Tijdens één van deze laatste zomerdagen ben ik eens met de tram naar Mortsel gereden en zijn de hond en ik in Fort IV aan de wandel geweest. Het was prachtig weer. Het zonnetje scheen lekker en het was er adembenemend mooi. Zo weer iets heel anders dan het afgeborstelde stadspark, wat zeker zijn charmes heeft, maar in het Fort is de min of meer ongebreidelde natuur nog aanwezig. Er moeten daar vroeger korenvelden geweest zijn, want er was een schat aan veldbloemen, zoals witte margrieten, rode klaprozen en blauwe korenbloemen. Het bestaat dus nog, ongerepte natuur. Op een kwartiertje rijden met de tram vanuit het centrum van Antwerpen.
Er waren maar weinig wandelaars. Een enkele hondenliefhebber die er ook met zijn beestje genoot. Er was een jonge man die stokken voor zijn hond in het water smeet en op mijn verzoek mocht Chiara mee zwemmen. Ik waagde mij niet aan de rand van het water, want de helling naar beneden was diep, steil en glibberig. Het werd een plezierig kwartiertje; moe maar tevreden liep er een kletsnatte Chiara naast me. Dat was nog eens wat anders dan haar voorzichtig pootjebaden in de fontein op de Lange Wapper.
Het fort lag er maar verlaten bij. Overblijfsel van de oorlog. Ik heb onlangs vernomen dat mijn grootvader daar nog gelegerd zou zijn geweest en sindsdien ben ik geïnteresseerd in de geschiedenis van dit Fort. En al speurende naar die geschiedenis, word ik ondertussen ook een stukje wijzer over de geschiedenis van Antwerpen.
De bijnaam van de inwoners van Antwerpen kent iedereen: de Sinjorenstad staat bekend om zijn Sinjoren.
Sinjoren komt eigenlijk van het Spaanse woord señor, want Antwerpen was vroeger één van de meest Spaans aandoende steden. Het was de schrijver Brederode die de inwoners van Antwerpen spottend "señoren" noemde, omdat ze zich zo kleurrijk in de Spaanse stijl kleedden en zich net zo arrogant gedroegen als de Spanjaarden die ooit onze Lage Landen bezetten. Antwerpen werd door de Spanjaarden gezien als een ketterbolwerk. Er leefden lutheranen, wederdopers en calvinisten. Regelmatig werden er ketters verbrand.
Enkele belangrijke gebouwen zoals het stadhuis, de beurs, de kathedraal , de kerk Carolus Borromeus en het Rubenshuis zijn stille getuigen van deze Spaanse overheersing. De kathedraal, "De Vrouwe Cerck", is de grootste gotische kathedraal van De Nederlanden. Met de bouw werd begonnen in 1352 en pas na 170 jaar, in 1521 was het kunstwerk eindelijk afgewerkt. De Antwerpse beurs is waarschijnlijkste de oudste beurs van de wereld en het stadhuis is één van de mooiste gebouwen van de Lage Landen. De eerste steen van dit statige renaissancegebouw werd gelegd in 1561 en het was 4 jaar later al af.
De Lage Landen waren in die tijd een samenraapsel van zelfstandige gewesten die onder Karel de Vijfde een eenheid probeerde te worden. Natuurlijk moest dit gebied ook verdedigd kunnen worden tegen de altijd aanwezige vijandelijke troepen van de omringende landen. Daarom besloot men een vesting te bouwen: de zogenaamde Spaanse Omwalling.
Men begon er aan in 1542 en het waren vooral de vrouwen die het zware werk moesten doen. Zij kregen 2 stuivers per dag om de aarde aan te dragen. Ook toen al werden de vrouwen onderbetaald. De Spaanse omwalling lag waar nu "de Leien" zijn.
Enfin, ik sla nu een paar eeuwen over en ik beland in 1830. Belgie werd onafhankelijk en men besliste enkele jaren later dat er een nieuwe en betere verdedigingsgordel rond Antwerpen moest komen. De bouw van de Fortengordel begon. De afstand tussen de acht forten bedroeg ongeveer 2000 meter en zij lagen enkele kilometers verder van de Spaanse Omwalling. Tussen deze Fortengordel en de Grote Omwalling bevond zich het Verschanst Kamp waarin het Belgisch veldleger veilig kon bivakkeren. De forten moesten verhinderen dat Antwerpen onmogelijk gebombardeerd kon worden. In 1859 werd het plan goedgekeurd. Jaja, hadden die heren de vijand even onderschat!
Op 4 augustus 1914 vielen de Duitsers België binnen en bleken de Forten niet bestand tegen het brute oorlogsgeweld. Op 8 oktober werden de forten totaal vernietigd. Noch de betonconstructies, noch de pantserkoepels waren bestand tegen het zware artillerievuur waarover de Duitsers beschikten. Fort 4 kreeg een voltreffer en in paniek vluchtte het garnizoen naar veiliger oorden.
Aan zijn lot overgelaten moest Antwerpen op 10 oktober capituleren.
Ik zat op een bankje tegenover de poorten van het Fort, tussen de witte margrieten, de rode klaprozen en de blauwe margrieten. Te mijmeren. Mijn grootvader moet het overleefd hebben, anders had ik hier nu niet gezeten.
|