neerhof.

    Bijlagen:
    De Keyser Ivo.jpg (233.6 KB)   

    04-12-2005 om 00:00 geschreven door Hedwig

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Langs de Gansbeekstraat te Etikhove

    Tijdens de Tweede Wereldoorlog woonde Jean-Baptist De Schampheleire te Etikhove in zijn boerderij langs de Gansbeekstraat daar waar de Maarkebeek onder de straat duikt. Baptist werd geboren in 1900 en was afkomstig uit de Varent. Tijdens zijn jonge jaren had hij meermaals deelgenomen aan de bietencampagne in het noorden van Frankrijk. En je weet hoe dat gaat. De jonge man maakte daar kennis met een meisje uit de streek. Ze trouwden en kwamen wonen langs de Gansbeekstraat. De jonge vrouw werkte samen met Jean-Baptist en leerde ook wat Nederlands. De periode tussen de twee oorlogen was een harde tijd en Jean-Baptist oefende zoals zovele meerdere beroepen uit. Zijn hoofdbezigheid was echter fruit kweken. Hij schafte zich een paard aan en reed wekelijks met paard en kar naar de markten in de omgeving om het lekkere fruit aan de man te brengen. Op een dag heeft het gezin "alle chance van de wereld" gehad. Het was in 1945. De streek was reeds maanden bevrijd maar de Duitsers gaven niet op en bestookten Antwerpen met de fameuze V-2 raketten. Er werden zo maar eventjes 2000 raketten op de haven afgestuurd. Niet allen bereikten het beoogde doel. Sommige "vliegende bommen" misten hun doel, weken af of raakten tijdens de vlucht defect. Zo hoorden ze op een mooie dag in Etikhove het gefluit van een aanstormende V-2. Men wist dat eens het motorgeluid ophield de bom binnen de kortste stonden zou vallen. Wat ook geschiedde. Gelukkig stond in de weide aan het erf van De Schampheleire een rij hoge populieren. Deze bomenrij werkte als vangnet voor de raket die in de toppen terecht kwam en met een geweldige slag ontplofte. Bladeren, twijgen, takken, metalen stukken, vuur, rook, pannen en stenen het vloog al in het rond. Het dak van de woning was volledig ontmanteld maar niemand werd gekwetst. De buurt kwam er gelukkig met de schrik vanaf. De zoon van Baptist had later naast het woonhuis een smidse.

    Tegen de zomer van 1944 was het Duitse leger volop bezig de aftocht te blazen. De soldaten werden wat nerveuzer en ze probeerden alles wat wielen had  van de burgers af te pakken. De fietsen spraken wel aan. Maar de meeste burgers hadden daar iets op gevonden. Ze verwijderden de rubberen banden want alles wat op rubber leek werd door de bezetter verzameld om te hersmelten tot nieuwe grondstof. De burgers wisten dat en zegden met een foefje dat de banden waren versleten. Toch namen sommige Duitsers zo'n rijwiel in beslag. Mensen die die situaties meemaakten lachen nog als ze vertellen hoe de Duitsers de kasseikoppen trotseerden op de ijzeren zanten. Al hotsend en al botsend denderden ze de helling af richting heimat.  

    Deschampeleire woonde in Etikhove, maar was afkomstig van de Varent in Mater. Hij werd gemobiliseerd voor de oorlog van 14-18. Jarenlang verbleef hij in de loopgrachten achter de IJzer. Tijdens een van de vele korte aanvallen werd de beste vriend van Jean-Baptiste ernstig gekwetst en lag daar ergens buiten de loopgrachten te kermen en steeds te roepen: "Tiste, kom mij toch helpen!"  Maar Jean-Baptiste kon hem niet halen. Hij moest immers wachten tot ze zeker waren dat de Duitsers zich volledig hadden teruggetrokken. De nacht ging voorbij en het werd heel stil. Hét moment om de gekwetste vriend te gaan ophalen?  Kruipend op de buik bereikte hij de man. Denkend dat de kust veilig was richtten ze zich op. Te laat. Een machinegeweer ratelde en de beide soldaten werden getroffen door een kogelregen. Ze vielen neer. De gekwetste soldaat  was op slag dood en Tiste bleef gewond voor dood liggen. Op zijn beurt bleef hij achter tot hij zou gered worden. En gelukkig! Zo gebeurde het. Hij bleek getroffen te zijn door een gloeiende brandkogel die langs de rug was binnen gekomen en langs de buik het lichaam had verlaten. De plaats waar de kogel de buik had verlaten was dichtgeschroeid. Dat was wellicht zijn redding. Voor zijn genezing werd Jean-Baptiste naar Frankrijk overgebracht waar hij in een lazaret aan een volledige herstelling begon. Wat ook lukte want kort nadien werd  Tiste weer goed bevonden om naar het front te trekken. Hij vertelde nadien dat hij een Belgische soldaat had gezien met een houten been. Die man werd door de keuringsdienst goed bevonden om zijn compagnie aan het front te vervoegen. Het schijnt dat hij zijn houten been afnam en naar de medische staf gooide met de vraag:" Wat kan ik met zo'n been gaan vechten!"

    04-12-2005 om 00:00 geschreven door Hedwig

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (11 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-12-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Volledige tekst

     

    Voorstelling van de 4 oorspronkelijke autonome gemeenten.

     

    Etikhove

    De oudste vermelding uit 1116 luidt Atingohoua. Deze benaming zou een samenstelling zijn van Attinga hofa, Germaans voor hoeve van Atto. De silexbijlen die tijdens opgravingen werden gevonden verwijzen naar een nederzetting uit de prehistorie en een begraafplaats uit de Merovingische tijd.Van 1840 tot 1846 werd er op de plaats Maarkendries een zeer belangrijke Gallo-Romeins grafveld met brandgraven onderzocht. In de nabijheid vond men sporen van een Gallo-Romeinse woning én van een smidse.De plaatsnaam Maalzake, van het Latijn Malasacum, betekent “toebehorend aan Malasius” en wijst dus op een Gallo-Romeinse nederzetting. De heerlijkheid Etikove kende de geslachten De la Deuze en het geslacht De Kerchove (1638).  Fiennes is dan weer een andere heerlijkheid met leengoederen.De parochie maakte vóór 1570 deel uit van het bisdom Kamerijk in de dekenij Pamele (Oudenaarde) en nadien tot het bisdom Mechelen in de dekenij Ronse. Na 1801 behoorde Etichove tot het bisdom Gent. De Hervorming kende hier heel wat succes. Na de Pacificatie bleef een groot aantal inwoners uit Etikhove en omgeving het protestantisme trouw.Maar Etikhove heeft meer bekendheid verworven dank zij o.m. Valerius de Saedeleer die hier een tijdje woonde. In 1972 werden in het café “Bij Sjuule”, op de schouwmantel en onder het behang, mooie fresco’s ontdekt die Latemse schilders hier aanbrachten in de jaren twintig. Kwatongen beweren dat ze dat deden om hun schulden te betalen. Jammer genoeg werden die ludieke en soms erotische muurschilderingen overplakt en overschilderd zogezegd omdat die in verband stonden met plaatselijke personen of toestanden.  W.P.

      

    Maarke-Kerkem

    De oudste vermelding voor Maarke, in de tweede helft van de 11de eeuw luidt Marca. Deze Germaanse naam zou wijzen  op moeras (marco). Kerkem verwijst naar een verblijfplaats “nabij de kerk”. De oudst bekende heren van het dorp stamden   uit de familie Van Maarke, die er tot in de 15de eeuw eigenaar van bleef, later opgevolgd door de familie Metteneyes, functionarissen in dienst van de Bourgondische hertogen. Maarke vormde met Ter Borcht een heerlijkheid onder het bestuur van een baljuw en een schepenbank. Aanvankelijk behoorde de parochie tot het bisdom Kamerijk (met dekenij Pamele). In 1559 ging de parochie over naar het bisdom Gent. De oude heerlijkheid Kerkem leidde een afzonderlijk bestaan tot 1820. Het was in het bezit van o.a. de families Van Eesene (14de eeuw), Rocquenghien (15de eeuw), Blondel de Joigni, Vinacourt de Vleter. Maarke-Kerkem  ligt aan de Maarkebeek en heeft een oppervlakte van 903 ha. In 1973 telde de gemeente 956 inwoners. In 1930 waren dat er nog 1311 en in 1900 waren er dat zelfs 1500. Het golvend reliëf schommelt van 25m tot 94m boven de zeespiegel. De gemeente bestond uit 2 kerkdorpen die in 1820 werden samengevoegd tot deze kleine gemeente. De classicistische kerk Sint-Eligius uit 1775 bezit nog een 14de-eeuwse toren, rest van een vroegere gotische kerk. De kansel zou afkomstig zijn uit de voormalige cisterciënzerinnenabdij Maagdendale in Oudenaarde. Het kerkje van de parochie Kerkem is toegewijd aan Sint-Pieter. De Sint-Vincentius kapel, destijds bekend voor zijn bedevaarten, heeft zijn oorspronkelijk koor uit de 12de eeuw kunnen bewaren.  Het schip werd in 1637 herbouwd en in 1765 werd het interieur met stucwerk versierd. Wellicht werd in die tijd ook het mooie rococoaltaar geplaatst. W.P.

    Kerckhem was in 1818 een volwaardige "parochie met als pastoor vander Gauwe desservan van de parochie O.L.V. van Pamele te Audenaarde " samen met nog negen pastoors van de omliggende parochies.

      

    Nukerke

    De oudste vermelding duikt op in 1116 onder de vermelding Nova ecclesia, in de volksmond Nieuwe Kerk. Eeuwenlang was Nukerke een bijparochie van Melden. De O.-L.-Vrouw-Hemelvaartkerk werd gebouwd vanaf 1775 en de altaarwijding had plaats in 1777. Het interieur is zeer bescheiden met een deels neogotisch meubilair. In de omgeving van Nukerke (o.a. in Etikhove) werden prehistorische en Gallo-Romeinse vondsten gedaan wat er op wijst dat hier ouden woonkernen bestonden. De heerlijkheid  hing af van de heren van Pamele en viel met Melden onder dezelfde vierschaar. De Hervorming telde in Nukerke veel aanhangers.
    Deze gemeente van 1218 ha is uitstekend gelegen langs de N60 Terneuzen-Valenciennes en aan de spoorweg Gent-Blaton. Men geniet er van een afwisselend, golvend reliëf met prachtig vergezichten en mooie valleien. Een uitvalbasis voor heerlijke wandelingen langs de Donderput, het Leo Pironpad en Zeelstraat naar Zulzeke en verder naar het Cabernol. De hoogte schommelt van 35m in de vallei aan de Holbeek en de Molenbeek tot 112,5m op de Kruissens. W.P.

     

    Schorisse

    Scornay (1119), Scornace (1110-1131 en 1177), Scornai (1143), Scornece (1145). Bij opgravingen kwamen hier kwamen Romeinse voorwerpen boven.n1n 1378 verhief Lodewijk van Male de gemeenschap tot onafhankelijke heerlijkheid onder het gezag van de Heren van Schorisse, uit het huis van Gavere. In 1378 werd Schorisse de hoofdplaats van de baronie waartoe ook Mater, Sint-Cornelis-Horebeke, Sint-Blasius-Boekel,Rozebeke, Zegelsem en Welden behoorden. Het kasteel (slot) werd door de Gents troepen in 1383 platgebrand. Het heropgebouwde slot werd in 1892 gesloopt. Het aantal inwoners bedroeg in 1395   1571   1791   1816   1961    1974  respectievelijk  700   1400  2800  3050   1704   1594. Een klein klooster met hospitaal van eerder lokaal belang, werd omstreeks 1416 door de Heer  van Schorisse en zijn echtgenote gesticht tussen de parochiekerk en hun kasteel te Schorisse. Dit zogenaamde Margriethospitaal verdween echter na de openbare verkoop in 1798. In de huizenrij aan de Zottegemstraat is een huidige tweegezinswoning nr. 8-10 dat ondanks verbouwingen nog herkenbaar is als gebouw uit de 18de eeuw met wellicht oudere kern, vroeger behorend tot de kloostersite.
    Schorisse is een mooie deelgemeente van 1230 ha in het hart van de Vlaamse Ardennen.

     

    Louise-Marie

    Dit is een gehucht en kerkdorp dat verdeeld is onder de gemeenten Nukerke,Etikhove, Schorisse, Ronse en Elzele met een 1000-tal dorpelingen. Het dorp ligt grotendeels op de noordelijke flank van de Muziekberg, een getuigenheuvel van 147,5m hoogte. Louise-Marie zou ontstaan zijn in 1851 toen twee Vlaamse gehuchten La Cocambre en La Haute zich afscheidden van Elzele en zich samenvoegden met de omliggende Vlaamse gemeenten. De naam kwam er naar aanleiding van het overlijden van de eerste Belgische koningin Louise-Marie d’Orleans op de dag van de eerste steenlegging van de kerk. W.P.

                    De omgeving is een pleisterplaats voor wandelaars.




     Beknopte historische informatie bij de tekeningen

     

     

    1.  Gemeentehuis van Etikhove tot 1977. Sinds de fusie van 1977 gemeentehuis van Maarkedal. Nadat het gemeentebestuur op 27 juli 1896 een kleine hofstede had aangekocht ter grootte van 26a89ca, gelegen aan “de plaetse” te Etikhove  werden tijdens de gemeenteraadszitting van 1 juni 1902 de plannen opgemaakt voor het bouwen van een gemeentehuis en een gemeenteschool met bijhorend schoolhuis op dit terrein. Na verscheidene wijzigingen van de bouwplannen werden deze uiteindelijk goedgekeurd  tijdens de gemeenteraadszitting van 20 december 1904.  De plannen zijn van architect Geirnaert uit Gent.  Een jaar later werd het gebouw in gebruik genomen. Wegens krappe behuizing werd het schoolhuis, dat aan de oostelijke zijde aanleunde tegen het gemeentehuis, erin geïntegreerd. Het gelijksvloer van het schoolhuis werd raadszaal en is dit nog steeds.

    Te vermelden waard is het feit dat de schilder Valerius de Saedeleer  in Etikhove heeft gewoond van 1921 tot 1937 in de “Villa Tynlon”  (Engels voor “huis aan de straat”). In  juli 1927 verbleef hier ook Paul van Ostaijen. Enkele maanden later zou  deze sterven.

     

    Hierna volgt de ordonnantie vanwege Willem I, de Koning der Nederlanden

    VAN WEGE DEN KONING

     

    DE HOOGE RAAD VAN ADEL, gebruik makende van de magt aan denzelven toegestaan bij besluit van den 24 februay 1818 N: 66, verleent bij dezen de Gemeente Etichove het volgende wapen:

    Zijnde van lazuur, beladen met een Bijenkorf en in de linker bovenhoek met een Bij, alles van goud.

    Gedaan in ’S GRAVENHAGE den 4 Augustus 1818

    TER ORDONNANTIE VAN DEN HOOGE RAAD 

              In de linker beneden hoek de zegel, voorstellende het wapenschild van de HOOGE RAAD

     

    2.   Gemeentehuis  met pui, onderpastorie en pastorie te Nukerke.De eerste twee  gebouwen werden in de beginjaren 70 jammerlijk gesloopt om plaats te maken voor  een parking. Sindsdien is het dorpsplein een kale plaats. Velen zullen met heimwee terugdenken aan de tijd toen onze geüniformeerde veldwachter, Kamiel Verdonckt,  iedere zondag na de hoogmis, de trappen van de pui  besteeg , met een armbeweging de aandacht van de menigte vroeg en vervolgens op een statige wijze de  “berichten aan de bevolking” kond maakte terwijl groot en klein, opkijkend in de richting van de veldwachter, met aandacht en respect voor het gezag in stilte luisterden. Nadat  “en ieder zegge het voort “ weerklonk verbrak het geroezemoes de stilte van de “plaatse”

    Over dit gemeentehuis met pui wist   Pol Hoffmann, die gemeentesecretaris was tijdens en na de oorlogsjaren , met zekerheid te vertellen dat dit gebouw reeds in 1772 bestond. De beschrijving komt immers voor op het eerste perkament van het “Landboeck der Prochie van Nukerke Lande van Aelst”. Men weet echter niet wanneer het gebouwd is aangezien het “Landboeck” (1772) het oudste document is dat  vroeger in Nukerke berustte. Het gebouw was vroeger, dus minstens vanaf 1772, de pastorie. Naast het gemeentehuis met pui stond het huis van de onderpastoor. Het klein, muftig kantoortje van de secretaris zou de vroeger slaapkamer geweest zijn. Het gemeentehuis zelf was van 1770 ondergebracht in de herberg “In ’t oud gemeentehuis” (zie beschrijving bij nr 6) , schuin tegenover  de pastorie. Later heeft men het secretariaat verplaatst naar het huis waar nadien de koster Deriemaeker  woonde (nu drukkerij). Eerst rond 1903 of 1904 is de pastorie gemeentehuis geworden, terwijl iets verderop een nieuwe pastorie werd gebouwd  (zie gebouw links). Aan de oude pastorie bracht men enkele veranderingen aan zoals  de ingang en de toegangstrap. Rond 1905 plaatste men in de hoek van de voorgevel en de westelijke zijgevel een O-L-Vrouwbeeld. Dit beeld was een geschenk  van de toenmalige dorpsonderwijzer “meester Jan” aan zijn gemeente. Meester Jan woonde op het dorpsplein in de woning waar nu de familie Georges Aelvoet-Restiaens woont. Jarenlang gaf meester Jan aan zijn oud-leerlingen ‘s zondag  na de mis les in de “zondagschool”.

     

    3.  Station van Etikhove. Op 1 september 1861 werd  de spoorweg van St -Ghislain naar  Gent  geopend. Deze rechtstreekse verbinding met  het Henegouwse kolenbekken  zorgde voor  de ontwikkeling van de  Vlaamse katoennijverheid . De verbinding met Ronse loopt door  een tunnel  (ca 450m ) ter hoogte van de Spichtenberg . Deze tunnel is één der zeldzame tunnels op onze Vlaamse bodem. Sinds de jaren 80 is het station buiten gebruik.

     

     

    4.   Het  “Hof te Cattebeek” gelegen langs de Bossenaarstraat te Etikhove. Dit Hof zou gebouwd  zijn vóór  1517 door ene Willem van Cattebeke. Het gebouw onderging grote veranderingen In 1771  en  in 1885. Sinds 1792  is het domein in het bezit van de familie Thienpont. In 1842 richtte harles-Franciscus Thienpont,  toenmalige eigenaar en tevens burgemeester van de gemeente Etikhove er een wijnhuis op dat in oorsprong lekkere Franse wijnen aanvoerde.

     

     

    5.   Oude, langgevelig hoeve gelegen naast het “Hof te Cattebeek “langs de Bossenaarstraat te Etikhove

     

     

    6.   Zicht op de oude dorpskom  van Nukerke, gezien vanuit de vroegere Boelaardstraat. Met zicht op de kerk  Onze-Lieve-Vrouw  Tenhemelopneming.  Dit dorpszicht is sinds de eindjaren 70 onherroepelijk verdwenen. Links zie je nog de herberg “In ’t oud gemeentehuis” met bijhorend kruidenierswinkeltje, waar we, in onze jeugdjaren, nadat we twee trapjes afdaalden voor 5 fr een pakje Belga kon kopen. Deze herberg was tot de afbraak eigendom van de familie Ryckbosch.  Rechts bevond zich de woning “Blommaert” . In deze woning  werd in de jaren 70, en  dit tot aan de fusie van de 4 gemeenten  op 1 januari 1977, de gemeentelijke diensten ondergebracht.

     

     

    7.   Hospice of  “Oudemannenhuis” te Nukerke, gesloopt  begin jaren 70 toen de werken aanvingen voor de bouw van de nieuwe verpleeg- en rustoord, de Samaritaan. In het hospice werden zowel oude vrouwen als mannen opgenomen die niet meer zelfstandig konden leven. De plaatselijke oudjes hadden natuurlijk voorrang. De dagelijkse zorgen waren in handen van enkele zusters van Barmhartigheid. De enkele ongezellige kamers hadden hoge plafonds. Aan het hospice was een grote boomgaard en moestuin verbonden waarin de meest-valide bewoners van het tehuis konden werken. De zusters hadden  ook de zorg van gerechtskinderen en wezen op zich genomen. De meisjes verbleven in de kloosterwoning, gelegen op de speelplaats van de vrije school terwijl de jongens in een bijgebouw van het hospice verbleven. Niet te verwonderen dat zij de “kinderen van het hospice “ genoemd werden. Dagelijks kwamen zij onder begeleiding van een zuster naar de jongensschool, gelegen naast de meisjesschool.Ontwikkeling van het hospice “Vóór 1890 bestond er te Nukerke een vreemdsoortig hospice. Oude mannen en vrouwen werden er verzorgd door het echtpaar Antoon de Vos-Theresia Van der Steen, mensen van goeden wil, maar zonder bestuurlijke bevoegdheid, zodat de zaak dreigde ten gronde te gaan. Dit wilden de E.H. Pastoor Files en het Gemeentebestuur van Nukerke ten alle prijzen verhoeden, en dus werden er Zusters van  Barmhartigheid van Ronse gezonden om het vervallen gesticht terug in bloei te brengen. Den 15de december deden de Zusters er hun intrede en werden verwelkomd aan het huis van Therisie Van der Steen met een peperkoek. Toen waren er reeds twintig oudjes opgenomen. Het zogezegd hospice bestond uit een boerenwoning langs de Pontstraat, rechtover de huidige Glorieuxstraat. Het gebouwtje was met stro bedekt en was lang niet waterdicht, maar de Gemeente had plannen om een nieuw hospice te bouwen. Van Ronse kwam de tijding dat Moeder Felicitas Nukerke moest verlaten om in Heldergem een nieuw huis te beginnen. Zuster Venantia werd den 21ste september 1894 als jonge overste in het Hospice aangesteld. Rond die tijd werd de aanvang begonnen van een nieuw Hospice te bouwen dank zij de krachtdadigheid van E.H. Pastoor de Boe.Einde augustus 1897 was de bouw voltooid. Volgens overeenkomst  moesten de Zusters de ouderlingen kost en inwoon geven tegen 0,45 F daags. De kostkopers betaalden 1 F.In 1901 werden de eerste weesjongens geplaatst: het was een schuchter begin, van een werk dat later zou groeien en bloeien. Tijdens de oorlog 1914-1918 werd van 1915 tot op het einde van de oorlog  een deel  van het hospice in lazaret herschapen In 1923 moest Moeder Venantia, reeds 33 jaar in Nukerke, naar Durmen verhuizen, en werd slechts na twee maanden vervangen door Moeder Aveline. De overste was reeds 20 jaar  werkzaam in het hospice. Onder haar bestuur nam het hospice verdere uitbreiding en werd de eigendomskwestie definitief opgelost door de oprichting van een Associatie in 1928, zonder winstgevend doel. De Parochiale werken van Nukerke. In 1932 mocht het H. Sacrament in het hospice blijven. Op 10 augustus celebreerde Eerwaarde Vader Akkerman  de eerste H Mis.Het gesticht had zulk een grote bijval dat het te klein werd, en aldus werd  een tweewoonst, grenzend aan het gesticht aangekocht. Deze woning richtte men in voor de jongens. Het gebouw kreeg de naam van “Palviljoen St-Vincentius”. Langzamerhand werd de inrichting steviger en groter. Op 2 Juli 1939 vierde het hospice een 100 jarige, nl. Madame Justine Segers Tijdens de oorlog 1940-45 bedroeg het aantal inwoners, 98 nl. 10 zusters, 48 ouden van dagen en kostdames en 40 weesjongens.”(tekst  overgenomen uit een oude kroniek).

     

     

    8.   Vroegere houten windmolen “Ten Bossenaere” tot 1939  te Etikhove op een heuvelrug van 100m hoogte.  Was die molen eens de oudste windmolen van West-Europa? Volgens een inkerving  op de toegangsdeur  zou de windmolen dateren van 1140. Deze windmolen heeft de kans ontlopen om  te worden  erkend als  monument met als gevolg dat hij op 12 april  1939 werd afgebroken. Het malen van graan werd overgenomen door een mechanische maalderij in een gebouw iets verderop.

     

     

    9.  In de verte de houten  “Snibbemolen” te Nukerke, op een hoogte van 125 m.  De houten windmolen, in de verte, op de hoek van de  Staatsbaan (nu Rijksweg) en de Molenstraat (nu Zeelstraat), is afgewaaid rond 1940 op het ogenblik dat de molenaar pas de molen had verlaten. Het molenaarshuis staat tot heden nog aan de overzijde van de Rijksweg. De laatste twee molenaars waren Theofiel Bostijn die opgevolgd werd door zijn zoon Julien. Zijn dochter, Simone, woont nu bij haar dochter,  Marie-Paule Deschamps in Ronse. In hoofdzaak werd hier notenolie  geproduceerd. Nadat de molen onbruikbaar was  werd het vele hout tijdens de oorlogsjaren links en rechts als brandhout aan de man gebracht. Richard De Bisschop heeft jarenlang samen met zijn vrouw, Irma Decuyper, de herberg “In ‘t molenhuis” opengehouden. De woning met bijgebouwen staat op de hoek van de huidige Rijksweg en Zeelstraat. De handboogschutters van de Nukerkse schuttersmaatschappij schoten er naar de liggende wip. De staande wip stond  op de terp waarop vroeger de molen stond. In de jaren tachtig verhuisde de staande wip naar het sportterrein  langs de Kortekeer. Tot in de jaren 50 waren de vier stenen voeten, op de terp, de enige getuigenissen van de molen. Op  het voorplan ziet u de stenen windmolen  “Ten Kruissens” in volle glorie, honderd meter verder eveneens op het grondgebied van Nukerke. Zie verder bij molen “Ten Kruissens”.

     

     

    10. De witgekalkte stenen  windmolen “Ten Kruissens” te Nukerke, ontdaan van de wieken. Deze molen bestond met zekerheid reeds in 1556, als eigendom van de familie Ladeuze te Etikhove. In 1831 werd hij eigendom van de zout- en zeepzieder Desclée-Van Malderd te Ronse.  In 1864 ging de molen over naar de familie Willems uit Zulzeke en in 1899 werd de molen dan doorverkocht aan Richard Maes.  Tot op heden is de molen in het bezit van de familie Maes  A. Een storm vernielde de wieken en in 1929 werd elke activiteit gestopt. De stenen kuip bleef staan terwijl het  interieur tot woonhuis werd ingericht.

     

     

    11.  Stenen graan- en oliewindmolen  “Ten Hengst”, gelegen langs de Ommegangstraat te Nukerke op een hoogte van 112,5  m.. Hij zou  dateren uit 1571. Deze molen werd in de volksmond zo genoemd omdat de wieken wild konden te keer gaan. De molen werd volledig vernield in 1831.  Meer dan eens  werden de wieken tijdens een storm afgerukt. Hij vormt een mooi geheel met de gerestaureerde molenaarshoeve. Sinds K.B. van 30-12-60 is de molen een beschermd  monument  en kan hij weer lustig met zijn wieken zwaaien. Laatste restauratie gebeurde in 2004. Niet ver hier vandaan, namelijk in Tenhole nr 16”, heeft Hugo Claus jarenlang gewoond. Hij raadde steeds zijn gasten aan “volg de gids, want anders kom je in de bled terecht”.

     

     

    12. Huidige houten windmolen op de Bossenare te Etikhove. Op de plaats van de afgebroken  windmolen  werd begin jaren 90  door Marc De Merlier de reconstructie aangevat van de “Tukmolen”, afkomstig uit Impe (Lede). Deze molen dateert van 1763 en was in werking tot 1959. Deze prachtig gereconstrueerde windmolen is regelmatig in bedrijf. Van einde en ver zie je hem met zijn wieken zwaaien.

     

     

    13. Oud schoolhuis  behorend bij de eerste gemeenteschool langs de Pontstraat te Nukerke.  “Krachtens de wet van 1842 op het lager onderwijs moest iedere gemeente op haar grondgebied ten minste één school hebben. In de meeste gemeenten werden vanaf dan, met staatstoelagen, nieuwe openbare scholen gebouwd, met als doel openbaar lager onderwijs in te richten.  Ten gevolge van die wet werd langs de  Pontstraat  een school met bijhorend schoolhuis  opgericht. Er liepen meisjes en jongens vanaf de leeftijd van 6 jaar school. Beschrijving van het schoolgebouw: er was één grote klas voor de jongens en een kleinere klas voor de meisjes. Het plafon was heel hoog en op de noordermuur van de jongensklas was een grote platte grond van Nukerke geschilderd. De speelplaats met sanitair lag langs de Pontstraat waar ook de toegang tot de school was. De meisjes moesten zich tevreden stellen met een kleine klasruimte en een kleine speelplaats achter het gebouw, aan de kant van de Mere.  Het schoolhoofd was Theofiel Gilleman. .Een zekere Chlotilde De Zaeytydt, echtgenote van Theofiel Holderbeke gaf aan de meisjes handwerk.  Chlotilde woonde in de zelfde straat  op de plaats van de woning met huisnummer 45. Daar had haar man Theofiel een schrijnwerkerij en er was zelfs een herberg ondergebracht. Vooraan stonden drie grote, mooie  linden, die gerooid werden bij de heraanleg van de Pontstraat. In de volksmond heette het daar “aan kloaten fieli”. Ook toen werd er een plaatselijke schoolstrijd tegen een openbare school uitgevochten. De pastoor Dutranoy predikte tegen de liberale school. Na 1930 begon het mank te lopen met de school, het aantal kinderen verminderde, tot er uiteindelijk maar één kind (Florent Brugge) overbleef en de school definitief werd gesloten. Meester Gilleman  bleef nog enkele jaren in het leeg schoolgebouw wonen. Na zijn dood werd het schoolgebouw als schrijnwerkerij ingericht. Nadien werd het  bewoond door Aloïs Norga  die het later doorverkocht aan de familie Hector Van Moorleghem, die in het schoolgebouw een mechanische maalderij  inrichtte. We weten verder van meester Gilleman dat zijn zoon is gesneuveld op de eerste dag van W.O.-II. Uitzonderlijk voor die tijd was het feit dat meester Gilleman een “spreekmachine” had. Hij zou ook driemaal getrouwd zijn, met een zekere Maes, een Claus en met Gusta Toneau. Na zijn overlijden is zijn weduwe gaan wonen in het huis naast de  school (zie nr 14). Onder het burgemeestersschap van Armand Vandeputte, dienstdoende burgemeester in de plaats van burgemeester T’Sjoen,  werd in 1930-1931 langs de Holandstraat een nieuwe gemeenteschool gebouwd door de firma Pot uit Etikhove. Deze school omvatte naast het schoolhuis  één kleuterklas en twee lagere klassen. Dit project kon verwezenlijkt worden door het feit dat Armand Vandeputte zich aansloot bij de liberalen. De tegenstanders dreven het zó ver te verkondigen dat het een “goddeloze school” was. In oktober 1986, werd dit gebouw, dat jarenlang en danig was verwaarloosd afgebroken en vervangen door een moderne constructie. De onverdraagzaamheid stak terug de kop op. Maar dat is weer een ander lang verhaal.Tenslotte werd het nieuwe project op 17 september 1988 officieel ingehuldigd door burgemeester Michel Langie, die zich  volledig had ingezet voor de verwezenlijking ervan.

     

     

     

    14. Oud, verlaten  hoevetje langs de Pontstraat. Afgebroken in 1999.  In dit hoevetje woonde jarenlang  Richard  Van Coppenolle, in de volkmond “ ’t cabineurke”. Deze was immers aangesteld om  de “compteur” of de elektriciteitsmeter in de woningen op te nemen. Omdat Richard  bij een stroomonderbreking naar de elektriciteitescabine moest (met de fiets, in weer en wind)  om de panne te herstellen  en omdat hij bovendien niet te groot van gestalte was noemde men hem met een verkleinwoordje. Richard was steeds opgewekt en een graaggeziene figuur, potlood achter het oor, sigaartje in de mond en een lederen diensttas aan de zij.

     

     

    15. Typische Vlaamse hoeve gelegen langs de straat  Ruitegem.Dit beeld is in de loop van 2002 totaal gewijzigd.

                                                                                                                                                                                                     

     

    16. Verlaten en triestig ogend werkmanshuisje  van een paar eeuwen oud, gelegen langs de Koekamerstraat.

     

     

     

    17. “Kasteelmolen “ te Schorisse: geclasseerde watermolen  (10-08-76) langs de Molenbeek in de Parkstraat te Schorisse. Deze graanwatermolen ligt langs de Molenbeek  en is nog steeds in bedrijf. Op de steenzolder bemerkt men muurschilderingen uit de beloken tijd der Franse Revolutie. Behoorde tot het kasteel dat in de 18° eeuw  verdween.  Vandaar de naam “Kasteelmolen”. Het waterrad heeft een diameter van 4,80m. Reeds 5 generaties lang werd de molen uitgebaat door de familie Vanderdonckt.

     

    18.  Oude hoeve  die mogelijks  behoorde tot het Hof te Cattebeke (zie tekening 4).

     

     

    19.  Pastorie te Schorisse gebouwd  in de periode 1867-1869, met ruime achtertuin. Bij de muur ligt  de “roepsteen”, een blauwgrijze hardsteen, mogelijk een fragment van de schandpaal. Sinds  2001, is na het vertrek van de laatste pastoor  de pastorie niet meer in gebruik. Het gebouw werd verhuurd  en later als woonhuis te koop aangeboden.

     

     

    20. Stenen korenwindmolen “Molen Ter Slepe” ook genaamd “Molen Ten Nieuwennest” langs de Weitstraat te Nukerke op een hoogte van amper 56 m. Verklaring voor de eerste naam: de molenwieken sleepten traag wegens het feit dat ze weinig wind vingen. Hij prijkt immers niet bovenop een heuvelrug. Tweede verklaring: de naam  van het  café dat de naam droeg “In de Nieuwennest”. De molen dateert uit de periode 1795-1800. Hij werd gebouwd door mulder  Devos.  De molen werd verscheidene keren van de hand gedaan. De laatste eigenaars, die de molen als schenking verkregen, waren Octavie-Sidonie De Langhe en Victor De Langhe die hem tenslotte doorverkochten in 1910 aan  Rafaël Maes-Vandenhende. Vanf 1938 werd de molen in het kadaster ingeschreven als puin. Tot overmaat van ramp sloeg de bliksem op de molen en werden de wieken totaal vernield. Een roemloos einde stond hem te wachten. Gilbert Stockman uit Etikhove heeft later de molen opgekocht om hem volledig te restaureren, wat maar gedeeltelijk is gelukt.

     

     

    21. Onze-Lieve-Vrouw Tenhemelopneming, parochiekerk te Nukerke. Deze eenvoudige classicistische dorpskerk van ca 1775 ligt op een hoogte van 87m boven de zeespiegel.  Het staat met zekerheid vast dat de naam Nukerke betekent “Nieuwe kerk”,  “Nova Ecclesia”. “Dit kan verklaard worden door het feit dat de kerk van Nukerke, wiens patronaat toebehoorde aan  het kapittel van Kamerrijk ( Cambrai, nu Noord-Frankrijk), omwille van het groot aantal gelovigen dat er de godsdienstige plichten   kwam vervullen, tot afzonderlijke parochie werd verheven  en aldus werd afgescheiden van Melden. Nukerke vormde reeds lang met Melden een “vierschaere”  en maakte met zeven andere localiteiten , deel uit van de baronie die de grondeigendommen, gelegen tussen de twee beken “de Marcke en de Ronne” groepeerde. Deze baronie in de kasselrij  van Aalst  was leenplichtig tegenover het feodaal hof van de hertog van Kleef te Heinsberg nabij Aken. In 1647 behoorden de dorpen, Nukerke, Edegem, Leupegem, Volkegem, Elst, Melden en Kerkem aan de Baron van Pamele toe. De Nederlandse regering kende op 4 augustus 1818 aan de gemeente Nukerke een wapen toe van lazuur met de godin Ceres van goud. Ceres was de Romeinse godin van de vruchtbaarheid. Daarom stond ze op het wapenschild afgebeeld met een  bundel korenaren in de linkerarm en de rechterhand aan de ploeg geslagen.  Dit wapen werd bekrachtigd bij KB van 1 september 1843. In oude documenten werd de volgende schrijfwijze van de gemeentenaam teruggevonden: 1618 Nova Ecclesia – 1657  Neukercke – 1678 Nieukerk – 1679  Neukerk – 1689 Nieukercke – 1733  Neuféglisse – 1736  Nuyckercke – 1746  n’oeuf es-glisse – 1748 Nukerke  - 1767 Nukercke –1779 Nieuwkercke  en sindsdien Nukerke

     

     

    22. Binnenzicht van de dorpskerk te Nukerke. Het meubilair van  de portiekvormige hoofd- en zijaltaren zijn 18° eeuws alsook de twee biechtstoelen en   de marmeren doopvont met koperen deksel, waarop de Slang van de bekoring is afgebeeld. De doopvont werd in de jaren 70 vooraan in de kerk geplaatst. Het overige meubilair is 19° eeuws zoals de communiebank in smeedijzer en koper, het hek van de doopkapel, het koorgestoelte, de kerkmeesterbank en de kansel. De orgelkast, met muziektrofeeën, dateert van ca 1850. De schilderij “De Heilige Familie” is 17° eeuws.

     

     

    23. Herenhuis langs de Louise-Mariestraat in Louise-Marie.

     

     

    24.  Kapel Sint-Vincentius op de Kapellenberg te Maarke-Kerkem gelegen op een hoogte van 94m. Vanaf deze plaats heeft men een mooi panoramisch zicht. Deze bedevaartskapel, is met haar omgeving beschermd  als monument en als landschap (9-11-76). Deze kapel bewaarde van haar oorspronkelijk  constructie enkel het vermoedelijke 12°eeuwse koor. Het schip werd in 1637 herbouwd (zie het verschil in bouwmateriaal). Het portiekaltaar in rococostijl  dateert  van ca 1765. Het beeld  voorstellend  de H. Antonius-abt is 16de eeuws en dat van de H.Vincentius is 17de eeuws. Ook het typische offerblok is 17de eeuws. De schilderij H. Vincentius vóór O.L..Vrouw met het Kind is 18de eeuws. Het doek met de H. Vincentius, en op de achtergrond de bedevaartskapel van Maarke, omringd door zes taferelen uit het leven van de heilige is 19de eeuws. De glasramen  van E.P. Colpaert uit 1920 stellen taferelen  voor van de marteldood van St-Vincentius. Rond de noveen van Sint-Vincent worden hier volop geutelingen gebakken.

     

     

    25. Houten windmolen “Ter Gheynst” prijkte op de hoek tussen de Pontstraat en Ruitegem te Nukerke. Dat het een oude molen betrof bewijst volgende tekst: “De wintmolen Ter Gheinst toebehorend hebbend dehoirs van wylent Colaert Pot is verbleven op 13.8.1582.” En verder “ geeft toelating aan Pieter van Butsele Pieters en Lieven Vandevelde om een nieuwe molen te mogen bouwen op den ouden molendam, waar vóór de troubles nog een molen heeft gestaan binnen de parochie van Nukerke op het cauterken ter gheynst ofte cauborrevelt  die van tevoren ghenaemt es gheweest t’meuleken ter  gheynst…(1690). De laatste eigenaar was Emiel De Vos-Slots. In de volksmond  gebruikte men de naam “Vozenmolen”. De molen werd volledig afgebroken in 1949, maar de molenstenen werden bewaard. De mechanische graanmaalderij naast de windmolen werd gebouwd in 1911 door de familie Moreels. Na Gaston Moreels zette zijn dochter Annie de zaak  verder samen met haar echtgenoot, Paul Aelgoet.  De activiteit in de mechanische maalderij hield op in 1993.

     

     

    26. Hof te Cattebeke met zicht op de binnenkoer.

     

    03-12-2005 om 00:00 geschreven door Hedwig

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (24 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-12-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vervolg tekst

     27Classicistische Sint-Eligius kerk uit 1775 te Maarke met aan de noordkant de vrijstaande gotische toren uit de 14de eeuw. Mooi interieur met o.a. een harsstenen doopvont uit 1673, een preekstoel uit 1680 die afkomstig is uit de voormalige cisterciënzerinnenabdij  Maagdendale  te Oudenaarde. Het overige meubilair werd na het  bouwen van de kerk aangeschaft en is dus 18de eeuws zoals  de portiekvormige  hoofd- en zijaltaren. Het orgel,  uit de periode 1806-1814 door P.C. van Peteghem uit Gent is beschermd bij K.B. van 17-02-1980. Verder is er een pracht aan kerkschatten o.a.  17de en 19de eeuws  Oudenaards zilverwerk i.v.m.  de St-Eligiusverering. Er liggen verschillende 16de en 18de eeuwse grafstenen. Dichtbij de ingang van de kerk ligt nog een bruine ijzerzandsteen waarop de veldwachter destijds  na de hoogmis stond om de berichten aan de bevolking kond te doen. Herman Teirlick heeft Maarke-Kerkem een rol toebedeeld in zijn roman “Het stille gesternte” (1903).

    Op 2’ mei 2009 werd het gerestaureerde Van Peteghemorgel (17de eeuws) plechtig ingehuldigd. Ter gelegenheid hiervan werd de kerk officieel de cultuurtempel. Vanaf 1 januari 2014 werden geen liturgische diensten meer gehouden. “Sinds 16 december 2013 is de Sint-Eligiuskerk van Maarke via een bisschoppelijk decreet onttrokken aan de eredienst. Daarmee werd een belangrijke voorwaarde vervuld om op 1 januari in te stappen in het Decreet Lokaal Cultuurbeleid en aanspraak te maken op een jaarlijkse subsidie van 34 000 €. … In de loop van 2014 en 2015 worden werken uitgevoerd die de ruimte beter zullen afstemmen op de noden van een modern cultuurhuis, evenwel zonder de unieke eigenheid van onze Cultuurtempel aan te tasten.” (Gemeentelijke info) Reeds 5 vijf werden in de kerk, occasioneel, culturele evenementen georganiseerd.

    De naam van het centrum is voortaan Marca.

    Hierna volgt de ordonnantie verleend door Koning Willem I der Nederlanden.

     Koninklijk Besluit.

    Van wege Den Koning

    DE HOOGE RAAD VAN ADEL 

    De Hooge Raad van Adel, gebruikmakende van de magt aan denzelven toegestaan bij besluit van 24 februry 1818  nr 66, verleend bij dezen de Gemeente Van Kerkhem het volgende wapen:

    Zijnde van lazuur beladen ter regterzijde van een staande leeuw gekeerd ter linkerzijde en ter linker van een staande hond gekeerd ter regterzijde houdende tusschen beide de hoorn van overvloed, met een ster boven dezelve in ’t veld alles van goud.

    Gedaan in S’GRAVENHAGE den 4 Augustus 1818

    Ter ordonnantie van den HOOGEN RAAD

    By absentie van den secretaris

    3 handtekeningen en in de linker beneden hoek een doorgeslagen zegel van de Hooge Raad van Adel, voorstellende het wapenschild van de Hooge Raad

    28.  Verdwenen zicht  op de kerktoren van Nukerke met vooraan het O.-L.-Vrouwbeeldje dat jarenlang prijkte op de hoek van het  gemeentehuis, dat op zijn beurt verdween in de jaren 70. Dit beeldje prijkt nu in het perkje op het dorpsplein.

     

     

    29.  Bijhuis van Sint-Leonardus, verblijfplaats van de zusters. Deze woning is nog steeds de verblijfplaats van de zusters die werkzaam zijn in het rusthuis Sint-Leonardus  in Louise-Marie. Het rustoord zelf werd opgericht in 1900 en was oorspronkelijk bedoeld als sanatorium voor dames.  Bij het geheel hoorde  een school en een boerderij. Vanaf 1904 namen de Zusters van  Barmhartigheid  er hun intrek. De laatste jaren werd het interieur van het rustoord grondig gemoderniseerd.

     

     

    30.  De Ladeuzemolen gelegen langs de “Maerckebeek”  (nu Maarkebeek), is een overblijfsel van het kasteel “Ladeuze”. De molen zelf zou dateren van 1400. Het was van oorsprong een olie- en korenwatermolen. Alle pachters van het domein waren verplicht  er hun graan te laten malen waarvan de gebruikelijke “tiende” werd  afgenomen. De molen bezit nog  het lijnzaadmechanisme en  2  reuze grote  molenstenen.

     

     

    31.  De Sint-Pieterskerk te Kerkem. Het  kerkje is een klein driebeukig neo-gotisch gebouw. De onderbouw van de toren  van de kerk bestaat uit geërodeerde zandsteen .  Tijdens verbouwingwerken werd de kerk verhoogd in 1775. Deze datum staat gegrift in de sluitsteen boven de ingangsdeur. De kerktoren zou voordien een derde lager zijn geweest. Je ziet trouwens duidelijk de sporen  van de oorspronkelijke  wijzerplaat. De kerk, het kerkhof en de omheiningsmuur zijn beschermd als monument en als landschap bij K.B. van 18-11-76. Het meubilair is hoofdzakelijk 18de eeuws. De kansel dateert uit 1687. Het  orgel is 17de eeuws en was oorspronkelijk bedoeld voor het Sionklooster te Oudenaarde.

     

     

    32.  De Sint-Pieterskerk te Kerkem (zijaanzicht). Zie beschrijving bij nr 32.

     

     

    33.   De kerk La Salette te Louise-Marie ligt op een hoogte van 112,5m  Louis-Marie  is een schilderachtig gehucht en kerkdorp  in de Vlaamse Ardennen gelegen op de noordelijke flank van de Muziekberg (hoogte 147m). Het grondgebied van de parochie Louise-Marie  behoort tot de stad Ronse en de vroegere gemeenten Nukerke, Etikhove en Schorisse in  de provincie Oost-Vlaanderen en tot de gemeente Ellezelles in Henegouwen. Naar verluidt zou de naam van de eerste Belgische koningin Louise-Marie (geboren in Palermo op  3 april 1812 en overleden in Oostende op 11 oktober 1850)  , dochter van de Franse koning Lodewijk Filips, aan de oorsprong liggen van de naamgeving van dit gehucht. Immers de eerste steenlegging van deze neo-romaanse parochiekerk in 1851 viel samen met de eerste verjaardag van haar overlijden. Deze kerk is bekend om haar Sint-Apolloniaverering. Rond 9 februari  worden hier jaarlijks, tijdens de noveen tegen tandpijn, de alom gekende geutelingen gebakken. De kerk is toegewijd aan  O.L.Vrouw van La Salette. Het kerkelijk interieur is 19de-eeuws behalve het altaar aan de noordzijde die 17de en 18de eeuws is. Het schilderij “Verschijning van O.L.Vrouw van La Salette” is  19de eeuws. De romanschrijver Herman Teirlinck vernoemt “Het Muziekbos” en “Louise-Marie” in Maria Speermalie, Getuigenissen , De wonderbare wereld , Het gesmoor (novelle)  en de Dolage.

     

     

    34.  Parochiekerk  St-Brixius te Etikhove ligt in de vallei van de Maarkebeek  op 27 m boven de zeespiegel. Deze classicistische kerk is een bescheiden gebouw uit het begin van de 19de eeuw met laat-gotische toren van de voormalige kerk uit de 15de eeuw. De kerk werd achtereenvolgens in 1768 en in 1837 verbouwd. Ze is ingericht met een Lodewijk XVI meubilair zoals het hoogaltaar, de muurbeschotten met de kerkmeesterbanken in het koor.  Het orgel , instrument van Lambertus  van Peteghem is beschermd. Op het kerkhof en in de kerk tref je enkele 17de-eeuwse grafstenen aan  o.a. het epitaaf van Gerard de Ladeuze (+ 1669).

     

     

    35.  De laat-gotische kerktoren van de kerk St-Brixius te Etikhove.

     

     

    36.  Dorpszicht van Nukerke met zicht vanaf het Lindeke.
     

    37.  Het “lindeke” is een oude lindeboom die reeds vele generatie Nukerkenaren heeft overleefd. Dat het een oude knaap moet zijn bewijst zijn omtrek van 3,78m. Wegens zijn leeftijd is de boom een monument op zichzelf die in vroegere jaren teder zijn takken spreidde over de jonge koppeltjes die er hun eerste romantische afspraakje hadden. Jarenlang hing in de boom een klein kapelletje. In de zomer staat de ouderling nog welig groen. Toch zal hij de komende jaren een bezoek van een boomchirurg nodig hebben wil hij nog vele jaren meegaan;


    38.
      “Romansmolen”  te Maarke langs de Kokerellestraat aan  Maarkebeek op een hoogte van 25m. Deze  watermolen bestond reeds in 1154, jaar waarin  hij geschonken werd aan de abdij van Ename. Het oorspronkelijk houten raderwerk  werd omstreeks 1900 vervangen door een ijzeren. Het interieur van de molen is mooi gerestaureerd evenals de aanpalende molenaarswoning. Nu in het bezit van de familie De Deken..

     

     

    39.  In Louise-Marie, een kerkdorp, werd in 1900 de eerste steen gelegd voor een gebouw dat dienst zou doen als sanatorium voor dames. Vanaf 1904  werden de zieken er verzorgd door zusters van de orde van de Zusters van Barmhartigheid. Sinds vele jaren is het instituut omgevormd tot een rustoord voor bejaarden. Zie ook afbeelding en tekst bij nummer 30 en 34.

     

    40. “Romansmolen”  te Maarke langs de Kokerellestraat aan  Maarkebeek op een hoogte van 25m. Deze  watermolen bestond reeds in 1154, jaar waarin  hij geschonken werd aan de abdij van Ename. Het oorspronkelijk houten raderwerk  werd omstreeks 1900 vervangen door een ijzeren. Het interieur van de molen is mooi gerestaureerd evenals de aanpalende molenaarswoning. Nu in het bezit van de familie De Deken.

     

     

    41.  Oude hoeve op de hoek van de Fonteineweg en de Keizerrei. Volgens  historische bronnen zou  Karel V (Keizer Karel de Grote) , vóór zijn huwelijk met Isabella van Portugal , bij “Johanna van der Gheynst “  een dochter verwekt hebben, nl. de latere landvoogdes Margaretha van  Parma (1522-1586). Tijdens zijn huwelijk werden  volgende kinderen geboren : Filips, Maria, Johanna . Ten slotte had hij nog een zoon Don Juan buiten zijn huwelijk en na de dood van Isabelle. Gedurende haar bestuursperiode verbleef  Margaretha te Oudenaarde  in  het “Huis van Margaretha van Parma”, naast de “Boudewijnstoren”.  De jonge Karel verbleef wel eens in  Oudenaarde bij de familie de Lalaing  (huis aan de Schelde) en juist daar zou de jonge Johanna  dienster zijn geweest. Haar ouders  woonden in de boerderij te Nukerke, op de hoek van de Fonteineweg en de Keizerrei. De ouders van Johanna waren tapijtwevers. Omer Wattez beschreef als volgt het feit:” Te Oudenaarde werd in de zestiende eeuw geboren:Margaretha van Parma,natuurlijke dochter van Keizer Karel en Johanna van der Gheenst, dochter van eenen tapijtwever uit Nukerke”. In een voetnota meldt de schrijver nog: “Dit wordt door sommigen echter betwist.”De naam Keizerrei  zou kunnen afgeleid zijn  van het woord keizer. Wie weet heeft de jonge vorst  meermaals, te paard, de bossen van Nukerke doorkruist. Tot heden leven nog  nazaten, in rechte lijn, van  Johanna van der Gheynst.  Het gezin Vandergeynst heeft de boerderij verlaten in 1968. Er waren in het gezin 4 meisjes en 1 jongen, waarvan geen enkele het landbouwbedrijf voortzette.

     

     

    42.  Het Sint-Leonardusinstituut in het kerkdorp Louise-Marie In 1892 verwierf de Heer Scribe uit Gent vanwege de eigenaar van het Hof van Fiennes 160 ha grond op de wijk Louise-Marie. In 1905 werd op een deel van die grond een verplegings- en rusthuis opgericht, nl het “Sint-Leonardusinstituut”. Het gebouw was oorspronkelijk eigendom van Mw Liefmans uit Oudenaarde.De Zusters van Barmhartigheid uit Ronse oefenden er hun apostolaat uit. Het gebouw is 70m lang op een breedte van 15m. De kostprijs bedroeg toen 150 000 frank. De put die drinkwater verschafte  was 57m diep en er moest geboord worden door verscheidene rotslagen. Het waterdebiet was echter ontoereikend zodat er moest overgegaan worden tot nieuwe boringen en tot het gebruiken van bronwater – in de streek zeer voorhanden. De aansluiting op het waternet kwam er pas in 1976. Het instituut kan een 40-tal  ouderlingen opnemen die verzorgd werden door 10 kloosterlingen. In de jaren 90 werden meer en meer leken aangeworven en kreeg het interieur een verdiende opknapbeurt. Zie ook afbeelding en tekst bij nummer 30 en 34.

     

     

    43.  Villa Tynlon, een beetje somber bakstenengebouw, op de flank van de  Bossenaerheuvel te Etikhove. Deze villa werd gebouwd in 1910 in een Engelse cottagestijl. De bewoners waren achtereenvolgens:Georges Thienpont(1910-1917), Valerius de Saedeleer (1921-1937), Leo Piron gehuwd met de dochter van de Saedeleer (1937-1945), Gerard Thienpont (1948-1964). De naam Tynlon gaf Valerius de Saedeleer als herinnering aan het huis dat hij bewoonde in Wales gedurende de wereldoorlog 1914-1918. Tynlon betekent “huis aan de straat”. De gedenkplaat vooraan in de berm werd aangebracht ter gelegenheid van de inhuldiging van de  “ Toeristische weg  Valerius de Saedeleer” op 2 juni 1957. De weg loopt over de  toemalige gemeenten Leupegem, Vloesbergen, Edelare, Etikhove en Schorisse.

     

     

    Wie was Valerius de Saedeleer ? Hij werd in Aalst geboren op 4 augustus 1867, volgde cursussen aan de tekenacademie te Gent en ging  “te leer” bij Frans Courtens te Brussel. Als kunstenaar was hij nogal wispelturig van aard; een rusteloze natuur die zich nergens kon aanpassen. Hij verhuist dan ook meer dan vijftig maal in verschillende gemeenten van het land. In Sint-Maartens-Latem vond hij eindelijk zijn vaste stek. Daar vormde hij samen met de beeldhouwer- tekenaar en boetseerder George Minne, de dichter Karel van de Woestijne en zijn broer schilder Gustaaf, de Praetere, D’Acosta, Servaes, Permeke, De Smet en Albijn van den Abeele de kunstenaarskolonie: de Latemse school. Tijdens de Eerste Wereldoorlog verblijft hij met zijn gezin in Wales. Heel wat artiesten voelden zich tijdens de oorlogsjaren veiliger in het buitenland want ook  George Minne verbleef in Wales terwijl Permeke in Engeland verbleef en De Smet en Van den Berghe in Nederland onderdak hadden genomen. Na de oorlog verbleef de Saedeleer in Etikhove. Daar woonde hij in een kleine hoeve uit de 17de eeuw gebouwd van leem en stro. Deze woning werd later door de eigenaar Thienpont aan het openluchtmuseum van Bokrijk geschonken waar het als een stukje Etikhove zal vereeuwigd blijven. De kunstenaar was ondertussen verhuisd naar de Bossenaerheuvel. Hier had hij een prachtig en wijds uitzicht over de scheldevallei. Zijn mooie winterlandschappen zijn er het  bewijs van. Hij overleed te Leupegem in de wijk Ten Berghe op 26 september 1941.

     

    Valerius de Saedeleer als kunstenaar.

    De kunststroming waartoe de Saedeleer behoort is het symbolisme. De fundamentele veranderingen in de Europese kunst  vanaf het begin van de 20ste eeuw hadden ook gevolgen voor de kunst in ons land. Kunstenaars uit ons land hielden contact met kunstcentra in het buitenland. Jonge kustenaars gingen groep vormen en veranderden wat graag van stijl. Het symbolisme bleef echter een actieve rol spelen tot vóór de Eerste Wereldoorlog. Zo gingen te Sint-Martens-Latem kunstenaar bij elkaar wonen. Ze waren toen nog doordrongen van de invloeden uit vorige eeuw maar begonnen te reageren tegen het luminisne dat wat al te oppervlakkig was; de kunst moest inhoudrijker worden. Zoals reeds vermeld schilderde Valerius de Saedeleer onder invloed van Franz Courtens tot hij in Sint-Martens-Latem een persoonlijke en artistieke crisis doormaakte; hij bleef een wat simpele figuur tussen kunstenaars als Gustaaf van de Woestyne en een George Minne, kunstenaars met een complexe persoonlijkheid. Het werk van Valerius de Saedeleer bestaat uit eenvoudige landschappen  die rust uitstralen. Dezelfde elementen komen echter vaak voort in de verschillende landschappen. (Vlaamse Kunst – Mercatorfonds)

    Hoe Etikhove zijn titel “kunstenaarsdorp” verkwanselde is mooi beschreven in de “Historiek van Etikhove” door A.V.N. Muurschilderingen gemaakt door o.a. Valerius de Saedeleer  in de herberg “Bij Sjuule” werden bij de afbraak volledig vernietigd.

    Dochter Elisabeth de Saedeleer en het Kunstcentrum op de Bossenaer Te Etikhove in 1969.

    We laten even Elisabeth de Saedeleer aan het woord. In haar boek vertelt ze over haar vader.

    “Hij leefde er in alle eenvoud, op den buiten, op het platteland in Vlaanderen, tussen de Vlamingen. Hij was niet geleerd, geen wetenschapper; maar zijn geest was gezond. Hij ging om met de eenvoudige mensen van het platteland en werkte met hen. Hij waardeerde hun wijze manier waarop ze tegen hun bestaan aankeken. Hij had hun wijze manier van leven overgenomen. Hij was een artiest, oprecht en echt, de kunst was het doel van zijn leven. Hij wisselde van gedachten met de andere mensen, met zijn geloof in de hogere waarden van het bestaan, zijn begrip voor de schoonheid van de dingen. Zijn voorbeeld bewees dat iedere taak een nauwgezette eerlijkheid vereiste en niet kan slagen zonder een prijs van lang geduld en veel inspanning. Mijn zussen en ik waren zeer jong wanneer hij ons inleidde in de eerste stappen van de kunst. Hij nam ons mee naar den buiten en wij tekenden onder zijn leiding.

    Gedurende de oorlog 1914-1918 moest hij met zijn gezin emigreren naar Engeland. ’t Is daar dat wij voor het eerst de weefkunst hebben gezien met als gelukkig gevolg kwamen wij in contact met Miss Morris, de dochter van de schrijver en kunstenaar William Morris, die een harde voorstander was van het handwerk. Ons vader wilde ons juist vertrouwd maken met het handwerk. Wij benaderden dus de omgeving die nog onder invloed stond van Ruskin, van Burne Jones en van de aanhangers van het preraphaelisme, de aanhangers van de 19de eeuwse schilderschool,  omgeving doordrongen van poëzie en verschillende kunstopvattingen, eerlijk en levend. De opgedane ideeën lieten ons niet meer los en wanneer we in Vlaanderen terugkeerden zetten we dat ongeveinsd in de praktijk om. Het dorp waar we ons vestigden heette Etikhove. ’t Is daar waar de eerste proeven werden gedaan. De eenvoudige en oudere wevers, die trouw gebleven waren aan de traditie van hun voorouders, waren onze eerste handwerkers. Het was voor hen een echte revelatie te zien wat er kon bereikt worden met hun oude ambachten.”(Le tissage à la main)

       Elisabeth  de Saedeleer had later haar “Atelier d’art” te Brussel. In oktober 1968 gaf het gemeentebestuur van Etikhove  haar een vergunning tot het bouwen van een kunstmuseum en openluchttheater op de Bossenaar, een 200-tal meter van de villa Tynlon.  De kunstenares stierf te Brussel in 1972 met als gevolg dat het centrum inactief bleef en verlaten. Het centrum hield op te bestaan toen het werd verkocht.

     

     

    44.  Watermolen van Hof  “Goet ten Broecke “ , Kapoenstraat 18  te Zulzeke-Kluisbergen. Het 1870 gedateerde bakstenen watermolenhuis, op de plaats van , en wellicht met constructieve

     

    45.  Hof “Goet ten Broecke” , Kapoenstraat 18 te Zulzeke-Kluisbergen.

     

     

    46.  De grote hoeve “Ten Broecke” is als site met walgrachten en voormalig foncier van de gelijknamige heerlijkheid, die minstens opklimt tot het derde kwart van de 16de eeuw, cultuurhistorisch een belangwekkende getuige voor de landelijke bewoningsgeschiedenis in de regio. (Ministrieel Besluit 14-07-2004)

     

    47.  De molen Ten Hotond staat langs de Zandstraat te Zulzeke, deelgemeente van Kluisbergen, waarvan sinds generaties enkel de stenen kuip overblijft en dienst doet als uitkijktoren. Een oriëntatietafel maakt je wegwijs bij de studie van het voor u liggende weidse panorama over Henegouwen en Oost-Vlaanderen. De molen staat op een hoogte van 140m boven de zeespiegel. De echte top van 150m ligt echter honderd meter verder oostwaarts in het bos. Insiders beweren dat men van op de uitkijktoren  tot 107 kerktorens kan waarnemen, uiteraard bij zeer uitgeklaard weer en een veldkijker is aangeraden..

     

     

     48.  Omer Wattez vóór zijn geboortehuis te Schorisse

    Geboortehuis (vroeger met huisnummer 25, nu 8) langs de Hofveldstraat te Schorisse. Omer werd hier geboren op 9 februari 1957 maar stief in St-Lambrechts-Woluwe op 26 maart 1935. Aan de muur hangt een plaket met de volgende tekst:”waer mijne wiege stond en ik mij mocht vermeien als kind, de jongensvreugd genieten ongestoord”  In 1890 werd door de Boekhandel J. Vuylsteke,Koestraat 15 te Gent zijn boekje uitgegeven”Een Hoekje van Zuid-Vlaanderen, Oudenaarde, Ronse en omstreken.” Omer Wattez schreef het boekje, dat slechts een 60-tal blz. telt, toen hij “Professor bij het Koninklijk Athenaeum van Doornik was.”. De tekeningen zijn van Arm. Heins. Te vermelden waard is het feit dat de woonhuizen met nr. 25 én 27 in de Hofveldstraat uit de 18de eeuw zijn en resten bevatten van het vroegere Margrietehospitaal dat in 1416 hier werd gesticht.(zo meldt de Gids voor Vlaanderen  Je zou het niet zeggen, maar…de beide woningen zijn beschermd bij K.B. 13.9.1976. In de jaren 60 deed de geboortewoning  zelfs dienst als jeugdlokaal.

    Even een bloemlezing uit het boekje.

    “Oostwaarts heeft men de hoogte van Mont de Rhodes. Gestadig biedt dit woud eene afwisseling van valleien, ravijnen, steile hoogten en onbeplante ruimten aan. Bij warmen zomerdag is het daar zoo frisch, zoo genoeglijk te vertoeven, een opwekkend lied te zingen of een gedicht te lezen. De wind blaast zacht in het loover. Millioenen kerfdiertjes snorren door de ruimte of  zetten zich op de bloemen neder. Op den grond, tusschen de denneboomen, ligt het rozig tapijt der heidebloemen uitgespreid, dat soms door het frissche groen der kraakbeziestruikjes ofhet sierlijk gebladerte der varens wordt afgewisseld. Links van den steenweg, nabij de plaats, waar wij hem verlieten, leidt een weg naar eene vallei, die, twee kilometers ver, naar Schoorisse toe, met haren waterloop het Bosch-te-Rijst bezoomt. Te midden van het Bosch ligt een vijver, die kratervormig met de heuvelen is omgeven. Een echt romantisch plekje. De beek bespoelt verder de gemeente Schoorisse, Maarke, Etichove, waar zij zich in de Schelde werpt.Haar dal is zeer aanlokkend en niet min dan zeven watermolens zal men op haren loop vinden.”

    Zo te zien geen literaire hoogstaande tekst. En… zo goed kende Omer de streek niet want hij schrijft dat de beek (de Maarkebeek) zich in Etichove in de Schelde werpt !Toch eigenaardig !

     

     49.  Dorpsplein van Mater (Oudenaarde)

    De parochiekerk, de St-Martinuskerk uit 1780, is een driebeukige classicistisch gebouw waarvan de toren zou geïnspireerd zijn op die van de vroegere abdijkerk van Ename. De oudste schilderij dateert van 1666 en stelt “De liefdadigheid van Sint-Martinus” voor. Het werk is van een zekere Simon de Pape. Twee kerkmeestersbanken  dateren van 1620. En dan is er nog het beeld dat Sint-Amelberga voorstelt. De legenden rond deze heilige zijn nauw verbonden met deze parochie. De meest gekende is de legende van de nog bestaande Amelbergabronnen. Jaarlijks hebben de Amelbergafeesten plaats met de gekende folkloristische stoet.

     

    50.   Protestantse woning in Maria Horebeke

    De tekening geeft 19de eeuws beeld.

    “In dit huis hielden de Evangelische Christenen hunne godsdienstige vergaderingen vóór 1795; eerst ’s nachts in ’t geheim; later, krachtens het tolerantie-edict  van 1783, ook des daags. Het huis had in den kelder een geheime schuilplaats, waar de predikant zich, in geval van overrompeling, kon verschuilen.(Zie De Bosgeuzen en de Vlaamse Olijfberg)

     

    51.  Het protestants kerkje te Etikhove, het oudste van Vlaanderen, daterend van vóór 1800.

    Dit gebouwtje, dat nu als woning is ingericht, kan je zien in de Nederholbeekstraat te Etikhove.

    We zijn in de 16de eeuw en leven onder het Spaans Bewind. Etikhove had toen een hervormde gemeenschap die deel uit maakte van de “Vlaamse olijfberg” die op zijn beurt in contact stond met de geloofsgenoten uit Zeeuws Vlaanderen en vooral uit Sas van Gent. Vooral dorpelingen ten oosten van de Schelde die beroofd werden van have en goed  gingen op de vlucht. Dit gebeurde vooral in de periode na de “beeldenstorm” van 1566. Het gebeurde dat de huisman vrouw en kinderen in een armzalige toestand achterliet. 13 uitwijkingen waren gekend.

    Toen Alexander Farnese, zoon van Margareta van Parma, de Zuidelijke Nederlanden veroverde (1585) volgden er harde tijden voor de “ketters”.  Sommigen gingen als vermomde ketters zelfs ter kerke in de parochie. Vanaf mei 1567 verlieten vele “hervormden” onze streek wegens de harde aanpak van Hertog van Alva. De dorpspastoors schrikten er toen niet voor terug om de namen van de “hervormden”  bij te houden zoals blijkt uit een lijst daterend van 1569 met de namen van:

    Adriana vanden Broucke

    Franciscus vander Donct cum uxore Andrea

    Lateurs

    J oannes Haustrate

    Petrus Haustrate fs. Petri

    Petrus de Haze

    Martinus Lammers

    Judocus van Malleghem fs. Anthonii

    Jacobus Mersschart fs. Jacobi

    Cristina vanden Nieuwenbuyse

    Jacobus vander Straeten

    Judocus vande Voorde cum uxore Joanna Schietcate. 

    In Etikhove en Sint-Maria-Horebeke was de familie Blommaert een vooraanstaande hervormde familie. Zie “Parenteel van Guilliam (Willem) Blommaert” Geni.

    Judocus (Joos) zoon van Gilles Blommaert geboren op 7 jli 1644 en was landman. De pastoor van Etikhove maakte op  10 juni 1686 in een verzoekschrift aan koning Karel II zijn beklag over de “verregaande stoutmoedigheid waarmee de Heriticquen in het dorp hun geloof beleden in zijn woning.

    Jacobus Blommaert (1720) was varend op zee en/of onvindbaar.

    Joos Blommaert was in ’t buitenland en onvindbaar.

    Judocua (Joos) zoon van Joos werd gedoopt op 16 juni 1687 te Sint-Maria-Horebeke en overleed op 26 februari 1733 te Zevergem. Hij was buitenpoorter in 1719 van de stad Aalst en was inwoner van Nukerke. Echtgenote was Joanna Van Helleputte.

    Etikhove 1613: in de woning van ene Andreas vanden Abeele werden samenkomsten gehouden in “conventicula” of beperkte kring. Op Pinksteren werd weer eens zo’n bijeenkomst opzettelijk verstoord en alle bijbels (toen verboden door de kerk) werden afgenomen. Zo meldde de pastoor. “… quod decanus ipso die Pentecostes per loci satellites turbavit, eripiens eos libros hereticos in aedibus Andreas vanden Abeele ...”

    In dat jaar vertrokken families naar Sas van Gent (in Holland).

    Aantal protestantse families in Etikhove:

    1660    aantal 1

    1670    aliqui

    1680    aantal 2  familie Abraham vande Vijvere en familie Petrus van Kerckhove

    1690    aantal 80  dus meer hervormden  “plurimi heret heritici…”

    1786    aantal 44 calvinisten

    Soms werden fondsen uit Nederland aangewend om de arme mensen hier in het zuiden uit de nood te helpen. En zoals het gezegde luidt “wiens brood men eet diens woord men spreekt!”   Gegevens ontleend van De Rammelaere

     

     

     52.  De oude kapel van Kerselare         

     Vertrek je vanaf de heuvelrug in Louise-Marie noordwaarts dan kom je na een lange afdaling in het dorp van Etikhove. Daar begin je de heel steile klim van de Ladeuze. Maar je kan eveneens de kasseistenen van de Eikenberg uittesten. Eens boven op de uitloper van onze getuigenheuvel, op een hoogte van 85m, wacht je een prachtig uitzicht op de heuvels. Eertijds, tot 1961 prijkte hier de kapel van O.L.V. van Kerselare in Edelare, een dorpje heel bekend door deze kapel en de bedevaarten er naar toe. Niet te vergeten, de fameuze “lekkies”.  De geschiedenis van de kapel vangt aan in 1452 toen de zus van de overleden pastoor Van Brackele een O.L.V.-beeldje plaatste in een oude kerselaar bovenop de Edelareberg, een bebost en onveilig oord. Hoeveel kinderen, ook nog van onze generatie, hebben met veel schrik in het hart, maar vol bewondering, die grote, verschrikkelijke krokodil in de gaten gehouden hoog boven de hoofden van de brave biddende lieden. Je wist toen nog niet met zekerheid of dat groene monster echt was of nep. En  toen, op dinsdag 21 februari 1961 had dé grote ramp plaats. Rond 17u45 merkten voorbijgangers rook uit het dak opstijgen…De grote krokodil die er iets meer dan 100 jaar boven de hoofden hing verdween in het vuur. Van de kapel bleef niets meer overeind. Voor veel meer details zie de brochures “De geschiedenis van O.L.V. van Kerselare.”

    Mensen met veel tijd maken hier prachtige wandelingen met rondom rond een mooi uitzicht op het golvende landschap.

     

     53.  “Het Schaliënhof te Maarke-Kerkem, Hasselstraat 18-20 te Maarke-Kerkem, werd beschermd, overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten, gewijzigd bij de decreten van 18 december 1992, 22 februari 1995, 22 december 1995, 8 december 1998, 18 mei 1999, 7 december 2001 en 21 november 2003. Het hof wordt als monument erkend wegens de artistieke en historische waarde. De hoeve werd gebouwd in 1840 op een site die merkelijk ouder is. Het is een representatief voorbeeld van een typisch rijke vierkantshoeve met herenhuis, bediendewoning, nutsruimten, schuur en stallingen uit het midden van de 19de eeuw. Het erf werd gekasseid. De volledige hoeve bleef bijna intact bewaard zowel naar exterieur (neoclassicistisch) als naar interieur en is daarom representatief voor de landelijke architectuur in de eerste helft van de 19de eeuw en voor het zuiden van de provincie.”

     

     

     

    54.   Huisje waar Lea Baert haar tapijtjes weefde.

    Zoals vele gemeenten bezit Maarkedal een resem belangrijke figuren. Eentje werd in de tijd na de fusie van de gemeenten vergeten; namelijk Lea Baert. Ze werd geboren op 4 november 1911 en overleed onverwachts op 30 augustus 1994.  Ze woonde tot de laatste levensdag in haar nederig huisje langs de Berkenstraat nr 1 in Ethikove. Tijdens haar leven had ze het niet te breed vooral niet na de scheiding van haar man. Gelukkig werd ze opgemerkt door Elisabeth de Saedeleer, bekend om haar handweefkunst. Was het om haar handigheid, geduld, toewijding, kunstzinnigheid of louter om den brode dat ze werd aangeworven om kleurrijke tapijten te weven in opdracht van Elisabeth ? Vele jaren was ze werkzaam in het atelier langs de Bossenaer. Daar werd een klein fabriekje bebouwd, een gebouwtje typisch van vorm met een zaagtanddak, zoals er in Ronse honderden stonden. Enkele vrouwen en mannen waren hier druk in de weer om de ideeën van de kunstenares uit te voeren. Lea was zelfs zo onderlegd in het weven dat ze meermaals met Elisabeth meereisde naar Brussel om daar haar tapijtweefkunst aan het brede publiek bekend te maken.

    Na zekere tijd werd de activiteit in het atelier in Etikhove stopgezet. Lea kreeg echter haar houten weefgetouwtje mee naar haar huisje waar het aan het raam werd neergepoot. Wat verderop stond een rek met de kleurrijke klossen wollen draad. De voordeur gaf uit in de voorplaats. Haar Leuvense stoof en tafel stonden in dezelfde plaats waar ze werkte, kookte, at en rustte. Slapen deed ze boven. Bij goed weer kon je vanuit de deuropening al de bewegingen van haar vlijtige handen en voeten gadeslaan. De handigheid waarmee ze de spoel met kleurrijke draad door de ketting stak, aanspande, de doffe  klop van de kam, de hefboom met de voeten, van links naar rechts, van rechts naar links, steeds dezelfde stereotype bewegingen, onvermoeibaar, uren en uren aan een stuk, tot verbazing van elke buurbewoner en voorbijganger. Zo heeft ze nog jaren gewerkt, eerst in opdracht van Elisabeth de Saedeleer, later voor haar plezier of voor vrienden en kennissen om haar karig pensioentje aan te vullen.

    Belangrijke opdracht. Elisabeth kreeg een belangrijke bestelling van dikke wollen tapijten , zwart van kleur, voor een grote tentoonstelling in het kunstatelier van Veranneman in Kruishoutem. Een groot deel van het werk werd geleverd door Lea.

    Volksvrouw. “Het was een volksmens, ze ging zelfs koken op plechtige communiefeesten of op een of ander trouwfeest die toen, zoals gebruikelijk, in een of andere parochiezaal of danszaal van een staminee plaats had. En voor de buren die haar goed kenden was ze “een brave ziele”.

    Op het laatste van haar leven, als ze de trap niet meer op kon, heeft ze haar bed laten in de voorplaats zetten. En het houten weefgetouwtje? Dat is verkocht aan een modeontwerpster die in Etikhove woonde. Haar doodsprentje vermeldt heel plastisch haar dood ; “als een brekende draad, zo eindigde plots haar leven…”

     

     55.  Watermolen “Ter Borchmolen”

    Deze watermolen ligt langs de Maarkebeek in een mooie landelijk gebied van de deelgemeente Maarke-Kerkem. Het fraaie woonhuis dateert uit het begin van de 17de eeuw. Sinds 1980 is het domein prachtig gerestaureerd.

    Maarke vormde met Ter Borcht een heerlijkheid onder het administratief en juridisch bestuur van een baljuw en een schepenbank. (W.P.V.)

    56.  Oud boerenhuisje uit leem en stro uit de 17de eeuw waar kunstschilder De Saedeleer geruime tijd verbleef. De eigenaar, de h; Thienpont schonk het aan het Openluchtmuseum van Bokrijk: een stukje Etikhove staat er vereeuwigd. (uit Maarkedal een vierklaver door A. Van Nieuwenhuyze)

     

     

     

     

    02-12-2005 om 00:00 geschreven door Hedwig

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per maand
  • 10-2023
  • 01-2022
  • 12-2014
  • 12-2005

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Blog als favoriet !

    Foto

    Foto

    Startpagina !

    Gastenboek
  • Van harte welkom medeblogger
  • Groetjes
  • Goeie morgen
  • Prettige lente woensdag
  • Hallo medeblogvriend(en)

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek



    Categorieën

    Hoofdpunten blog Nukerke
  • KAARTEN
  • De negenkoten in Nukerke
  • In Louise-Marie
  • OUDE WOONSTEN
  • HOEVEN
  • Groene monumenten
  • Gebouwen
  • Dorpskern
  • Molens
  • Voorwoord
  • Nukerke, aan de voet van een pracht van een getuigenheuvel.
  • Vanaf het Oostenrijks Bewind
  • Opkomst van het protestantisme (vervolg)
  • Het Nederlands Bewind (1815-1830)
  • Naar de 20ste eeuw
  • Perikelen over de Tweede Wereldoorlog
  • Schilderspalet
  • Wapenschild van Nukerke
  • 1.Oud-gemeentehuis te Nukerke
  • 4.De snibbemolen
  • 3.Hospice
  • 2.Oude dorpskom
  • 5. Windmolen ten Kruissens
  • 6. Windmolen Ten Hengst
  • 7. Oud-schoolhuis
  • En nog een van de negenkoten
  • 8. Oud hoevetje
  • 9. Gesloten vierkanthoeve
  • 10. Windmolen ter Slepe
  • 11. Kerk te Nukerke
  • 12. Binnenzicht van de kerk
  • 14. Windmolen Ter Geynst
  • 13. Herenwoning te Louise-Marie
  • 15.Kerktoren te Nukerke
  • 16. Louise-Marie - woonhuis
  • 17. Kerk La Salette
  • 18. Huidig dorpszicht
  • 19.Molen ten Hotond
  • 20. De Keizerrei
  • 23. De Paepscheure in Zulzeke
  • 22. Klooster te Nukerke
  • 21- Kerkje van Melden
  • 24. Tijdelijk verblijf van Hugo Claus
  • 25. Leo Piron
  • 26. Watermolen Ten Meulebroecke
  • 't Zeitje
  • 70. Woning van Elodie
  • 45. Watermolensite
  • 75. Een routehuisje in Etikhove
  • 33b. Huisjes van de negenkoten

    Hoofdpunten blog Nukerke
  • KAARTEN
  • De negenkoten in Nukerke
  • In Louise-Marie
  • OUDE WOONSTEN
  • HOEVEN
  • Groene monumenten
  • Gebouwen
  • Dorpskern
  • Molens
  • Voorwoord
  • Nukerke, aan de voet van een pracht van een getuigenheuvel.
  • Vanaf het Oostenrijks Bewind
  • Opkomst van het protestantisme (vervolg)
  • Het Nederlands Bewind (1815-1830)
  • Naar de 20ste eeuw
  • Perikelen over de Tweede Wereldoorlog
  • Schilderspalet
  • Wapenschild van Nukerke
  • 1.Oud-gemeentehuis te Nukerke
  • 4.De snibbemolen
  • 3.Hospice
  • 2.Oude dorpskom
  • 5. Windmolen ten Kruissens
  • 6. Windmolen Ten Hengst
  • 7. Oud-schoolhuis
  • En nog een van de negenkoten
  • 8. Oud hoevetje
  • 9. Gesloten vierkanthoeve
  • 10. Windmolen ter Slepe
  • 11. Kerk te Nukerke
  • 12. Binnenzicht van de kerk
  • 14. Windmolen Ter Geynst
  • 13. Herenwoning te Louise-Marie
  • 15.Kerktoren te Nukerke
  • 16. Louise-Marie - woonhuis
  • 17. Kerk La Salette
  • 18. Huidig dorpszicht
  • 19.Molen ten Hotond
  • 20. De Keizerrei
  • 23. De Paepscheure in Zulzeke
  • 22. Klooster te Nukerke
  • 21- Kerkje van Melden
  • 24. Tijdelijk verblijf van Hugo Claus
  • 25. Leo Piron
  • 26. Watermolen Ten Meulebroecke
  • 't Zeitje
  • 70. Woning van Elodie
  • 45. Watermolensite
  • 75. Een routehuisje in Etikhove
  • 33b. Huisjes van de negenkoten
  • 33a. De negenkoten
  • 33. De negenkoten
  • 32. De oude steenweg
  • 31. Hospice en St-Vincentius
  • 3O. De spoorwegtunnel
  • 29. Aan 't lindeke
  • 28. De laatste suisse in de kerk te Nukerke
  • 27. Veldkapelletje langs de Weitstraat
  • 39. Ingang tot het Muziekbos in Louise-Marie
  • 38. Woning van de familie Van Malleghem


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!