Het is de eerste zondag van de lentemaand Maart 2006. Van de lente is nog weinig te bespeuren. Integendeel, Antwerpen is bedekt door een laagje witte, vochtige sneeuw. Af en toe breken fijne zonnestralen door de grijze wolkenmassa heen en toveren een prachtig licht over de versgevallen sneeuw, die nog ongerept voor mij ligt. Geroepen door de zon, door het gebeier van de kerkklokken en min of meer gedwongen door de smekende ogen van mijn labrador, dwaal ik op deze ijle zondagmorgen door de nog halfslapende straten. Een vroege tram sliert door de rails en een enkele auto rijdt voorzichtig over het gladde wegdek. Er hangt een serene sfeer in het anders zo drukke stadscentrum. Brabo, eveneens bedekt door een wit laagje, wordt bewonderd door een kleine groep kwetterende Japanners, en het stadhuis met zijn nu stilhangende vlaggen, nat en zwaar van de sneeuw, kijkt roerloos toe. De personen die gewoonlijk "het schoon verdiep" bevolken, zijn thuisgebleven en genieten waarschijnlijk van lekker lang uitslapen en van het smullen van de verse pistolets. Als vanzelfsprekend voeren mijn voeten mij naar de Schelde. De stroom ligt er verlaten en grauw bij, maar toch boeit ze mij, zoals altijd. De speciale geur van het water dat stil tegen de kademuur klotst, het geschreeuw van de enkele meeuwen, een aak die zachtjes ronkend voorbijglijdt, ze maken deel uit van het schilderij, nu een winterlandschap, dat Antwerpen, stad aan de stroom, zo uniek maakt. Voorbij de bocht, daar waar het Sint Annekensstrand begint, hangen verschrikkelijk zware wolken die dreigend op me afkomen. Op de Vaartplaats staan een paar kraampjes met moedige marktkramers die tegen beter weten in, hun waar te koop stellen. Troosteloos liggen oude boeken uitgestald, naast antieke zilveren lepeltjes en een morsige lampetkan. Een marktkramer blaast in zijn handen die blauw van de kou zien, maar hij knipoogt naar me en zegt: "Awel, madammeke, dat is speciaal voor U hè, dat ik hier ben. Zo´n beetje sneeuw houdt mij niet tegen." Ik glimlach terug, maar ik ben niet in de stemming om tussen oude boeken te snollen of er iets van mijn gading tussen zit. De periode in mijn leven dat ik er plezier in had om zilveren lepeltjes te verzamelen en te poetsen, ligt al ver in het verleden. Vorig jaar heb ik mijn huis en have van de hand gedaan. Ik had er ineens genoeg van. Ik wilde de laatste periode van mijn leven niet doorbrengen met het poetsen van een huis en voorwerpen die je toch niet mee kunt nemen naar die andere wereld. Een mens komt naakt en zonder bezit op de wereld. Als oudere mens verlaat je die wereld weer, en, zoals de volksmond zegt, "in een doodshemd zitten geen zakken." Ik beklim de trappen naar het Zuiderterras en ik geniet van de stilte die er heerst. Alleen de trippelende pootjes van de Klaartje verbreken de stilte, maar het klinkt me als muziek in de oren. Op een bankje zit, jawel, zelfs op deze koude ochtend, een koppeltje te vrijen. Opgeschrikt door het gesnuffel van de hond, kijken ze wat schuldbewust, maar ook ietwat verstoord naar de vrouw die met haar hond, hun romantisch moment komt verstoren. Ik zeg : "Doe maar voort, kinderen, geniet er van...", en ik denk aan mijn tijd van vroeger. De eerste kus, de eerste streling, de eerste liefdesverklaring, ach, dat zijn toch momenten die je nooit meer vergeet. Het is grappig dat in deze veranderende wereld, er toch altijd één ding onveranderd blijft. De liefde duikt nog altijd op, tussen alle bedrijvigheid heen. De liefde vangt mensen en laat ze hun lot volgen. Door die vreemde emotie die de mens "liefde" noemt, komen mannen en vrouwen in situaties terecht die ze niet hadden kunnen voorzien! Op deze vredige, besneeuwde zondagmorgen bekijk ik het stukje Antwerpen dat aan mijn voeten ligt. Ik bewonder de zachtronde contouren van de Sint Andrieskerk die zich tegen de grijze wolkenlucht aftekenen. Waarschijnlijk wordt daar straks een mis opgedragen voor de luttele gelovigen die ´s Zondags nog ter kerke gaan..... Ik beleef mijn mis hier, buiten, in de bijtende kou, en ik verklaar mijn liefde aan deze stad. Een liefde, die net zoals de liefde tussen twee mensen, niet te verklaren is!
Marijcke, gemijmerd 6 Maart 2006.
|